NEW YORK – Ondanks het gegons over klimaatactie bij de ontmoeting van het Wereld Economisch Forum in Davos dit jaar zijn de huidige vooruitzichten van de wereld op het gebied van milieu somber. Er zijn drie obstakels: de ontkenning van klimaatverandering, de economische aspecten van het terugdringen de uitstoot van broeikasgassen, en de politiek rond het mitigatiebeleid, die hogelijk regressief neigt te zijn.
Volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change moet de mondiale uitstoot van carbondioxide in 2030 met 45% zijn gereduceerd in vergelijking tot de niveaus van 2010, en dan geheel geëlimineerd in 2050, om zelfs maar een redelijke kans te maken om de opwarming van de aarde 1,5℃ beneden pre-industriële niveaus te houden. 'We moeten snel scoren' zo waarschuwt het VN-Milieuprogramma in haar laatste Emissions Gap Report, 'of het doel van 1,5℃ uit het akkoord van Parijs komt buiten ons bereik te liggen.'
En dat is een understatement. Zelfs wanneer de huidige Nationally Determined Contributions (NDCs) onder het Parijs-akkoord gehaald worden zal de uitstoot in 2030 38% hoger liggen dan gewenst. De gemiddelde mondiale temperatuur zal dan op koers liggen om met een rampzalige 2,9-3,4℃ graden te stijgen tegen 2100, met voortdurende stijgingen daarna. De NDC-doelstellingen zouden alleen al ruwweg verdriedubbeld moeten worden om de opwarming onder de 2℃ te houden en vervijfvoudigd om het doel van 1,5℃ te halen.
Dat gaat niet gebeuren. Het enige moment in de recente geschiedenis dat het eruit zag alsof de CO₂-uitstoot een plafond zou bereiken was van 2014-2016 als gevolg van een zwakke mondiale groei. Volgens het Global Carbon Project is de uitstoot hierna weer toegenomen met 2,7% in 2018 en 0,6% in 2019. Wat de zaken nog verergert is dat de VN-Klimaatconferentie (COP25) in december 2019 een armetierige mislukking was die niet resulteerde in nieuwe klimaatbeloften of duidelijke intentieverklaringen voor de COP26-top in Glasgow dit jaar.
Waarom is de mensheid zo onwillig zichzelf te redden? Ten eerste accepteren veel mensen de voorspellingen van klimaatwetenschappers simpelweg niet. Maar ontkenning is van de drie belangrijkste obstakels de minst ernstige. Er zal altijd een minderheid bestaan voor wie feiten en logica onwelkome afleidingen zijn. Toch moet zelfs president van de VS Donald Trump zich inmiddels realiseren dat klimaatverandering de toekomstige levensvatbaarheid en winstgevendheid van Mar-a-Lago gaat ondermijnen.
Terwijl de reële kosten van door het klimaat aangezwengelde rampen zich verder opstapelen zal ontkenning steeds minder een probleem worden. Een enquête van Yale University uit november 2019 vindt zelfs dat al 62% van de geregistreerde stemmers in de Verenigde Staten een president zou steunen die 'opwarming van de aarde tot een nationale ramp zou verklaren als het Congres geen actie onderneemt.'
De tweede grote uitdaging is dat de uitstoot van broeikasgassen de mondiale economische externaliteit bij uitstek is. Klimaatverandering respecteert geen grenzen; broeikasgassen die waar ook worden uitgestoten zullen uiteindelijk op iedereen invloed hebben. Dat betekent dat er een enorm free-riderprobleem is. Onder de huidige omstandigheden zal het altijd individueel rationeel zijn om anderen hun uitstoot te laten terugdringen in plaats van het zelf te doen. De enige manier om dit probleem te corrigeren is door collectieve rationaliteit of verlicht eigenbelang. Maar gegeven de huidige staat van het multilateralisme is de verwachting van een waarlijk mondiale inspanning in het najagen van het algemeen belang moeilijk waar te maken.
Het derde obstakel is dat effectief beleid om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren de armen disproportioneel raakt (zowel wereldwijd als binnen landen zelf). Het internationaal Monetair Fonds berekende onlangs dat de huidige effectieve wereldprijs van CO₂-uitstoot maar 2 dollar per ton bedraagt. De opwarming van de planeet onder de 2℃ houden echter zou in 2030 een gemiddelde effectieve prijs van 75 dollar per ton vereisen.
Ik ben het eens met Harvard-econoom Kenneth Rogoff dat een uniforme mondiale koolstofuitstootbelasting waarschijnlijk de beste oplossing voor de klimaatuitdaging is, ten minste vanuit milieuperspectief. Maar met zo een belasting in werking zouden de gemiddelde elektriciteitsprijzen per huishouden de komende tien jaar cumulatief met 45% stijgen en de benzineprijzen met 15%. Daarom zouden fiscale mechanismen voor herverdeling zelfs binnen rijke landen moeilijk te beheersen zijn, zoals de Franse regering ondervond nadat ze in 2018 een bescheiden brandstofbelasting oplegde. Nog erger is dat de meeste geavanceerde landen hun effectieve redistributieve fiscale mechanismen sinds de jaren tachtig bij het oud vuil hebben gezet.
Bovendien zou de grootste redistributieve last van een mondiale koolstofbelasting disproportioneel rusten op arme landen die hopen de komende decennia een snelle ontwikkeling door te maken. Rond de 570 miljoen mensen in Sub-Sahara-Afrika alleen al hebben geen toegang tot basale elektriciteit; mondiaal ligt dat getal tegen de 1,2 miljard.
Het is nodeloos te zeggen dat de zeer achterstallige groei in ontwikkelende en opkomende economieën enorme toenames in de energieconsumptie en uitstoot van broeikasgassen zal brengen. In India, China, en veel andere landen zullen waarschijnlijk nog vele jaren kolencentrales gebouwd worden. Schone en hernieuwbare energie uit zon en wind zal fossiele brandstoffen in deze landen complementeren en niet vervangen. Ondanks de grote stappen in batterijtechnologie impliceren de continuïteitsproblemen geassocieerd met wind- en zonne-energie een voortdurende rol voor fossiele brandstoffen en atoomenergie.
Neem India dat verantwoordelijk is voor 7% van de jaarlijkse wereldwijde broeikasgas-uitstoot wat het de op drie na grootste uitstoter ter wereld maakt na China (27%), de VS (15%), en de Europese Unie (10%). En dit is ondanks het feit dat de per capita energieconsumptie in India rond een tiende van die van Amerika ligt. En zelfs wanneer dat getal in 2030 verdubbelt zal het nog steeds maar de helft van dat van China in 2015 zijn.
Landen zoals India en die in Sub-Sahara-Afrika gaan hun economische ontwikkeling niet opofferen alleen omwille de terugdringing van uitstoot. De manier om deze cirkel te doorbreken is om financiële hulp uit te breiden naar ontwikkelings- en opkomende landen die een onvermijdelijk energie-intensieve ontwikkeling doormaken, zodat ze het zich kunnen veroorloven om de broeikasgas-externaliteit te internaliseren door een afdoende scherpe belasting op uitstoot.
Helaas zijn duurzame grootschalige internationale hulpprogramma's zeer impopulair. En omdat binnenlandse fiscale solidariteit al veelgevraagd is lijkt internationale fiscale solidariteit kansloos. Tenzij en tot dit verandert zal de existentiële crisis die we zelf veroorzaakt hebben alleen maar verdiepen.
NEW YORK – Ondanks het gegons over klimaatactie bij de ontmoeting van het Wereld Economisch Forum in Davos dit jaar zijn de huidige vooruitzichten van de wereld op het gebied van milieu somber. Er zijn drie obstakels: de ontkenning van klimaatverandering, de economische aspecten van het terugdringen de uitstoot van broeikasgassen, en de politiek rond het mitigatiebeleid, die hogelijk regressief neigt te zijn.
Volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change moet de mondiale uitstoot van carbondioxide in 2030 met 45% zijn gereduceerd in vergelijking tot de niveaus van 2010, en dan geheel geëlimineerd in 2050, om zelfs maar een redelijke kans te maken om de opwarming van de aarde 1,5℃ beneden pre-industriële niveaus te houden. 'We moeten snel scoren' zo waarschuwt het VN-Milieuprogramma in haar laatste Emissions Gap Report, 'of het doel van 1,5℃ uit het akkoord van Parijs komt buiten ons bereik te liggen.'
En dat is een understatement. Zelfs wanneer de huidige Nationally Determined Contributions (NDCs) onder het Parijs-akkoord gehaald worden zal de uitstoot in 2030 38% hoger liggen dan gewenst. De gemiddelde mondiale temperatuur zal dan op koers liggen om met een rampzalige 2,9-3,4℃ graden te stijgen tegen 2100, met voortdurende stijgingen daarna. De NDC-doelstellingen zouden alleen al ruwweg verdriedubbeld moeten worden om de opwarming onder de 2℃ te houden en vervijfvoudigd om het doel van 1,5℃ te halen.
Dat gaat niet gebeuren. Het enige moment in de recente geschiedenis dat het eruit zag alsof de CO₂-uitstoot een plafond zou bereiken was van 2014-2016 als gevolg van een zwakke mondiale groei. Volgens het Global Carbon Project is de uitstoot hierna weer toegenomen met 2,7% in 2018 en 0,6% in 2019. Wat de zaken nog verergert is dat de VN-Klimaatconferentie (COP25) in december 2019 een armetierige mislukking was die niet resulteerde in nieuwe klimaatbeloften of duidelijke intentieverklaringen voor de COP26-top in Glasgow dit jaar.
Waarom is de mensheid zo onwillig zichzelf te redden? Ten eerste accepteren veel mensen de voorspellingen van klimaatwetenschappers simpelweg niet. Maar ontkenning is van de drie belangrijkste obstakels de minst ernstige. Er zal altijd een minderheid bestaan voor wie feiten en logica onwelkome afleidingen zijn. Toch moet zelfs president van de VS Donald Trump zich inmiddels realiseren dat klimaatverandering de toekomstige levensvatbaarheid en winstgevendheid van Mar-a-Lago gaat ondermijnen.
Terwijl de reële kosten van door het klimaat aangezwengelde rampen zich verder opstapelen zal ontkenning steeds minder een probleem worden. Een enquête van Yale University uit november 2019 vindt zelfs dat al 62% van de geregistreerde stemmers in de Verenigde Staten een president zou steunen die 'opwarming van de aarde tot een nationale ramp zou verklaren als het Congres geen actie onderneemt.'
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
De tweede grote uitdaging is dat de uitstoot van broeikasgassen de mondiale economische externaliteit bij uitstek is. Klimaatverandering respecteert geen grenzen; broeikasgassen die waar ook worden uitgestoten zullen uiteindelijk op iedereen invloed hebben. Dat betekent dat er een enorm free-riderprobleem is. Onder de huidige omstandigheden zal het altijd individueel rationeel zijn om anderen hun uitstoot te laten terugdringen in plaats van het zelf te doen. De enige manier om dit probleem te corrigeren is door collectieve rationaliteit of verlicht eigenbelang. Maar gegeven de huidige staat van het multilateralisme is de verwachting van een waarlijk mondiale inspanning in het najagen van het algemeen belang moeilijk waar te maken.
Het derde obstakel is dat effectief beleid om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren de armen disproportioneel raakt (zowel wereldwijd als binnen landen zelf). Het internationaal Monetair Fonds berekende onlangs dat de huidige effectieve wereldprijs van CO₂-uitstoot maar 2 dollar per ton bedraagt. De opwarming van de planeet onder de 2℃ houden echter zou in 2030 een gemiddelde effectieve prijs van 75 dollar per ton vereisen.
Ik ben het eens met Harvard-econoom Kenneth Rogoff dat een uniforme mondiale koolstofuitstootbelasting waarschijnlijk de beste oplossing voor de klimaatuitdaging is, ten minste vanuit milieuperspectief. Maar met zo een belasting in werking zouden de gemiddelde elektriciteitsprijzen per huishouden de komende tien jaar cumulatief met 45% stijgen en de benzineprijzen met 15%. Daarom zouden fiscale mechanismen voor herverdeling zelfs binnen rijke landen moeilijk te beheersen zijn, zoals de Franse regering ondervond nadat ze in 2018 een bescheiden brandstofbelasting oplegde. Nog erger is dat de meeste geavanceerde landen hun effectieve redistributieve fiscale mechanismen sinds de jaren tachtig bij het oud vuil hebben gezet.
Bovendien zou de grootste redistributieve last van een mondiale koolstofbelasting disproportioneel rusten op arme landen die hopen de komende decennia een snelle ontwikkeling door te maken. Rond de 570 miljoen mensen in Sub-Sahara-Afrika alleen al hebben geen toegang tot basale elektriciteit; mondiaal ligt dat getal tegen de 1,2 miljard.
Het is nodeloos te zeggen dat de zeer achterstallige groei in ontwikkelende en opkomende economieën enorme toenames in de energieconsumptie en uitstoot van broeikasgassen zal brengen. In India, China, en veel andere landen zullen waarschijnlijk nog vele jaren kolencentrales gebouwd worden. Schone en hernieuwbare energie uit zon en wind zal fossiele brandstoffen in deze landen complementeren en niet vervangen. Ondanks de grote stappen in batterijtechnologie impliceren de continuïteitsproblemen geassocieerd met wind- en zonne-energie een voortdurende rol voor fossiele brandstoffen en atoomenergie.
Neem India dat verantwoordelijk is voor 7% van de jaarlijkse wereldwijde broeikasgas-uitstoot wat het de op drie na grootste uitstoter ter wereld maakt na China (27%), de VS (15%), en de Europese Unie (10%). En dit is ondanks het feit dat de per capita energieconsumptie in India rond een tiende van die van Amerika ligt. En zelfs wanneer dat getal in 2030 verdubbelt zal het nog steeds maar de helft van dat van China in 2015 zijn.
Landen zoals India en die in Sub-Sahara-Afrika gaan hun economische ontwikkeling niet opofferen alleen omwille de terugdringing van uitstoot. De manier om deze cirkel te doorbreken is om financiële hulp uit te breiden naar ontwikkelings- en opkomende landen die een onvermijdelijk energie-intensieve ontwikkeling doormaken, zodat ze het zich kunnen veroorloven om de broeikasgas-externaliteit te internaliseren door een afdoende scherpe belasting op uitstoot.
Helaas zijn duurzame grootschalige internationale hulpprogramma's zeer impopulair. En omdat binnenlandse fiscale solidariteit al veelgevraagd is lijkt internationale fiscale solidariteit kansloos. Tenzij en tot dit verandert zal de existentiële crisis die we zelf veroorzaakt hebben alleen maar verdiepen.