WASHINGTON, DC – De fysieke infrastructuur speelt een cruciale rol bij de ondersteuning van het herstel na de pandemie en bij het leggen van de fundamenten op de langere termijn voor een groene, veerkrachtige en inclusieve ontwikkeling. Steeds meer gegevens wijzen op de bijdrage van de fysieke infrastructuur aan een breed scala van ontwikkelingsindicatoren, waaronder werkgelegenheid, productiviteit, inkomen, ongelijkheid, handel en de vorming van menselijk kapitaal.
Toch blijft de infrastructuur in een groot deel van de ontwikkelingslanden jammerlijk ontoereikend. Ongeveer een miljard mensen woont ruim een kilometer van een doorgaande weg, 760 miljoen mensen hebben thuis geen toegang tot elektriciteit en 450 miljoen mensen wonen buiten het bereik van een breedbandsignaal. Zelfs waar deze diensten wél beschikbaar zijn, zijn ze vaak onregelmatig en onbetaalbaar. De ontwrichtingen die worden veroorzaakt door onbetrouwbare infrastructuur kosten particulieren en bedrijven honderden miljarden dollars per jaar, en de armste en meest kwetsbare landen ter wereld hebben de duurste breedband-, elektriciteits- en vervoersdiensten.
Zelfs vóór de COVID-19-pandemie lagen de investeringen in infrastructuur ver onder het niveau dat nodig is om de wereldwijde ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken. En sinds de pandemie zijn de uitgaven nog verder teruggeschroefd. Terwijl veel ontwikkelde economieën stimuleringsmaatregelen hebben genomen om het economisch herstel te ondersteunen – vaak met infrastructuurcomponenten – ontbreekt het de armste landen in de wereld aan begrotingsruimte voor dergelijke maatregelen. De laatste G7-top bracht dit probleem onder de aandacht, toen de leiders opriepen tot grotere inspanningen om de ontwikkeling van infrastructuur in lage- en middeninkomenslanden (LMICʼs) te financieren.
Om de bijdrage van de infrastructuur aan het wereldwijde economische herstel te maximaliseren en groene, veerkrachtige en inclusieve groei te ondersteunen, moeten extra investeringen worden gekanaliseerd naar doeltreffende programmaʼs. Vier vereisten springen in het oog.
Om te beginnen vereist het bereiken van de wereldwijde klimaatdoelstellingen een ongekende golf van investeringen in groene infrastructuur. Energie- en vervoerssystemen zijn samen verantwoordelijk voor ongeveer tweederde van de wereldwijde kooldioxide-uitstoot, en de LMICʼs zullen de komende jaren verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de voorspelde toename van de uitstoot. Investeringen in hernieuwbare elektriciteit, energie-efficiëntie, oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen, klimaatslimme stedelijke vervoerssystemen en opkomende groene waterstofketens zijn kosteneffectieve opties die tegelijk de CO2-uitstoot verminderen en banen creëren. Parallel met dergelijke nieuwe investeringen in groene infrastructuur zal extra kapitaal nodig zijn om het versneld uit dienst nemen van kolengestookte elektriciteitscentrales te ondersteunen.
In de tweede plaats moeten nieuwe projecten worden ontworpen om de economische en sociale veerkracht tegen extreme weersomstandigheden en andere externe schokken te bevorderen. De klimaatverandering veroorzaakt nu al ernstige schade aan de bestaande infrastructuur. In januari heeft de tropische storm Ana bijvoorbeeld ongeveer de helft van de schamele stroomopwekkingscapaciteit van Malawi weggevaagd. De maand daarop werd de onderzeese internetkabel van Tonga door een vulkaanuitbarsting en een tsunami onderbroken.
Dergelijke directe schade aan de infrastructuur wordt nu al geraamd op ongeveer achttien miljard dollar per jaar. Het vergroten van de veerkracht van de infrastructuur zou slechts een paar procentpunten toevoegen aan de bestaande investeringsbehoeften, maar de verwachte baten overtreffen de kosten met een factor vier staat tot één.
Ondanks de ervaring van Tonga is de digitale infrastructuur essentieel om hele samenlevingen weerbaarder te maken tegen crises. Tijdens de pandemie is het aantal internetgebruikers wereldwijd met achthonderd miljoen gestegen en is het dataverkeer in opkomende economieën met 25 tot vijftig procent toegenomen, doordat steeds meer activiteiten online plaatsvonden. Dankzij digitale toepassingen die onlinedienstverlening en werken op afstand ondersteunen, konden bedrijven en overheden hun activiteiten voortzetten.
De derde vereiste is te investeren in duurzame infrastructuur die sociale inclusie bevordert en verschillende dimensies van ongelijkheid aanpakt. Ondanks de sterke toename van digitale connectiviteit tijdens de pandemie zullen in 2021 nog steeds 2,9 miljard mensen offline zijn, waaronder ruim vijftig procent van de bevolking van de LMICʼs en maar liefst 81 procent in de minst ontwikkelde landen. Er blijven ook aanzienlijke verschillen bestaan tussen stad en platteland, en tussen mannen en vrouwen in sommige delen van de wereld.
Deze digitale kloof heeft geleid tot ernstige ongelijkheden in de ontwikkelingsresultaten. Volgens UNICEF heeft het gebrek aan toegang tot relevante technologieën tijdens de pandemie minstens 463 miljoen, of 31 procent, van de schoolkinderen wereldwijd ervan weerhouden deel te nemen aan digitaal leren en leren op afstand via uitzendingen. Slechts zes procent van de kinderen in Afrika bezuiden de Sahara werd bereikt met op internet gebaseerde programmaʼs voor afstandsonderwijs.
Ten slotte hangt het algemene effect van de fysieke infrastructuur op de ontwikkeling af van de wijze waarop de investeringen op elkaar worden afgestemd en worden aangevuld met ondersteunende beleidsmaatregelen. In heel Afrika zijn regionale wegcorridors van cruciaal belang voor de intracontinentale handel. Een verbetering van de corridor van Lagos naar Abidjan kan bijvoorbeeld aanzienlijke economische voordelen opleveren voor de landen langs de West-Afrikaanse kust. Een vrachtwagenchauffeur die deze reis vandaag maakt, moet echter rekenen op 160 uur wachttijd aan de grensovergangen. De voordelen van de verbetering van de weg kunnen worden verdubbeld als ook de grensformaliteiten worden gestroomlijnd.
Verschillende soorten infrastructuur kunnen de voordelen van andere versterken. In fragiele regioʼs op het Afrikaanse platteland hebben investeringen in plattelandswegen ervoor gezorgd dat werknemers sneller konden overstappen van de zelfvoorzienende landbouw naar beter betaalde banen in de be- en verwerkende industrie en de dienstensector. Maar de economische impact van wegen kan vele malen groter zijn in gemeenschappen waar ook elektriciteit beschikbaar is.
De infrastructuur kan een grote bijdrage leveren aan het herstel na de pandemie en aan een groene, veerkrachtige en inclusieve ontwikkeling op de langere termijn, vooral in de minst ontwikkelde landen, waar de behoefte aan investeringen bijzonder dringend is. In die behoefte voorzien zal een ontzaglijke uitdaging zijn, maar ook een die kan worden omgezet in een kans voor iedereen.
Vertaling: Menno Grootveld
WASHINGTON, DC – De fysieke infrastructuur speelt een cruciale rol bij de ondersteuning van het herstel na de pandemie en bij het leggen van de fundamenten op de langere termijn voor een groene, veerkrachtige en inclusieve ontwikkeling. Steeds meer gegevens wijzen op de bijdrage van de fysieke infrastructuur aan een breed scala van ontwikkelingsindicatoren, waaronder werkgelegenheid, productiviteit, inkomen, ongelijkheid, handel en de vorming van menselijk kapitaal.
Toch blijft de infrastructuur in een groot deel van de ontwikkelingslanden jammerlijk ontoereikend. Ongeveer een miljard mensen woont ruim een kilometer van een doorgaande weg, 760 miljoen mensen hebben thuis geen toegang tot elektriciteit en 450 miljoen mensen wonen buiten het bereik van een breedbandsignaal. Zelfs waar deze diensten wél beschikbaar zijn, zijn ze vaak onregelmatig en onbetaalbaar. De ontwrichtingen die worden veroorzaakt door onbetrouwbare infrastructuur kosten particulieren en bedrijven honderden miljarden dollars per jaar, en de armste en meest kwetsbare landen ter wereld hebben de duurste breedband-, elektriciteits- en vervoersdiensten.
Zelfs vóór de COVID-19-pandemie lagen de investeringen in infrastructuur ver onder het niveau dat nodig is om de wereldwijde ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken. En sinds de pandemie zijn de uitgaven nog verder teruggeschroefd. Terwijl veel ontwikkelde economieën stimuleringsmaatregelen hebben genomen om het economisch herstel te ondersteunen – vaak met infrastructuurcomponenten – ontbreekt het de armste landen in de wereld aan begrotingsruimte voor dergelijke maatregelen. De laatste G7-top bracht dit probleem onder de aandacht, toen de leiders opriepen tot grotere inspanningen om de ontwikkeling van infrastructuur in lage- en middeninkomenslanden (LMICʼs) te financieren.
Om de bijdrage van de infrastructuur aan het wereldwijde economische herstel te maximaliseren en groene, veerkrachtige en inclusieve groei te ondersteunen, moeten extra investeringen worden gekanaliseerd naar doeltreffende programmaʼs. Vier vereisten springen in het oog.
Om te beginnen vereist het bereiken van de wereldwijde klimaatdoelstellingen een ongekende golf van investeringen in groene infrastructuur. Energie- en vervoerssystemen zijn samen verantwoordelijk voor ongeveer tweederde van de wereldwijde kooldioxide-uitstoot, en de LMICʼs zullen de komende jaren verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de voorspelde toename van de uitstoot. Investeringen in hernieuwbare elektriciteit, energie-efficiëntie, oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen, klimaatslimme stedelijke vervoerssystemen en opkomende groene waterstofketens zijn kosteneffectieve opties die tegelijk de CO2-uitstoot verminderen en banen creëren. Parallel met dergelijke nieuwe investeringen in groene infrastructuur zal extra kapitaal nodig zijn om het versneld uit dienst nemen van kolengestookte elektriciteitscentrales te ondersteunen.
In de tweede plaats moeten nieuwe projecten worden ontworpen om de economische en sociale veerkracht tegen extreme weersomstandigheden en andere externe schokken te bevorderen. De klimaatverandering veroorzaakt nu al ernstige schade aan de bestaande infrastructuur. In januari heeft de tropische storm Ana bijvoorbeeld ongeveer de helft van de schamele stroomopwekkingscapaciteit van Malawi weggevaagd. De maand daarop werd de onderzeese internetkabel van Tonga door een vulkaanuitbarsting en een tsunami onderbroken.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Dergelijke directe schade aan de infrastructuur wordt nu al geraamd op ongeveer achttien miljard dollar per jaar. Het vergroten van de veerkracht van de infrastructuur zou slechts een paar procentpunten toevoegen aan de bestaande investeringsbehoeften, maar de verwachte baten overtreffen de kosten met een factor vier staat tot één.
Ondanks de ervaring van Tonga is de digitale infrastructuur essentieel om hele samenlevingen weerbaarder te maken tegen crises. Tijdens de pandemie is het aantal internetgebruikers wereldwijd met achthonderd miljoen gestegen en is het dataverkeer in opkomende economieën met 25 tot vijftig procent toegenomen, doordat steeds meer activiteiten online plaatsvonden. Dankzij digitale toepassingen die onlinedienstverlening en werken op afstand ondersteunen, konden bedrijven en overheden hun activiteiten voortzetten.
De derde vereiste is te investeren in duurzame infrastructuur die sociale inclusie bevordert en verschillende dimensies van ongelijkheid aanpakt. Ondanks de sterke toename van digitale connectiviteit tijdens de pandemie zullen in 2021 nog steeds 2,9 miljard mensen offline zijn, waaronder ruim vijftig procent van de bevolking van de LMICʼs en maar liefst 81 procent in de minst ontwikkelde landen. Er blijven ook aanzienlijke verschillen bestaan tussen stad en platteland, en tussen mannen en vrouwen in sommige delen van de wereld.
Deze digitale kloof heeft geleid tot ernstige ongelijkheden in de ontwikkelingsresultaten. Volgens UNICEF heeft het gebrek aan toegang tot relevante technologieën tijdens de pandemie minstens 463 miljoen, of 31 procent, van de schoolkinderen wereldwijd ervan weerhouden deel te nemen aan digitaal leren en leren op afstand via uitzendingen. Slechts zes procent van de kinderen in Afrika bezuiden de Sahara werd bereikt met op internet gebaseerde programmaʼs voor afstandsonderwijs.
Ten slotte hangt het algemene effect van de fysieke infrastructuur op de ontwikkeling af van de wijze waarop de investeringen op elkaar worden afgestemd en worden aangevuld met ondersteunende beleidsmaatregelen. In heel Afrika zijn regionale wegcorridors van cruciaal belang voor de intracontinentale handel. Een verbetering van de corridor van Lagos naar Abidjan kan bijvoorbeeld aanzienlijke economische voordelen opleveren voor de landen langs de West-Afrikaanse kust. Een vrachtwagenchauffeur die deze reis vandaag maakt, moet echter rekenen op 160 uur wachttijd aan de grensovergangen. De voordelen van de verbetering van de weg kunnen worden verdubbeld als ook de grensformaliteiten worden gestroomlijnd.
Verschillende soorten infrastructuur kunnen de voordelen van andere versterken. In fragiele regioʼs op het Afrikaanse platteland hebben investeringen in plattelandswegen ervoor gezorgd dat werknemers sneller konden overstappen van de zelfvoorzienende landbouw naar beter betaalde banen in de be- en verwerkende industrie en de dienstensector. Maar de economische impact van wegen kan vele malen groter zijn in gemeenschappen waar ook elektriciteit beschikbaar is.
De infrastructuur kan een grote bijdrage leveren aan het herstel na de pandemie en aan een groene, veerkrachtige en inclusieve ontwikkeling op de langere termijn, vooral in de minst ontwikkelde landen, waar de behoefte aan investeringen bijzonder dringend is. In die behoefte voorzien zal een ontzaglijke uitdaging zijn, maar ook een die kan worden omgezet in een kans voor iedereen.
Vertaling: Menno Grootveld