AMMAN – Op de heetste dag in Jordanië sinds 1960 was het in juli 2018, een maand nadat ik premier was geworden, maar liefst 49,3° Celsius. Jordanië is niet uniek: hittegolven hebben de afgelopen jaren voor recordtemperaturen gezorgd in landen van Canada tot Australië. De gevolgen van de klimaatverandering (waaronder de toegenomen frequentie en ernst van overstromingen, orkanen en droogtes) worden weliswaar plaatselijk gevoeld, maar vragen om een mondiale respons, waarbij bindende streefcijfers moeten worden vastgesteld, die rekening houden met de bijdragen van landen aan het probleem en aan de oplossing.
Jordanië heeft zich actief ingezet voor beleid en programmaʼs om de uitstoot van kooldioxide te verminderen. In de afgelopen vijftien jaar is de jaarlijkse uitstoot van Jordanië per hoofd van de bevolking gedaald van 3,5 naar 2,5 ton. Maar Jordanië heeft, net als de overgrote meerderheid van de landen, een te verwaarlozen aandeel in de wereldwijde CO2-uitstoot – slechts 0,04 procent per jaar. Dus zelfs als Jordanië van de ene op de andere dag zijn hele economie groen zou maken, zou dat nauwelijks verschil maken. Dit ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid, maar we kunnen niet over het hoofd zien dat de uitstoot geconcentreerd is: de twintig grootste uitstoters zijn goed voor bijna 80 procent van het jaarlijkse totaal, waarbij de Verenigde Staten en China alleen al 38 procent voor hun rekening nemen.
In veel landen zijn de gevolgen van de klimaatverandering voor de watervoorziening onthutsend geweest. In het geval van Jordanië is de toch al krappe watervoorziening nog nijpender geworden. Regenval was vroeger de redder in nood voor plattelandsgemeenschappen die zich bezighielden met seizoensgebonden regenlandbouw en veeteelt op semi-aride grond. In de afgelopen tien jaar hebben een gestage daling van de gemiddelde jaarlijkse regenval en een toename van de frequentie en de ernst van de droogteperioden deze vormen van landbouw echter ondermijnd, waardoor de sociaal-economische kloof tussen het platteland en stedelijke gebieden nog dieper is geworden.
Jordanië is zeker niet uniek: de Wereldgezondheidsorganisatie schat dat in 2025 de helft van de wereldbevolking in gebieden met watertekort zal wonen. Wat eerst een regionaal probleem was, is nu een serieus mondiaal bestuursvraagstuk geworden, met gevolgen voor het milieu, de politiek en de economie.
Meer in het algemeen wijzen andere verschijnselen van klimaatverandering en het ontbreken van een internationaal gecoördineerde reactie – om nog maar te zwijgen van bijkomende bedreigingen zoals de COVID-19-pandemie – erop dat er op mondiaal niveau iets ernstig mis is. Volgens de recente nuchtere evaluatie van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering van de Verenigde Naties zal de wereld de doelstelling van het klimaatverdrag van Parijs uit 2015 om de opwarming van de aarde tot ver onder de 2°C te beperken, niet halen tenzij de CO2 -uitstoot nog eens drastisch wordt teruggedrongen.
De resultaten van de klimaatinspanningen van de wereld zijn gewoonweg gevaarlijk ontoereikend. Volgens de Climate Action Tracker zal de wereld met het huidige beleid tegen 2100 een alarmerende 2,7 tot 3,1°C warmer zijn dan vóór het industriële tijdperk. Ja, veel opkomende groene technologieën zijn veelbelovend en moeten worden gesteund. Maar bij gebrek aan een mondiale aanpak dreigen deze innovaties de gevolgen van de klimaatverandering alleen maar te herverdelen over landen en regioʼs.
Bewustmaking en het aansporen (en aan de schandpaal nagelen) van beleidsmakers is noodzakelijk, maar niet voldoende om af te wenden wat VN-secretaris-generaal António Guterres een ʻklimaatcatastrofeʼ heeft genoemd. Matiging van de klimaatverandering moet worden nagestreefd als een mondiaal openbaar goed. Het probleem is dat dergelijke goederen worden geplaagd door problemen van collectieve actie, omdat de kosten meestal qua ruimte en tijd geconcentreerd zijn, terwijl de baten diffuus zijn. Deze problemen kunnen alleen worden opgelost door mondiale bestuursstructuren die de kosten van collectieve actie verminderen, externe effecten internaliseren en kortetermijnvooroordelen in de besluitvorming tegengaan.
Om de klimaatverandering doeltreffender aan te pakken, hebben we mondiale bestuursregelingen nodig die neerkomen op een nieuw mondiaal sociaal contract. Bestaande internationale bestuursstructuren kunnen als basis dienen voor deze nieuwe instellingen, maar zullen moeten worden gewijzigd en aangevuld om specifieke problemen in verband met collectieve goederen en collectieve actie aan te pakken.
Om te beginnen hebben we een bestuursstructuur nodig waarvan de jurisdictie beperkt is tot mondiale collectieve goederen die niet adequaat op nationaal niveau kunnen worden geleverd. Natiestaten moeten vrij zijn om te kiezen voor opt-in of opt-out, waarbij de voordelen van opt-in zwaarder moeten wegen dan die van opt-out. Besluiten moeten worden genomen op basis van meerderheidsbesluiten, waarbij geen enkel land een vetorecht heeft. Er moet ook een beroeps- en arbitrageprocedure komen waarmee besluiten kunnen worden aangevochten.
In de tweede plaats zou een entiteit voor de bescherming van de wereldwijde natuurlijke rijkdommen de ʻrekening moeten bijhouden,ʼ om kwesties van billijkheid tussen de generaties aan te pakken. Deze entiteit moet punten op de agenda van de instelling voor mondiaal bestuur kunnen plaatsen en tegen beslissingen in beroep kunnen gaan.
Ten slotte zou een stelsel van stimulansen en ontmoedigingen gericht moeten zijn op het behoud van natuur en biodiversiteit, en op het belasten van degenen die deze consumeren, rekening houdend met de verschillen in rijkdom en inkomen tussen de landen.
Het zal niet makkelijk zijn om mondiale bestuursmechanismen tot stand te brengen die gericht zijn op de uitdagingen van de klimaatverandering op het gebied van collectieve actie en collectieve goederen. Zorgen en angsten in verband met een ʻdemocratisch tekortʼ en de noodzaak om de nationale soevereiniteit te beschermen zijn legitiem en kunnen niet zomaar terzijde worden geschoven.
Toch beginnen we niet bij nul. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) is een voorbeeld van een sterke en succesvolle mondiale bestuursstructuur met bindende regels. Het is dus zowel ironisch als triest dat de WTO er niet in is geslaagd handelsgerelateerde milieu- en mensenrechtenkwesties in haar regelgeving op te nemen om een gelijk internationaal speelveld te garanderen. Met haar sanctiebevoegdheid is de WTO immers het best in staat om vraagstukken als broeikasgasemissies en arbeidsrechten aan handelsregels te koppelen.
Jordanië kan de huidige mondiale klimaatproblematiek niet succesvol in zijn eentje aanpakken. Het Midden-Oosten evenmin, als gevolg van regionale conflicten en rivaliteiten. Nu de wereld een dorp is geworden, is het de taak van de regio om met andere landen – onze dorpsgenoten – tot overeenstemming te komen over hoe we onze eigen excessen kunnen beperken en een existentiële dreiging kunnen afwenden. Dit kan alleen worden bereikt door geschikte manieren te vinden om onszelf en elkaar ter verantwoording te roepen. De oplossing ligt in het opzetten van een mondiaal bestuurssysteem dat gebaseerd is op de natiestaat, maar de mogelijkheid heeft om schadelijk gedrag te bestraffen.
Sommigen vinden het misschien vergezocht om zoʼn structuur op te zetten. Maar als we dat niet doen, is er weinig hoop dat we kunnen voorkomen dat de klimaatcrisis – die nu al zichtbaar is in Jordanië en elders in de wereld – ontelbare levens en bestaansmiddelen blijft vernietigen.
Vertaling: Menno Grootveld
AMMAN – Op de heetste dag in Jordanië sinds 1960 was het in juli 2018, een maand nadat ik premier was geworden, maar liefst 49,3° Celsius. Jordanië is niet uniek: hittegolven hebben de afgelopen jaren voor recordtemperaturen gezorgd in landen van Canada tot Australië. De gevolgen van de klimaatverandering (waaronder de toegenomen frequentie en ernst van overstromingen, orkanen en droogtes) worden weliswaar plaatselijk gevoeld, maar vragen om een mondiale respons, waarbij bindende streefcijfers moeten worden vastgesteld, die rekening houden met de bijdragen van landen aan het probleem en aan de oplossing.
Jordanië heeft zich actief ingezet voor beleid en programmaʼs om de uitstoot van kooldioxide te verminderen. In de afgelopen vijftien jaar is de jaarlijkse uitstoot van Jordanië per hoofd van de bevolking gedaald van 3,5 naar 2,5 ton. Maar Jordanië heeft, net als de overgrote meerderheid van de landen, een te verwaarlozen aandeel in de wereldwijde CO2-uitstoot – slechts 0,04 procent per jaar. Dus zelfs als Jordanië van de ene op de andere dag zijn hele economie groen zou maken, zou dat nauwelijks verschil maken. Dit ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid, maar we kunnen niet over het hoofd zien dat de uitstoot geconcentreerd is: de twintig grootste uitstoters zijn goed voor bijna 80 procent van het jaarlijkse totaal, waarbij de Verenigde Staten en China alleen al 38 procent voor hun rekening nemen.
In veel landen zijn de gevolgen van de klimaatverandering voor de watervoorziening onthutsend geweest. In het geval van Jordanië is de toch al krappe watervoorziening nog nijpender geworden. Regenval was vroeger de redder in nood voor plattelandsgemeenschappen die zich bezighielden met seizoensgebonden regenlandbouw en veeteelt op semi-aride grond. In de afgelopen tien jaar hebben een gestage daling van de gemiddelde jaarlijkse regenval en een toename van de frequentie en de ernst van de droogteperioden deze vormen van landbouw echter ondermijnd, waardoor de sociaal-economische kloof tussen het platteland en stedelijke gebieden nog dieper is geworden.
Jordanië is zeker niet uniek: de Wereldgezondheidsorganisatie schat dat in 2025 de helft van de wereldbevolking in gebieden met watertekort zal wonen. Wat eerst een regionaal probleem was, is nu een serieus mondiaal bestuursvraagstuk geworden, met gevolgen voor het milieu, de politiek en de economie.
Meer in het algemeen wijzen andere verschijnselen van klimaatverandering en het ontbreken van een internationaal gecoördineerde reactie – om nog maar te zwijgen van bijkomende bedreigingen zoals de COVID-19-pandemie – erop dat er op mondiaal niveau iets ernstig mis is. Volgens de recente nuchtere evaluatie van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering van de Verenigde Naties zal de wereld de doelstelling van het klimaatverdrag van Parijs uit 2015 om de opwarming van de aarde tot ver onder de 2°C te beperken, niet halen tenzij de CO2 -uitstoot nog eens drastisch wordt teruggedrongen.
De resultaten van de klimaatinspanningen van de wereld zijn gewoonweg gevaarlijk ontoereikend. Volgens de Climate Action Tracker zal de wereld met het huidige beleid tegen 2100 een alarmerende 2,7 tot 3,1°C warmer zijn dan vóór het industriële tijdperk. Ja, veel opkomende groene technologieën zijn veelbelovend en moeten worden gesteund. Maar bij gebrek aan een mondiale aanpak dreigen deze innovaties de gevolgen van de klimaatverandering alleen maar te herverdelen over landen en regioʼs.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Bewustmaking en het aansporen (en aan de schandpaal nagelen) van beleidsmakers is noodzakelijk, maar niet voldoende om af te wenden wat VN-secretaris-generaal António Guterres een ʻklimaatcatastrofeʼ heeft genoemd. Matiging van de klimaatverandering moet worden nagestreefd als een mondiaal openbaar goed. Het probleem is dat dergelijke goederen worden geplaagd door problemen van collectieve actie, omdat de kosten meestal qua ruimte en tijd geconcentreerd zijn, terwijl de baten diffuus zijn. Deze problemen kunnen alleen worden opgelost door mondiale bestuursstructuren die de kosten van collectieve actie verminderen, externe effecten internaliseren en kortetermijnvooroordelen in de besluitvorming tegengaan.
Om de klimaatverandering doeltreffender aan te pakken, hebben we mondiale bestuursregelingen nodig die neerkomen op een nieuw mondiaal sociaal contract. Bestaande internationale bestuursstructuren kunnen als basis dienen voor deze nieuwe instellingen, maar zullen moeten worden gewijzigd en aangevuld om specifieke problemen in verband met collectieve goederen en collectieve actie aan te pakken.
Om te beginnen hebben we een bestuursstructuur nodig waarvan de jurisdictie beperkt is tot mondiale collectieve goederen die niet adequaat op nationaal niveau kunnen worden geleverd. Natiestaten moeten vrij zijn om te kiezen voor opt-in of opt-out, waarbij de voordelen van opt-in zwaarder moeten wegen dan die van opt-out. Besluiten moeten worden genomen op basis van meerderheidsbesluiten, waarbij geen enkel land een vetorecht heeft. Er moet ook een beroeps- en arbitrageprocedure komen waarmee besluiten kunnen worden aangevochten.
In de tweede plaats zou een entiteit voor de bescherming van de wereldwijde natuurlijke rijkdommen de ʻrekening moeten bijhouden,ʼ om kwesties van billijkheid tussen de generaties aan te pakken. Deze entiteit moet punten op de agenda van de instelling voor mondiaal bestuur kunnen plaatsen en tegen beslissingen in beroep kunnen gaan.
Ten slotte zou een stelsel van stimulansen en ontmoedigingen gericht moeten zijn op het behoud van natuur en biodiversiteit, en op het belasten van degenen die deze consumeren, rekening houdend met de verschillen in rijkdom en inkomen tussen de landen.
Het zal niet makkelijk zijn om mondiale bestuursmechanismen tot stand te brengen die gericht zijn op de uitdagingen van de klimaatverandering op het gebied van collectieve actie en collectieve goederen. Zorgen en angsten in verband met een ʻdemocratisch tekortʼ en de noodzaak om de nationale soevereiniteit te beschermen zijn legitiem en kunnen niet zomaar terzijde worden geschoven.
Toch beginnen we niet bij nul. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) is een voorbeeld van een sterke en succesvolle mondiale bestuursstructuur met bindende regels. Het is dus zowel ironisch als triest dat de WTO er niet in is geslaagd handelsgerelateerde milieu- en mensenrechtenkwesties in haar regelgeving op te nemen om een gelijk internationaal speelveld te garanderen. Met haar sanctiebevoegdheid is de WTO immers het best in staat om vraagstukken als broeikasgasemissies en arbeidsrechten aan handelsregels te koppelen.
Jordanië kan de huidige mondiale klimaatproblematiek niet succesvol in zijn eentje aanpakken. Het Midden-Oosten evenmin, als gevolg van regionale conflicten en rivaliteiten. Nu de wereld een dorp is geworden, is het de taak van de regio om met andere landen – onze dorpsgenoten – tot overeenstemming te komen over hoe we onze eigen excessen kunnen beperken en een existentiële dreiging kunnen afwenden. Dit kan alleen worden bereikt door geschikte manieren te vinden om onszelf en elkaar ter verantwoording te roepen. De oplossing ligt in het opzetten van een mondiaal bestuurssysteem dat gebaseerd is op de natiestaat, maar de mogelijkheid heeft om schadelijk gedrag te bestraffen.
Sommigen vinden het misschien vergezocht om zoʼn structuur op te zetten. Maar als we dat niet doen, is er weinig hoop dat we kunnen voorkomen dat de klimaatcrisis – die nu al zichtbaar is in Jordanië en elders in de wereld – ontelbare levens en bestaansmiddelen blijft vernietigen.
Vertaling: Menno Grootveld