ocampo60_DANIEL SLIMAFP via Getty Images_UN Daniel Slim/AFP via Getty Images

Wat moet er op de mondiale financiële agenda komen?

BOGOTÁ – De VN-conferenties over ontwikkelingsfinanciering hebben een belangrijke rol gespeeld in het bereiken van consensus over mondiale financieringsvraagstukken. De volgende bijeenkomst, die halverwege 2025 in Spanje zal plaatsvinden, bouwt voort op de vooruitgang die eerder werd geboekt in Monterrey (2002), Doha (2008) en Addis Abeba (2015). De voorbereidingen zijn al in volle gang, met de lancering van twee belangrijke achtergronddocumenten. Een ‘Zero Draft’ zal als basis dienen voor de onderhandelingen, terwijl afgevaardigden daarnaast een reeks voorstellen zullen bespreken van een internationale commissie van experts, die ik met trots heb gecoördineerd. Beide documenten weerspiegelen de ambitie om verder te bouwen op de Addis Ababa Action Agenda.

De kerndoelstelling van dit proces is het ondersteunen van de groeistrategieën van de ontwikkelingslanden. De commissie van experts benadrukte het belang van het herstel van een sterke en actieve rol van de staat als drijvende kracht achter ontwikkeling en structurele transformatie. Dit vereist niet alleen een toename van de beschikbare middelen, maar ook een focus op hun kwaliteit en effectiviteit. Daarnaast moet een kortetermijngerichte, projectmatige aanpak plaatsmaken voor een langetermijnstrategie met collectief vastgestelde doelen. Om dit te realiseren, is het essentieel om het verzwakte multilaterale systeem te versterken en nieuwe regionale samenwerkingsplatforms op te zetten.

Een groot knelpunt is de zware schuldenlast van de publieke sector, die ongeveer een derde van de ontwikkelingslanden treft. Daarnaast kampen ook veel andere landen met hoge schulden en stijgende rentelasten. Dit probleem is grotendeels ontstaan door de forse begrotingstekorten tijdens de COVID-19-pandemie en de oplopende rente in de afgelopen jaren. Om deze crisis aan te pakken, is op korte termijn een ambitieus heronderhandelingsinstrument nodig, dat kan voortbouwen op het Common Framework for Debt Treatments van de G20 uit 2020. Dit keer moet het proces echter sneller verlopen en ook toegankelijk zijn voor middeninkomenslanden. Op de langere termijn is een permanent mechanisme voor de herstructurering van staatsschulden noodzakelijk. Dit kan worden ondergebracht bij de VN of het Internationaal Monetair Fonds, mits het IMF-bestuur hier geen directe invloed op uitoefent en het mechanisme onafhankelijk blijft functioneren.

Een andere urgente doelstelling is het revitaliseren van de ontwikkelingsfinanciering. Naar schatting is er jaarlijks vier biljoen dollar extra nodig om de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te realiseren. Om deze middelen vrij te maken, is het essentieel dat officiële ontwikkelingshulp wordt verstrekt op de schaal waartoe hoge-inkomenslanden zich al decennia geleden hebben verbonden: 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen (BNI) voor ontwikkelingslanden en 0,15-0,20 procent van het BNI voor de minst ontwikkelde landen.

Tot op heden hebben de meeste ontwikkelde landen deze doelstellingen niet gehaald. Sterker nog, de beschikbare fondsen voor lage-inkomenslanden zijn de afgelopen jaren juist afgenomen.

Een tweede prioriteit is het vergroten van de beschikbare financieringscapaciteit van de multilaterale ontwikkelingsbanken en het ondersteunen van de uitbreiding van de activiteiten van de nationale ontwikkelingsbanken – of het oprichten van dergelijke instellingen in landen die deze nog niet hebben. Deze inspanningen moeten meer financiering in lokale valuta omvatten, om het risico van schuldenescalatie door wisselkoersschommelingen te beperken.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Daarnaast is steun nodig voor de ontwikkeling van de binnenlandse obligatiemarkten in deze landen. Naast het verstrekken van traditionele leningen moeten deze instellingen ook bijdragen aan de inspanningen van ontwikkelingslanden om internationale collectieve goederen te leveren, zoals pandemiepreventie en -paraatheid, klimaatbeperking en -adaptatie, en biodiversiteitsbescherming.

Duurzamere financiering is van cruciaal belang. Hoewel recente klimaat- en biodiversiteitsconferenties hebben geleid tot afspraken over extra financiering, blijven de vastgestelde doelen ontoereikend. Dit is des te zorgwekkender nu het verlies aan biodiversiteit toeneemt en de opwarming van de aarde de grens van 1,5°C, zoals vastgelegd in het klimaatverdrag van Parijs, al aan het overschrijden is. Zowel voor het klimaat- en biodiversiteitsbeleid als voor de ontwikkelingsfinanciering in bredere zin is een grotere betrokkenheid van de particuliere sector nodig. Dit kan worden bevorderd door kredieten voor milieuprojecten en aanvullende instrumenten, zoals kredietgaranties van ontwikkelingsbanken.

Het opbouwen van een eerlijke en progressieve belastinggrondslag is essentieel. Om dit te bereiken, moeten we voorkomen dat multinationals hun winsten verplaatsen naar belastingparadijzen en landen met lage belastingen, en ervoor zorgen dat de rijksten een eerlijke bijdrage leveren. Een belangrijke stap is de invoering van het principe van ‘significante economische aanwezigheid,’ zodat multinationals belastingen betalen in alle landen waar ze actief zijn, ook bij grensoverschrijdende diensten. Daarnaast is een wereldwijde vermogensregistratie, gebaseerd op economisch eigendom, cruciaal om belastingontwijking door vermogende individuen tegen te gaan.

Het VN-belastingverdrag, waar momenteel over wordt onderhandeld, kan de internationale samenwerking versterken die nodig is om deze belastinghervormingen door te voeren. Daarnaast is een coördinerende instelling essentieel. Dit zou kunnen door het huidige VN-deskundigencomité om te vormen tot een intergouvernementeel orgaan, dat toezicht houdt op de implementatie en naleving van internationale belastingafspraken.

Om de ontwikkelingslanden te ondersteunen, moeten de kredietfaciliteiten van het IMF worden verbeterd en de bijbehorende voorwaarden worden herzien. Daarnaast zijn twee nieuwe instrumenten nodig: een internationale swapfaciliteit, waarmee landen onderling deviezen kunnen uitwisselen om liquiditeitsproblemen te voorkomen, en een fonds dat kan ingrijpen op de internationale obligatiemarkten voor de opkomende en ontwikkelingslanden in tijden van economische neergang. Deze hervormingen moeten worden aangevuld met frequentere en strategisch getimede uitgiftes van speciale trekkingsrechten, de reservemunt van het IMF. Deze middelen zouden via diverse mechanismen, waaronder die van de multilaterale ontwikkelingsbanken, moeten worden ingezet om ontwikkelings- en milieudoelen te financieren, terwijl ze hun status als reservemunt behouden.

Op institutioneel niveau is de belangrijkste prioriteit het bevorderen van regionale monetaire regelingen in de ontwikkelingslanden. Dit zou kunnen bijdragen aan een beter geïntegreerd systeem van mondiale en regionale instellingen, vergelijkbaar met de structuur van de multilaterale ontwikkelingsbanken.

Op het gebied van de handel zijn de cruciale kwesties het behoud van de bestaande tariefafspraken binnen de Wereldhandelsorganisatie en onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst die de grenzen van het industriebeleid vaststelt, met een speciale en gedifferentieerde behandeling voor de ontwikkelingslanden. Daarin moeten regels worden opgenomen voor uitzonderingen op de intellectuele eigendomsrechten voor gezondheids- en milieutechnologieën, teneinde innovatie en toegang tot essentiële technologieën te bevorderen, en voor een eerlijke werking van de grondstoffenmarkten, wat kan worden ondersteund door een grotere inzet van internationale en nationale buffervoorraden om prijsschommelingen te beheersen en stabiliteit te garanderen.

Een onderwerp dat op eerdere conferenties over ontwikkelingsfinanciering nauwelijks aan bod kwam, maar nu hoog op de agenda zou moeten staan, is het internationale financiële toezicht. Dit jaar zijn er diverse belangrijke kwesties die aandacht verdienen, zoals het toezicht op digitale financiële activa, het versterken van het toezicht op de internationale kredietbeoordelingsbureaus, en de verbetering van het toezicht op de internationale termijnmarkten voor grondstoffen. Daarnaast is een nieuwe wereldwijde investeringsovereenkomst wenselijk. Bestaande verdragen ter bescherming van investeringen moeten worden herzien om te voorkomen dat ze de nationale wetgeving ondermijnen die sociale en milieunormen waarborgt.

Tot slot verdienen diverse institutionele hervormingen aandacht. Naast het opzetten van effectieve structuren voor heronderhandeling van staatsschulden, toezicht op internationale belastingsamenwerking en versterking van de internationale financiële samenwerking, moet er eindelijk gehoor worden gegeven aan de lang bestaande roep van ontwikkelingslanden om meer inspraak en participatie in de instellingen van Bretton Woods. Dit betekent dat kapitaalaandelen eerlijker verdeeld moeten worden, zodat de ontwikkelingslanden een evenredigere stem krijgen, en dat het selectieproces voor het leiderschap binnen deze instellingen transparanter en inclusiever moet worden.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/1CPILN3nl