POTSDAM, PARIJS, ZÜRICH – Als de wereld de uitstoot van broeikasgassen niet snel weet terug te dringen, zal de mensheid waarschijnlijk een tijdperk van ongekende klimaatrisico's ingaan. Verwoestende extreme weersgebeurtenissen komen al steeds vaker voor, maar een groot deel van de ergste met het klimaat samenhangende schade, zoals een aanhoudende stijging van de zeespiegel, zal pas onder ogen worden gezien als het te laat is om er nog iets aan te doen.
Het is duidelijk dat de tijdshorizon van het klimaatsysteem niet goed samengaat met de veel kortere politieke en economische cycli van de wereld. Beursgenoteerde bedrijven rapporteren op kwartaalbasis, en recente veranderingen in het toezicht, zoals wijzigingen die tot het toenemend gebruik van mark-to-market accounting leiden, beperken het langetermijndenken.
Regeringen hebben doorgaans wetgevende cycli die niet langer dan vier jaar duren, en ze moeten ook reageren op onmiddellijke ontwikkelingen. Toch vergt de stabilisering van het klimaat duurzame en consistente actie over een langere periode.
AXA en UBS hebben, samen met het Potsdam Institute for Climate Impact Research, CDP (voorheen het Carbon Disclosure Project) en de Climate-KIC (Knowledge and Information Community) van de EU, onlangs een conferentie in Berlijn georganiseerd. Daar bespraken zij met toonaangevende deskundigen in groene beleggingen en desinvestering in fossiele brandstoffen hoe financiële intermediairs kunnen helpen de klimaatrisico's aan te pakken.
De actieve betrokkenheid van de financiële sector is dringend nodig. Bij de klimaatovereenkomst van Parijs die in december vorig jaar werd bereikt, spraken landen wereldwijd af de opwarming van de aarde onder de 2° Celsius te houden; daarnaast werd de route uitgestippeld waarlangs de wereld zich snel zal moeten voortbewegen. De komende vijftien jaar zal naar schatting $93 bln nodig zijn voor investeringen in koolstofarme infrastructuur.
Louter overheidsfinanciering volstaat niet om in deze vraag te voorzien, dus de financiële sector zal moeten helpen het gat te vullen. Door kapitaalstromen te herleiden naar pro-actieve inspanningen ter verzachting van de klimaatverandering en het zich aanpassen daaraan, kunnen financiële instellingen de bezittingen van hun klanten tegen mondiale klimaatrisico's beschermen, en tegen de economische risico's die verbonden zijn aan de opwarming van de planeet. Zij spreiden tevens hun sociale verantwoordelijkheid tentoon voor het welzijn van toekomstige generaties.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Maar voor financiering is het nodig dat de financiële sector wordt veranderd. En dit proces is al gaande. Ontwikkelingsinstellingen als de Wereldbank heroverwegen hun beleggingsbeleid. En in de particuliere sector is er toenemend enthousiasme voor “groene” obligaties, leningen, indexen en investeringen in infrastructuur.
Toch wordt, zoals de Europese Commissie terecht opmerkt, minder dan 1% van de wereldwijde institutionele fondsen geïnvesteerd in ecologisch vriendelijke infrastructuur. Gezien de historische lage rente en het algemene gebrek aan aantrekkelijke beleggingsopties, is dit een ideaal moment om in te haken op de toenemende belangstelling van beleggers voor groene financiële producten.
Veel grote financiële instellingen hebben zich onlangs aangesloten bij een mondiaal initiatief dat de desinvestering in fossiele brandstoffen bevordert. Uit onderzoeksresultaten blijkt dat de wereldwijde CO2 -emissies tussen 2010 en het einde van de eeuw moeten worden teruggedrongen naar nog geen biljoen metrische ton om te voldoen aan de klimaatovereenkomst van Parijs en de opwarming van de aarde te beperken tot minder dan 2°C. Dit houdt in dat het grootste deel van de beschikbare voorraden aan kolen, olie en gas in de grond moet blijven.
Als gevolg daarvan zullen de investeringen in energiebronnen die zijn gebaseerd op fossiele brandstoffen in de loop der tijd waarde blijven verliezen, en uiteindelijk vastlopen. De herwaardering door de financiële sector van zulke bezittingen helpt dus niet alleen het klimaat te stabiliseren, maar beschermt de beleggingen van zijn cliënten ook beter, en helpt – door de creatie van een “koolstofzeepbel” te voorkomen – economieën te stabiliseren. Maar het verkopen van deze bezittingen zal niet genoeg zijn; de vrijgemaakte fondsen zullen ook naar duurzamer activiteiten moeten worden gesluisd.
Om financiële instellingen en beleggers hun duit in het zakje te kunnen laten doen, hebben ze dringend behoefte aan een beter begrip van de relevante met het klimaat samenhangende beleggingsrisico's, die het Financial Stability Board (FSB) in drie categorieën heeft verdeeld: fysieke, transitionele en met de aansprakelijkheid samenhangende. Voor goed geïnformeerde beleggingsbeslissingen zijn gezonde, wetenschappelijk gefundeerde gegevens en uniforme standaarden nodig om deze risico's te kunnen inschatten, en om de mogelijkheden om daar iets aan te doen te kunnen kwantificeren.
Effectieve openheid zal derhalve een belangrijk onderdeel zijn van ieder nieuw raamwerk. Een FSB-taskforce – met vertegenwoordigers van banken, verzekeraars, institutionele beleggers, kredietbeoordelaars, consultants en accountants – is momenteel vrijwillige standaarden aan het ontwerpen, zodat bedrijven consistente en vergelijkbare klimaat-gerelateerde financiële verslagen kunnen bieden aan hun belanghebbenden, of dat nu beleggers zijn of leners. Dit zal bedrijven ook in staat stellen waardevolle inzichten te verwerven in hun eigen potentieel voor verandering, waarin een aloud principe wordt weerspiegeld: wat gemeten kan worden, kan ook worden beheerd.
Dit is geen gemakkelijke opgave. Op zichzelf zullen beleggingen bijvoorbeeld niet de juiste richting in worden gestuurd door het vaststellen van de fossiele voetafdruk. In plaats van de kampioenen van milieuvriendelijke oplossingen aan te duiden, onthullen de daaruit voortvloeiende cijfers louter welke bedrijven momenteel de meeste broeikasgassen uitstoten. Betekenisvolle standaarden moeten rekening houden met sector-specifieke informatie en met de impact op bedrijfsstrategieën van de overgang naar een economie met weinig fossiele brandstoffen.
Van alle regeringen die de overeenkomst van Parijs hebben ondertekend mag nu worden verwacht dat ze een reeks maatregelen zullen invoeren die hen in staat zal stellen hun strategieën om van fossiele brandstoffen af te komen ten uitvoer te leggen. In deze context zal de beprijzing van koolstofhoudende energiebronnen een cruciaal onderdeel zijn van het beleidsinstrumentarium. Sommige regeringen hebben al stappen gezet ter bevordering van de ontwikkeling van groene producten, via de belastingen of marktprikkels. Over het geheel genomen moeten dergelijke veranderingen in het wettelijk kader de pogingen van de particuliere financiële sector ondersteunen – en niet hinderen – om de klimaatverandering aan te pakken.
Voor de financiering van infrastructuurprojecten die voor sommige nationale overheden te duur zijn om op eigen kracht te bekostigen, maar die wél van cruciaal belang zijn voor de transformatie van ons energiesysteem – zoals windfarms en elektriciteitsleidingen over lange afstanden – zal een nieuwe klasse van mondiale infrastructuurobligaties nodig zijn. In het verleden hebben regeringen het beleggen in staatsobligaties aangemoedigd. Nu moeten er, om de particuliere investeringen in de opbouw van een schone infrastructuur te verhogen, maatregelen ter bescherming van beleggers en mechanismen voor het oplossen van geschillen worden bedacht.
De financiële sector is bereid het voortouw te nemen in de overgang naar duurzaamheid. Als Duitsland volgend jaar het voorzitterschap van de G20 gaat bekleden, zal het land de kans hebben zijn partners te overtuigen van het in het leven roepen van een adequaat raamwerk om veranderingen in de financiële sector te bespoedigen, die een soepele aanpassing waarborgen aan een economie met weinig fossiele brandstoffen. Voor zowel publieke als particuliere spelers is de tijd nu aangebroken om te handelen.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
The economy played a critical role in the 2024 presidential race, creating the conditions not only for Donald Trump to trounce Kamala Harris, but also for a counter-elite to usher in a new power structure. Will the Democrats and “establishment” experts get the message?
explains how and why Democrats failed to connect with US voters’ pocketbook realities.
Kamala Harris lost to Donald Trump because she received around ten million fewer votes than Joe Biden did in 2020. The Democratic Party leadership was, at best, indifferent to the erosion of voting access, negligent in retaining newer voters, and proactive in marginalizing what remained of its left wing.
thinks the party has only itself to blame for losing the 2024 election on low voter turnout.
POTSDAM, PARIJS, ZÜRICH – Als de wereld de uitstoot van broeikasgassen niet snel weet terug te dringen, zal de mensheid waarschijnlijk een tijdperk van ongekende klimaatrisico's ingaan. Verwoestende extreme weersgebeurtenissen komen al steeds vaker voor, maar een groot deel van de ergste met het klimaat samenhangende schade, zoals een aanhoudende stijging van de zeespiegel, zal pas onder ogen worden gezien als het te laat is om er nog iets aan te doen.
Het is duidelijk dat de tijdshorizon van het klimaatsysteem niet goed samengaat met de veel kortere politieke en economische cycli van de wereld. Beursgenoteerde bedrijven rapporteren op kwartaalbasis, en recente veranderingen in het toezicht, zoals wijzigingen die tot het toenemend gebruik van mark-to-market accounting leiden, beperken het langetermijndenken.
Regeringen hebben doorgaans wetgevende cycli die niet langer dan vier jaar duren, en ze moeten ook reageren op onmiddellijke ontwikkelingen. Toch vergt de stabilisering van het klimaat duurzame en consistente actie over een langere periode.
AXA en UBS hebben, samen met het Potsdam Institute for Climate Impact Research, CDP (voorheen het Carbon Disclosure Project) en de Climate-KIC (Knowledge and Information Community) van de EU, onlangs een conferentie in Berlijn georganiseerd. Daar bespraken zij met toonaangevende deskundigen in groene beleggingen en desinvestering in fossiele brandstoffen hoe financiële intermediairs kunnen helpen de klimaatrisico's aan te pakken.
De actieve betrokkenheid van de financiële sector is dringend nodig. Bij de klimaatovereenkomst van Parijs die in december vorig jaar werd bereikt, spraken landen wereldwijd af de opwarming van de aarde onder de 2° Celsius te houden; daarnaast werd de route uitgestippeld waarlangs de wereld zich snel zal moeten voortbewegen. De komende vijftien jaar zal naar schatting $93 bln nodig zijn voor investeringen in koolstofarme infrastructuur.
Louter overheidsfinanciering volstaat niet om in deze vraag te voorzien, dus de financiële sector zal moeten helpen het gat te vullen. Door kapitaalstromen te herleiden naar pro-actieve inspanningen ter verzachting van de klimaatverandering en het zich aanpassen daaraan, kunnen financiële instellingen de bezittingen van hun klanten tegen mondiale klimaatrisico's beschermen, en tegen de economische risico's die verbonden zijn aan de opwarming van de planeet. Zij spreiden tevens hun sociale verantwoordelijkheid tentoon voor het welzijn van toekomstige generaties.
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Maar voor financiering is het nodig dat de financiële sector wordt veranderd. En dit proces is al gaande. Ontwikkelingsinstellingen als de Wereldbank heroverwegen hun beleggingsbeleid. En in de particuliere sector is er toenemend enthousiasme voor “groene” obligaties, leningen, indexen en investeringen in infrastructuur.
Toch wordt, zoals de Europese Commissie terecht opmerkt, minder dan 1% van de wereldwijde institutionele fondsen geïnvesteerd in ecologisch vriendelijke infrastructuur. Gezien de historische lage rente en het algemene gebrek aan aantrekkelijke beleggingsopties, is dit een ideaal moment om in te haken op de toenemende belangstelling van beleggers voor groene financiële producten.
Veel grote financiële instellingen hebben zich onlangs aangesloten bij een mondiaal initiatief dat de desinvestering in fossiele brandstoffen bevordert. Uit onderzoeksresultaten blijkt dat de wereldwijde CO2 -emissies tussen 2010 en het einde van de eeuw moeten worden teruggedrongen naar nog geen biljoen metrische ton om te voldoen aan de klimaatovereenkomst van Parijs en de opwarming van de aarde te beperken tot minder dan 2°C. Dit houdt in dat het grootste deel van de beschikbare voorraden aan kolen, olie en gas in de grond moet blijven.
Als gevolg daarvan zullen de investeringen in energiebronnen die zijn gebaseerd op fossiele brandstoffen in de loop der tijd waarde blijven verliezen, en uiteindelijk vastlopen. De herwaardering door de financiële sector van zulke bezittingen helpt dus niet alleen het klimaat te stabiliseren, maar beschermt de beleggingen van zijn cliënten ook beter, en helpt – door de creatie van een “koolstofzeepbel” te voorkomen – economieën te stabiliseren. Maar het verkopen van deze bezittingen zal niet genoeg zijn; de vrijgemaakte fondsen zullen ook naar duurzamer activiteiten moeten worden gesluisd.
Om financiële instellingen en beleggers hun duit in het zakje te kunnen laten doen, hebben ze dringend behoefte aan een beter begrip van de relevante met het klimaat samenhangende beleggingsrisico's, die het Financial Stability Board (FSB) in drie categorieën heeft verdeeld: fysieke, transitionele en met de aansprakelijkheid samenhangende. Voor goed geïnformeerde beleggingsbeslissingen zijn gezonde, wetenschappelijk gefundeerde gegevens en uniforme standaarden nodig om deze risico's te kunnen inschatten, en om de mogelijkheden om daar iets aan te doen te kunnen kwantificeren.
Effectieve openheid zal derhalve een belangrijk onderdeel zijn van ieder nieuw raamwerk. Een FSB-taskforce – met vertegenwoordigers van banken, verzekeraars, institutionele beleggers, kredietbeoordelaars, consultants en accountants – is momenteel vrijwillige standaarden aan het ontwerpen, zodat bedrijven consistente en vergelijkbare klimaat-gerelateerde financiële verslagen kunnen bieden aan hun belanghebbenden, of dat nu beleggers zijn of leners. Dit zal bedrijven ook in staat stellen waardevolle inzichten te verwerven in hun eigen potentieel voor verandering, waarin een aloud principe wordt weerspiegeld: wat gemeten kan worden, kan ook worden beheerd.
Dit is geen gemakkelijke opgave. Op zichzelf zullen beleggingen bijvoorbeeld niet de juiste richting in worden gestuurd door het vaststellen van de fossiele voetafdruk. In plaats van de kampioenen van milieuvriendelijke oplossingen aan te duiden, onthullen de daaruit voortvloeiende cijfers louter welke bedrijven momenteel de meeste broeikasgassen uitstoten. Betekenisvolle standaarden moeten rekening houden met sector-specifieke informatie en met de impact op bedrijfsstrategieën van de overgang naar een economie met weinig fossiele brandstoffen.
Van alle regeringen die de overeenkomst van Parijs hebben ondertekend mag nu worden verwacht dat ze een reeks maatregelen zullen invoeren die hen in staat zal stellen hun strategieën om van fossiele brandstoffen af te komen ten uitvoer te leggen. In deze context zal de beprijzing van koolstofhoudende energiebronnen een cruciaal onderdeel zijn van het beleidsinstrumentarium. Sommige regeringen hebben al stappen gezet ter bevordering van de ontwikkeling van groene producten, via de belastingen of marktprikkels. Over het geheel genomen moeten dergelijke veranderingen in het wettelijk kader de pogingen van de particuliere financiële sector ondersteunen – en niet hinderen – om de klimaatverandering aan te pakken.
Voor de financiering van infrastructuurprojecten die voor sommige nationale overheden te duur zijn om op eigen kracht te bekostigen, maar die wél van cruciaal belang zijn voor de transformatie van ons energiesysteem – zoals windfarms en elektriciteitsleidingen over lange afstanden – zal een nieuwe klasse van mondiale infrastructuurobligaties nodig zijn. In het verleden hebben regeringen het beleggen in staatsobligaties aangemoedigd. Nu moeten er, om de particuliere investeringen in de opbouw van een schone infrastructuur te verhogen, maatregelen ter bescherming van beleggers en mechanismen voor het oplossen van geschillen worden bedacht.
De financiële sector is bereid het voortouw te nemen in de overgang naar duurzaamheid. Als Duitsland volgend jaar het voorzitterschap van de G20 gaat bekleden, zal het land de kans hebben zijn partners te overtuigen van het in het leven roepen van een adequaat raamwerk om veranderingen in de financiële sector te bespoedigen, die een soepele aanpassing waarborgen aan een economie met weinig fossiele brandstoffen. Voor zowel publieke als particuliere spelers is de tijd nu aangebroken om te handelen.
Vertaling: Menno Grootveld