mottley4_RIJASOLOAFP via Getty Images_madagascarflooding Rija Solo/AFP via Getty Images

Wat klimaatgevoelige ontwikkelingslanden nu nodig hebben

BRIDGETOWN/ABUJA – Een ongekend groot en destructief probleem als de klimaatverandering vraagt om gedurfd nieuw denken en dringende actie. Maar sinds de COVID-19-pandemie en de Russische inval in Oekraïne domineren geopolitieke spanningen de mondiale agenda, waardoor collectieve inspanningen om deze existentiële uitdaging aan te pakken worden belemmerd.

Anticiperend op wat hun landen te wachten stond, kwamen de Afrikaanse ministers van Financiën tijdens de pandemie bijeen om op te roepen tot een stimuleringspakket van honderd miljard dollar om de schok op te vangen. Vier jaar later zijn de netto financiële stromen naar ontwikkelingslanden echter negatief geworden – wat betekent dat er meer geld wordt uitbetaald aan kredietverstrekkers in voornamelijk rijke landen dan er binnenkomt – als gevolg van de stijgende kosten van de schuldendienst, de hogere rentetarieven en het gebrek aan aanvullende externe financieringsopties. Het is nu van cruciaal belang dat bestaande toezeggingen – zoals het  EU-Africa Global Gateway Investment Package van 150 miljard euro – volledig worden uitgevoerd om Afrikaanse landen te steunen.

De Amerikaanse president Joe Biden en de Keniaanse president William Ruto erkenden deze uitdagingen in hun Nairobi-Washington Vision-verklaring van vorige maand, toen ze toezegden ervoor te zorgen dat ‘landen met hoge ambities niet hoeven te kiezen tussen het aflossen van hun schulden en het doen van de nodige investeringen in hun toekomst.’ De regering-Biden erkent dat positieve netto financiële stromen van cruciaal belang zijn om landen te ondersteunen bij het aanpakken van de klimaatcrisis en het opbouwen van koolstofarme energiesystemen.

Zoals de secretaris-generaal van de VN, António Guterres ons onlangs in herinnering bracht, is er een kans van tachtig procent dat de gemiddelde temperatuur wereldwijd in ten minste één van de komende vijf jaren tijdelijk met ruim 1,5° Celsius boven het pre-industriële niveau zal stijgen. De strijd om de opwarming van de aarde onder de drempelwaarde van het klimaatverdrag van Parijs te houden, zal in dit decennium worden gewonnen of verloren. De noodzakelijke investeringen en innovatie moeten nu plaatsvinden.

Landen als Nigeria en Sierra Leone ontwikkelen groene groeiplannen en lanceren investeringspakketten, gericht op hernieuwbare energie en klimaatbestendige infrastructuur, en Barbados heeft net zijn eigen investeringsplan tot aan 2035 geïntroduceerd om welvaart en veerkracht te bereiken. Maar voor al deze inspanningen is financiering nodig.

De voorstellen van het Bridgetown Initiative voor de hervorming van de mondiale financiële architectuur kunnen het soort veranderingen teweegbrengen dat we nodig hebben. De G20 heeft al gereageerd door te streven naar een vermogensbelasting die ongeveer 250 miljard dollar aan nieuwe financiering zou kunnen vrijmaken, en we zouden tot een biljoen dollar meer aan goedkope leningen kunnen mobiliseren door de balansen van multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) aan te spreken. Door klimaatclausules toe te voegen aan schuldcontracten kunnen ontwikkelingslanden bovendien de fiscale ruimte behouden die ze nodig hebben om te reageren op grote klimaatschokken.

BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
BF2024-Onsite-1333x1000

BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99

Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.

Subscribe Now

Maar we moeten meer doen. In mei keurde de raad van bestuur van het Internationaal Monetair Fonds het gebruik goed van speciale trekkingsrechten (SDRs, de rekeneenheid van het IMF) als hybride kapitaal, waardoor MDB’s hun balansen kunnen uitbreiden. Dat is een goed begin, maar de G20-landen moeten de SDR’s toezeggen die nodig zijn om te profiteren van deze financiële innovatie.

We moeten er ook voor zorgen dat concessionele financiering (leningen met soepele voorwaarden) blijft stromen naar de meest kwetsbare en door de klimaatverandering getroffen landen. Een derde van de landen die in aanmerking komen voor steun van de International Development Association (IDA) van de Wereldbank zijn nu armer dan aan de vooravond van de COVID-19-pandemie.

IDA-landen hebben een aanzienlijk economisch potentieel. Ze zijn goed voor ongeveer twintig procent van de wereldwijde productie van tin, koper en goud; de meeste zijn goed gepositioneerd om te profiteren van zonne-energie (vanwege de overvloedige zonneschijn); en veel landen bezitten afzettingen van mineralen die essentieel zijn voor de energietransitie. Maar ze zijn energiearm, en hebben technische en financiële steun nodig om driehonderd miljoen mensen aan elektriciteit te helpen, zoals voorzien in een nieuw programma van de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Om later dit jaar een ambitieuze aanvulling van het IDA-fonds te realiseren, en 120 miljard dollar aan subsidies en leningen vrij te maken om dit mogelijk te maken, moeten de aandeelhouders van de Wereldbank met nieuwe middelen over de brug komen.

Middeninkomenslanden – in het bijzonder de Kwetsbare 20 (waartoe nu 68 landen behoren) – hebben ook dringend behoefte aan meer toegang tot subsidies en langetermijnkapitaal. Kleine eilandstaten in ontwikkeling moeten niet gestraft worden voor hun goede prestaties door ze te dwingen ‘af te studeren’ bij de IDA. Dat zou hen overleveren aan de genade van de kapitaalmarkten, terwijl ze nog steeds snelle, betaalbare financiering nodig hebben om veerkracht op te bouwen en zich te verzekeren tegen aanhoudende klimaatschokken. De Resilience and Sustainability Trust van het IMF heeft de nodige gevoeligheid getoond voor de behoefte van kwetsbare lage- en middeninkomenslanden aan betaalbare financiering voor de lange termijn. Maar er zijn meer van dit soort faciliteiten – en aanverwante mechanismen, zoals garanties – nodig om de vooruitgang in het komende decennium te versnellen.

We moeten doorgaan met het verlagen van de kapitaalkosten voor alle landen die willen investeren in de energietransitie. Onze eigen landen hebben te maken met een premie wanneer ze lenen op de kapitaalmarkten, deels omdat kredietbeoordelingsbureaus niet volledig rekening houden met de omstandigheden waarmee wij te maken hebben. Deze situatie is niet alleen onrechtvaardig, maar ook onverstandig. Een goede eerste stap om de leenkosten te verlagen en investeringen commercieel haalbaar te maken, zou zijn om de IMF-toeslagen te hervormen, die landen met schulden alleen al in 2023 1,9 miljard dollar kosten.

We moeten ook doorgaan met het verschaffen van liquiditeit aan ontwikkelingslanden door middel van de nieuwe uitgifte van SDR’s. Dit is geen overbodige luxe. Dit is een no-brainer, omdat het valuta’s zou stabiliseren en zou helpen de schuldenlast te beheersen zonder bij te dragen aan de inflatie. En tot slot moeten we de koolstofmarkten aan het werk zetten om vervuiling tegen te gaan en middelen naar schonere energie te sluizen. Ons collectieve belang bij de toekomst van de planeet vereist dat we nu en op grote schaal actie ondernemen.

Mia Amor Mottley is premier en minister van Financiën van Barbados. Wale Edun is minister van Financiën van Nigeria en voorzitter van het African Governors Forum bij de Wereldbank.

https://prosyn.org/3umGSuZnl