FRANKFURT – De COVID-19 pandemie heeft de grootste afname van de wereldwijde economische activiteit ooit veroorzaakt. Maar de daling van de kooldioxide-uitstoot is slechts tijdelijk geweest. Hoewel de mondiale CO2-uitstoot in 2020 in totaal met 6,4 procent is afgenomen, is deze in de tweede helft van het jaar weer toegenomen, om inmiddels te zijn teruggekeerd op het niveau van vóór de crisis.
Het feit dat de mondiale emissies ondanks de buitengewone omstandigheden van vorig jaar nog steeds niet in overeenstemming konden worden gebracht met de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs van 2015 wijst ons er op grimmige wijze op hoe groot de uitdaging is waarvoor we staan. Zoals de Nobelprijswinnaar voor de economie William Nordhaus ons in herinnering brengt, is klimaatverandering de mondiale externaliteit bij uitstek. De gevolgen ervan zijn over de hele wereld verspreid en geen enkel land heeft voldoende prikkels of capaciteit om het probleem in zijn eentje op te lossen. Internationale coördinatie is daarom essentieel.
Gelukkig biedt de terugkeer naar multilaterale samenwerking via de G7, de G20 en de Financial Stability Board een unieke kans. Na het besluit van de Amerikaanse president Joe Biden om de VS opnieuw te laten toetreden tot het verdrag van Parijs, de toezegging van de Europese Unie om tegen 2050 koolstofneutraliteit te bereiken en de belofte van China om tegen 2060 hetzelfde te doen, staan we nu misschien op een keerpunt voor wereldwijde klimaatactie.
Op de internationale agenda springen drie prioriteiten in het oog. De eerste is de noodzaak om de koolstofprijzen wereldwijd te verhogen. Een hogere koolstofprijs is de meest kosteneffectieve manier om de emissies op de vereiste schaal en met de vereiste snelheid te verminderen. Door de maatschappelijke kosten van de uitstoot te internaliseren – de vervuilers te laten betalen – maakt koolstofbeprijzing gebruik van de kracht van de markt om economische activiteiten minder koolstofintensief te maken.
Momenteel zijn de koolstofprijzen veel te laag. Het Internationale Monetaire Fonds berekent dat de gemiddelde koolstofprijs wereldwijd slechts 2 dollar per ton bedraagt. En volgens de Wereldbank is slechts 5 procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen geprijsd binnen de marge die nodig is om de doelstellingen van het verdrag van Parijs te halen.
In dit verband kunnen geavanceerde economieën het goede voorbeeld geven en gebruikmaken van de huidige beleidsmogelijkheden om zich vast te leggen op koolstofprijstrajecten die in overeenstemming zijn met het verdrag van Parijs. Hoewel kleinere geavanceerde economieën slechts een beperkt aandeel van de mondiale uitstoot voor hun rekening nemen, kunnen hun doortastende maatregelen om de uitstoot koolstofarm te maken ontwikkelingslanden ertoe aanzetten dit voorbeeld te volgen.
De tweede prioriteit is het herstel na de COVID-19-pandemie te gebruiken om ʻbeter terug te bouwen.ʼ De beslissingen die nu worden genomen, zullen de klimaatontwikkelingen voor de komende decennia bepalen. Beleidsmakers moeten deze kans aangrijpen om de wereldeconomie op een duurzaam groeipad te zetten. Het herstelpakket van de EU – Next Generation EU – beantwoordt aan deze ambitie.
De derde prioriteit raakt de kern van het financiële stelsel en het centrale bankwezen: de financiering van de groene transitie. Voor de geleidelijke afschaffing van fossiele brandstoffen zijn massale investeringen nodig, ook al zijn de ramingen van het precieze bedrag met grote onzekerheid omgeven. Als we niet alleen kijken naar de emissiereducties, maar ook naar de bredere duurzaamheidsagenda, schatten de Verenigde Naties dat voor de uitvoering van de 2030 Sustainable Development Agenda (Agenda voor Duurzame Ontwikkeling) wereldwijde investeringen van 5 tot 7 biljoen dollar per jaar nodig zullen zijn. Om dit gat te dichten, zal het van cruciaal belang zijn om de middelen van financiële tussenpersonen, waaronder banken, te mobiliseren.
Producten voor duurzame financiering – zoals groene leningen, groene en duurzame obligaties, en fondsen met specifieke kenmerken op het gebied van milieu, maatschappij en goed bestuur (ESG) – hebben de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. Helaas heeft deze sector te lijden onder informatie-asymmetrieën en onvoldoende transparantie.
Om de groei van de duurzame financiële sector te bevorderen, zijn veel landen begonnen met het ontwikkelen van regelgevingskaders om ʻgreenwashingʼ tegen te gaan, en de EU staat vooraan bij deze inspanningen. Bij gebrek aan wereldwijde coördinatie hebben verschillende jurisdicties echter verschillende benaderingen ontwikkeld en zijn er steeds meer initiatieven vanuit de sector zelf gekomen.
Het resulterende bouwwerk van inconsistente en onvergelijkbare normen, definities en meetmethoden heeft de markt voor duurzame financiering gefragmenteerd, waardoor de efficiëntie ervan is afgenomen en de grensoverschrijdende beschikbaarheid van kapitaal voor groene investeringen beperkt is. Naarmate rechtsgebieden met elkaar concurreren om financiering aan te trekken, is het risico van regelgevingsarbitrage en een race naar de bodem toegenomen. Als hier niets aan wordt gedaan, kan deze trend leiden tot lagere normen wereldwijd, waardoor de kans op greenwashing toeneemt.
Maar we hebben nu de kans om een gemeenschappelijke wereldwijde aanpak uit te werken. Een duurzame financiële sector is een topprioriteit voor zowel de G20 onder het Italiaanse voorzitterschap als de G7 onder het Britse voorzitterschap. Bovendien heeft de Amerikaanse minister van Financiën, Janet Yellen, kort na haar aanstelling in een openbare brief opgeroepen tot een opwaardering van de werkgroep duurzame financiën van de G20 om ʻhet belang ervan te weerspiegelen.ʼ
Een belangrijke eerste stap is overeenstemming te bereiken over minimumnormen voor de openbaarmaking van informatie door bedrijven. Als de duurzaamheidsprestaties van een bedrijf onduidelijk of onbekend zijn, is het onmogelijk om de duurzaamheid van de bijbehorende financiële activa vast te stellen. We moeten de huidige alfabetsoep van verslagleggingsnormen vervangen door één gemeenschappelijke norm. Daartoe vormt de aanpak van de EU – met inbegrip van de lopende herziening van de richtlijn inzake financiële verslaglegging over de duurzaamheid van ondernemingen – een geavanceerde benchmark waarnaar elke internationale norm zou moeten streven.
Wil een gemeenschappelijke norm een race naar de top op gang brengen, dan mag zij niet achterblijven bij de beste internationale praktijken. Die norm moet alle ESG-aspecten van duurzaamheid bestrijken en bedrijven verplichten om niet alleen informatie te verstrekken over kwesties die de ondernemingswaarde beïnvloeden, maar ook over de bredere ecologische en sociale impact van het bedrijf (bekend als ʻdubbele materialiteitʼ).
Een tweede en nog grotere uitdaging is ervoor te zorgen dat landen consistente classificaties ontwikkelen van wat telt als een duurzame belegging. Als een activiteit of activum in het ene land als duurzaam wordt beschouwd, maar in het andere als niet-duurzaam, kan er geen sprake zijn van een echte wereldwijde markt voor duurzame financiering.
Om te zorgen voor een wereldwijd gelijk speelveld moeten de leiders van vandaag streven naar een akkoord over gemeenschappelijke beginselen voor goed functionerende en wereldwijd samenhangende taxonomieën. Net zoals regeringen rekening moeten houden met het risico van koolstoflekkage, moeten zij rekening houden met het risico van koolstoffinancieringslekkage.
Ten slotte moeten we ervoor zorgen dat alle segmenten van de financiële activiteit op één lijn blijven met de bredere klimaatdoelstellingen. Het enorme energieverbruik en de daarmee gepaard gaande CO2-emissies van het delven van crypto-activa kunnen de wereldwijde duurzaamheidsinspanningen ondermijnen. Bitcoin alleen verbruikt nu al meer elektriciteit dan heel Nederland. Het beheersen en beperken van de milieu-impact van crypto-activa, onder meer door regulering en belastingheffing, moet deel uitmaken van de wereldwijde discussie.
Klimaatverandering en duurzaamheid zijn mondiale uitdagingen die om mondiale oplossingen vragen – en nergens meer dan in de financiële sector. Het huidige politieke klimaat biedt ons een zeldzame kans om substantiële vooruitgang te boeken. Die kans mogen we niet laten lopen.
Vertaling: Menno Grootveld
FRANKFURT – De COVID-19 pandemie heeft de grootste afname van de wereldwijde economische activiteit ooit veroorzaakt. Maar de daling van de kooldioxide-uitstoot is slechts tijdelijk geweest. Hoewel de mondiale CO2-uitstoot in 2020 in totaal met 6,4 procent is afgenomen, is deze in de tweede helft van het jaar weer toegenomen, om inmiddels te zijn teruggekeerd op het niveau van vóór de crisis.
Het feit dat de mondiale emissies ondanks de buitengewone omstandigheden van vorig jaar nog steeds niet in overeenstemming konden worden gebracht met de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs van 2015 wijst ons er op grimmige wijze op hoe groot de uitdaging is waarvoor we staan. Zoals de Nobelprijswinnaar voor de economie William Nordhaus ons in herinnering brengt, is klimaatverandering de mondiale externaliteit bij uitstek. De gevolgen ervan zijn over de hele wereld verspreid en geen enkel land heeft voldoende prikkels of capaciteit om het probleem in zijn eentje op te lossen. Internationale coördinatie is daarom essentieel.
Gelukkig biedt de terugkeer naar multilaterale samenwerking via de G7, de G20 en de Financial Stability Board een unieke kans. Na het besluit van de Amerikaanse president Joe Biden om de VS opnieuw te laten toetreden tot het verdrag van Parijs, de toezegging van de Europese Unie om tegen 2050 koolstofneutraliteit te bereiken en de belofte van China om tegen 2060 hetzelfde te doen, staan we nu misschien op een keerpunt voor wereldwijde klimaatactie.
Op de internationale agenda springen drie prioriteiten in het oog. De eerste is de noodzaak om de koolstofprijzen wereldwijd te verhogen. Een hogere koolstofprijs is de meest kosteneffectieve manier om de emissies op de vereiste schaal en met de vereiste snelheid te verminderen. Door de maatschappelijke kosten van de uitstoot te internaliseren – de vervuilers te laten betalen – maakt koolstofbeprijzing gebruik van de kracht van de markt om economische activiteiten minder koolstofintensief te maken.
Momenteel zijn de koolstofprijzen veel te laag. Het Internationale Monetaire Fonds berekent dat de gemiddelde koolstofprijs wereldwijd slechts 2 dollar per ton bedraagt. En volgens de Wereldbank is slechts 5 procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen geprijsd binnen de marge die nodig is om de doelstellingen van het verdrag van Parijs te halen.
In dit verband kunnen geavanceerde economieën het goede voorbeeld geven en gebruikmaken van de huidige beleidsmogelijkheden om zich vast te leggen op koolstofprijstrajecten die in overeenstemming zijn met het verdrag van Parijs. Hoewel kleinere geavanceerde economieën slechts een beperkt aandeel van de mondiale uitstoot voor hun rekening nemen, kunnen hun doortastende maatregelen om de uitstoot koolstofarm te maken ontwikkelingslanden ertoe aanzetten dit voorbeeld te volgen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
De tweede prioriteit is het herstel na de COVID-19-pandemie te gebruiken om ʻbeter terug te bouwen.ʼ De beslissingen die nu worden genomen, zullen de klimaatontwikkelingen voor de komende decennia bepalen. Beleidsmakers moeten deze kans aangrijpen om de wereldeconomie op een duurzaam groeipad te zetten. Het herstelpakket van de EU – Next Generation EU – beantwoordt aan deze ambitie.
De derde prioriteit raakt de kern van het financiële stelsel en het centrale bankwezen: de financiering van de groene transitie. Voor de geleidelijke afschaffing van fossiele brandstoffen zijn massale investeringen nodig, ook al zijn de ramingen van het precieze bedrag met grote onzekerheid omgeven. Als we niet alleen kijken naar de emissiereducties, maar ook naar de bredere duurzaamheidsagenda, schatten de Verenigde Naties dat voor de uitvoering van de 2030 Sustainable Development Agenda (Agenda voor Duurzame Ontwikkeling) wereldwijde investeringen van 5 tot 7 biljoen dollar per jaar nodig zullen zijn. Om dit gat te dichten, zal het van cruciaal belang zijn om de middelen van financiële tussenpersonen, waaronder banken, te mobiliseren.
Producten voor duurzame financiering – zoals groene leningen, groene en duurzame obligaties, en fondsen met specifieke kenmerken op het gebied van milieu, maatschappij en goed bestuur (ESG) – hebben de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. Helaas heeft deze sector te lijden onder informatie-asymmetrieën en onvoldoende transparantie.
Om de groei van de duurzame financiële sector te bevorderen, zijn veel landen begonnen met het ontwikkelen van regelgevingskaders om ʻgreenwashingʼ tegen te gaan, en de EU staat vooraan bij deze inspanningen. Bij gebrek aan wereldwijde coördinatie hebben verschillende jurisdicties echter verschillende benaderingen ontwikkeld en zijn er steeds meer initiatieven vanuit de sector zelf gekomen.
Het resulterende bouwwerk van inconsistente en onvergelijkbare normen, definities en meetmethoden heeft de markt voor duurzame financiering gefragmenteerd, waardoor de efficiëntie ervan is afgenomen en de grensoverschrijdende beschikbaarheid van kapitaal voor groene investeringen beperkt is. Naarmate rechtsgebieden met elkaar concurreren om financiering aan te trekken, is het risico van regelgevingsarbitrage en een race naar de bodem toegenomen. Als hier niets aan wordt gedaan, kan deze trend leiden tot lagere normen wereldwijd, waardoor de kans op greenwashing toeneemt.
Maar we hebben nu de kans om een gemeenschappelijke wereldwijde aanpak uit te werken. Een duurzame financiële sector is een topprioriteit voor zowel de G20 onder het Italiaanse voorzitterschap als de G7 onder het Britse voorzitterschap. Bovendien heeft de Amerikaanse minister van Financiën, Janet Yellen, kort na haar aanstelling in een openbare brief opgeroepen tot een opwaardering van de werkgroep duurzame financiën van de G20 om ʻhet belang ervan te weerspiegelen.ʼ
Een belangrijke eerste stap is overeenstemming te bereiken over minimumnormen voor de openbaarmaking van informatie door bedrijven. Als de duurzaamheidsprestaties van een bedrijf onduidelijk of onbekend zijn, is het onmogelijk om de duurzaamheid van de bijbehorende financiële activa vast te stellen. We moeten de huidige alfabetsoep van verslagleggingsnormen vervangen door één gemeenschappelijke norm. Daartoe vormt de aanpak van de EU – met inbegrip van de lopende herziening van de richtlijn inzake financiële verslaglegging over de duurzaamheid van ondernemingen – een geavanceerde benchmark waarnaar elke internationale norm zou moeten streven.
Wil een gemeenschappelijke norm een race naar de top op gang brengen, dan mag zij niet achterblijven bij de beste internationale praktijken. Die norm moet alle ESG-aspecten van duurzaamheid bestrijken en bedrijven verplichten om niet alleen informatie te verstrekken over kwesties die de ondernemingswaarde beïnvloeden, maar ook over de bredere ecologische en sociale impact van het bedrijf (bekend als ʻdubbele materialiteitʼ).
Een tweede en nog grotere uitdaging is ervoor te zorgen dat landen consistente classificaties ontwikkelen van wat telt als een duurzame belegging. Als een activiteit of activum in het ene land als duurzaam wordt beschouwd, maar in het andere als niet-duurzaam, kan er geen sprake zijn van een echte wereldwijde markt voor duurzame financiering.
Om te zorgen voor een wereldwijd gelijk speelveld moeten de leiders van vandaag streven naar een akkoord over gemeenschappelijke beginselen voor goed functionerende en wereldwijd samenhangende taxonomieën. Net zoals regeringen rekening moeten houden met het risico van koolstoflekkage, moeten zij rekening houden met het risico van koolstoffinancieringslekkage.
Ten slotte moeten we ervoor zorgen dat alle segmenten van de financiële activiteit op één lijn blijven met de bredere klimaatdoelstellingen. Het enorme energieverbruik en de daarmee gepaard gaande CO2-emissies van het delven van crypto-activa kunnen de wereldwijde duurzaamheidsinspanningen ondermijnen. Bitcoin alleen verbruikt nu al meer elektriciteit dan heel Nederland. Het beheersen en beperken van de milieu-impact van crypto-activa, onder meer door regulering en belastingheffing, moet deel uitmaken van de wereldwijde discussie.
Klimaatverandering en duurzaamheid zijn mondiale uitdagingen die om mondiale oplossingen vragen – en nergens meer dan in de financiële sector. Het huidige politieke klimaat biedt ons een zeldzame kans om substantiële vooruitgang te boeken. Die kans mogen we niet laten lopen.
Vertaling: Menno Grootveld