GENÈVE – Een tweede kans komt in deze wereld niet vaak voor, maar toch komt die er nu. Door de omvang en de reikwijdte van de overheidssteun voor bedrijven en werknemers tijdens de COVID-19-crisis van de afgelopen anderhalf jaar zijn vastgeroeste beleidsdogmaʼs van tafel geveegd. Dit heeft in de ontwikkelde en de zich ontwikkelende economieën een politiek momentum gegenereerd om het machtsevenwicht tussen staat en markt te veranderen, en zo een nieuwe consensus te bevorderen om tot een billijker en duurzamer groei te komen. Door op deze impuls voort te bouwen, kunnen wij een herhaling van de beleidsfouten van de afgelopen decennia voorkomen.
De COVID-19-pandemie heeft het reactievermogen van regeringen en de veerkracht van economische systemen overal ter wereld op de proef gesteld, en sociaal gedrag en persoonlijke gewoonten op voorheen ondenkbare wijze veranderd. Te midden van al het lijden waren er ook redenen tot oprechte hoop. De toewijding van essentiële hulpverleners was bijzonder inspirerend, terwijl de wereldwijde wetenschappelijke gemeenschap de kracht van overheidsgeld en gezamenlijk onderzoek heeft aangewend om in razend tempo veilige, effectieve COVID-19-vaccins te ontwikkelen.
Een wereldwijd economisch herstel zette in de tweede helft van 2020 in, toen landen minder draconische manieren vonden om de gezondheidsrisicoʼs van de pandemie te beheersen en met vaccinatieprogrammaʼs kwamen. Verwacht wordt dat de wereldwijde groei dit jaar 5,3 procent zal bedragen, het hoogste percentage in bijna een halve eeuw. Maar de vooruitzichten voor de periode na 2021 zijn onzeker, gezien de uiteenlopende financiële middelen van de diverse landen, het vooruitzicht van nieuwe coronavirusvarianten en de zeer ongelijke vaccinatiegraad.
Als we niet oppassen, kunnen deze uitdagingen – net als de misplaatste bezuinigingen na de wereldwijde financiële crisis van 2008 – het momentum voor zinvolle verandering afzwakken. Bovendien heeft de pandemie aangetoond hoe onvoorbereid zelfs de rijkste landen zijn op onverwachte schokken – een feit dat door de extreme weersomstandigheden van dit jaar is onderstreept – en hoe verdeeld de wereldeconomie is geraakt.
Een terugkeer naar het beleidsparadigma van vóór de pandemie, dat heeft geleid tot het zwakste decennium van mondiale groei sinds 1945, zou een ramp zijn. Dit geldt met name voor de ontwikkelingslanden, waar de economische schade als gevolg van COVID-19 groter is dan die van de wereldwijde financiële crisis tien jaar geleden – in sommige gevallen zelfs aanzienlijk groter.
De breed opgezette economische initiatieven van de nieuwe Amerikaanse regering zouden, indien aangevuld met soortgelijke acties in andere ontwikkelde landen, de wereldeconomie weer een gezondere basis kunnen geven. Bovendien duidt de steun van de VS voor de recente toewijzing van 650 miljard dollar voor speciale trekkingsrechten (SDRʼs) van het Internationale Monetaire Fonds, alsmede voor een wereldwijd minimumtarief voor de vennootschapsbelasting en een opschorting van COVID-19-vaccin-gerelateerde intellectuele eigendomsrechten, op een mogelijke wederopleving van het multilateralisme. De bestaande asymmetrieën in de wereldeconomie, en de in elkaar grijpende economische en ecologische crises die hierdoor zijn veroorzaakt, zouden bovenaan de multilaterale agenda moeten staan.
Vooruitgang zal afhangen van een betere beleidscoördinatie tussen de belangrijkste economieën, nu deze ernaar streven de dynamiek van het herstel te behouden, veerkracht op te bouwen tegen toekomstige schokken en de steeds dringender wordende klimaatcrisis aan te pakken. Maar betere coördinatie zal niet volstaan om ʻbeter terug te bouwen.ʼ Bovenal hebben de ontwikkelingslanden hernieuwde internationale steun nodig. Veel van die landen worden geconfronteerd met een spiraal van crises in de volksgezondheid als gevolg van de pandemie, terwijl ze ook worstelen met een toenemende schuldenlast en het vooruitzicht van een verloren decennium van economische groei.
Tot dusver lijken de internationale inspanningen om de gezondheids- en financiële spanningen in het Mondiale Zuiden te verlichten, te weinig te zijn en te laat te komen. Maar we kunnen voortbouwen op wat al is bereikt. De recente initiatieven van de G20 inzake de schuldenlast van de ontwikkelingslanden kunnen de aanzet geven tot verdergaande inspanningen om dit groeiende probleem via solide multilaterale instellingen aan te pakken.
Evenzo kunnen donaties of het doorlenen van ongebruikte SDRʼs door hoge-inkomenslanden, met inbegrip van een groter deel van de recente toewijzing van 650 miljard dollar, bijdragen aan de financiering van de inspanningen van de ontwikkelingslanden om de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken. Ondanks recente tegenslagen benadrukte VN-secretaris-generaal António Guterres onlangs dat ʻwe de kennis, de wetenschap, de technologie en de middelen hebbenʼ om de SDGʼs weer op de rails te krijgen. ʻWat we nodig hebben is eenheid van doel, effectief leiderschap vanuit alle sectoren, en dringende, ambitieuze actie.ʼ
Het Amerikaanse Marshallplan, dat Europa in staat stelde om na de Tweede Wereldoorlog de wederopbouw ter hand te nemen, wordt terecht genoemd als blauwdruk voor dergelijke inspanningen. Maar wat vandaag de dag ontbreekt, is een doortastend, mensgericht verhaal, dat verouderde ideeën over de vrije markt achter zich laat en in plaats daarvan gemeenschappelijke mondiale beleidsuitdagingen koppelt aan verbeteringen in het dagelijks leven van mensen, of ze nu in Bogotá, Berlijn, Bamako, Busan of Boston wonen.
Dat betekent dat meer banen moeten worden gecreëerd die een zekere toekomst garanderen voor werkende mensen en hun gezinnen. Het betekent niet alleen dat de begrotingsruimte moet worden uitgebreid, maar ook dat ervoor moet worden gezorgd dat de belastingen die de mensen betalen, resulteren in adequate overheidsdiensten en sociale bescherming. Naast verantwoord lenen door de overheid moeten beleidsmakers ervoor zorgen dat de schulden die mensen maken om een dak boven hun hoofd te hebben of hun kinderen naar school te sturen, geen levenslange last zullen zijn. Ten slotte moeten regeringen niet alleen een passende prijs voor koolstof vaststellen, maar ook de natuurlijke omgeving voor toekomstige generaties in stand houden.
Veertig jaar geleden riep de UN Conference on Trade and Development in haar eerste rapport over handel en ontwikkeling op tot een nieuw paradigma ʻom expliciet rekening te houden met het feit dat vraagstukken betreffende het beheer van de wereldeconomie enerzijds, en ontwikkelingsdoelstellingen op de lange termijn anderzijds, met elkaar verweven zijn.ʼ In plaats daarvan hebben de beleidsmakers sindsdien veel te veel vertrouwen gesteld in de marktkrachten om dat verband te kunnen leggen. Deze aanpak heeft gefaald. Erger nog, de aantasting van de openbare diensten, de verovering van de staat door speciale belangengroepen en de deregulering van de arbeidsmarkten in de afgelopen vier decennia hebben hun tol geëist als het gaat om het vertrouwen van de burgers in hun politieke vertegenwoordigers.
Vandaag de dag hangt het bouwen aan een betere toekomst af van de opkomst van een nieuw beleidsparadigma – dit keer om een rechtvaardige overgang naar een koolstofarme wereld te helpen begeleiden. De cruciale vraag is of de regeringen samen de nodige maatregelen zullen nemen. Als zij afzonderlijk optreden, zal deze crisis slechts een gemiste kans blijken te zijn.
Vertaling: Menno Grootveld
GENÈVE – Een tweede kans komt in deze wereld niet vaak voor, maar toch komt die er nu. Door de omvang en de reikwijdte van de overheidssteun voor bedrijven en werknemers tijdens de COVID-19-crisis van de afgelopen anderhalf jaar zijn vastgeroeste beleidsdogmaʼs van tafel geveegd. Dit heeft in de ontwikkelde en de zich ontwikkelende economieën een politiek momentum gegenereerd om het machtsevenwicht tussen staat en markt te veranderen, en zo een nieuwe consensus te bevorderen om tot een billijker en duurzamer groei te komen. Door op deze impuls voort te bouwen, kunnen wij een herhaling van de beleidsfouten van de afgelopen decennia voorkomen.
De COVID-19-pandemie heeft het reactievermogen van regeringen en de veerkracht van economische systemen overal ter wereld op de proef gesteld, en sociaal gedrag en persoonlijke gewoonten op voorheen ondenkbare wijze veranderd. Te midden van al het lijden waren er ook redenen tot oprechte hoop. De toewijding van essentiële hulpverleners was bijzonder inspirerend, terwijl de wereldwijde wetenschappelijke gemeenschap de kracht van overheidsgeld en gezamenlijk onderzoek heeft aangewend om in razend tempo veilige, effectieve COVID-19-vaccins te ontwikkelen.
Een wereldwijd economisch herstel zette in de tweede helft van 2020 in, toen landen minder draconische manieren vonden om de gezondheidsrisicoʼs van de pandemie te beheersen en met vaccinatieprogrammaʼs kwamen. Verwacht wordt dat de wereldwijde groei dit jaar 5,3 procent zal bedragen, het hoogste percentage in bijna een halve eeuw. Maar de vooruitzichten voor de periode na 2021 zijn onzeker, gezien de uiteenlopende financiële middelen van de diverse landen, het vooruitzicht van nieuwe coronavirusvarianten en de zeer ongelijke vaccinatiegraad.
Als we niet oppassen, kunnen deze uitdagingen – net als de misplaatste bezuinigingen na de wereldwijde financiële crisis van 2008 – het momentum voor zinvolle verandering afzwakken. Bovendien heeft de pandemie aangetoond hoe onvoorbereid zelfs de rijkste landen zijn op onverwachte schokken – een feit dat door de extreme weersomstandigheden van dit jaar is onderstreept – en hoe verdeeld de wereldeconomie is geraakt.
Een terugkeer naar het beleidsparadigma van vóór de pandemie, dat heeft geleid tot het zwakste decennium van mondiale groei sinds 1945, zou een ramp zijn. Dit geldt met name voor de ontwikkelingslanden, waar de economische schade als gevolg van COVID-19 groter is dan die van de wereldwijde financiële crisis tien jaar geleden – in sommige gevallen zelfs aanzienlijk groter.
De breed opgezette economische initiatieven van de nieuwe Amerikaanse regering zouden, indien aangevuld met soortgelijke acties in andere ontwikkelde landen, de wereldeconomie weer een gezondere basis kunnen geven. Bovendien duidt de steun van de VS voor de recente toewijzing van 650 miljard dollar voor speciale trekkingsrechten (SDRʼs) van het Internationale Monetaire Fonds, alsmede voor een wereldwijd minimumtarief voor de vennootschapsbelasting en een opschorting van COVID-19-vaccin-gerelateerde intellectuele eigendomsrechten, op een mogelijke wederopleving van het multilateralisme. De bestaande asymmetrieën in de wereldeconomie, en de in elkaar grijpende economische en ecologische crises die hierdoor zijn veroorzaakt, zouden bovenaan de multilaterale agenda moeten staan.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Vooruitgang zal afhangen van een betere beleidscoördinatie tussen de belangrijkste economieën, nu deze ernaar streven de dynamiek van het herstel te behouden, veerkracht op te bouwen tegen toekomstige schokken en de steeds dringender wordende klimaatcrisis aan te pakken. Maar betere coördinatie zal niet volstaan om ʻbeter terug te bouwen.ʼ Bovenal hebben de ontwikkelingslanden hernieuwde internationale steun nodig. Veel van die landen worden geconfronteerd met een spiraal van crises in de volksgezondheid als gevolg van de pandemie, terwijl ze ook worstelen met een toenemende schuldenlast en het vooruitzicht van een verloren decennium van economische groei.
Tot dusver lijken de internationale inspanningen om de gezondheids- en financiële spanningen in het Mondiale Zuiden te verlichten, te weinig te zijn en te laat te komen. Maar we kunnen voortbouwen op wat al is bereikt. De recente initiatieven van de G20 inzake de schuldenlast van de ontwikkelingslanden kunnen de aanzet geven tot verdergaande inspanningen om dit groeiende probleem via solide multilaterale instellingen aan te pakken.
Evenzo kunnen donaties of het doorlenen van ongebruikte SDRʼs door hoge-inkomenslanden, met inbegrip van een groter deel van de recente toewijzing van 650 miljard dollar, bijdragen aan de financiering van de inspanningen van de ontwikkelingslanden om de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken. Ondanks recente tegenslagen benadrukte VN-secretaris-generaal António Guterres onlangs dat ʻwe de kennis, de wetenschap, de technologie en de middelen hebbenʼ om de SDGʼs weer op de rails te krijgen. ʻWat we nodig hebben is eenheid van doel, effectief leiderschap vanuit alle sectoren, en dringende, ambitieuze actie.ʼ
Het Amerikaanse Marshallplan, dat Europa in staat stelde om na de Tweede Wereldoorlog de wederopbouw ter hand te nemen, wordt terecht genoemd als blauwdruk voor dergelijke inspanningen. Maar wat vandaag de dag ontbreekt, is een doortastend, mensgericht verhaal, dat verouderde ideeën over de vrije markt achter zich laat en in plaats daarvan gemeenschappelijke mondiale beleidsuitdagingen koppelt aan verbeteringen in het dagelijks leven van mensen, of ze nu in Bogotá, Berlijn, Bamako, Busan of Boston wonen.
Dat betekent dat meer banen moeten worden gecreëerd die een zekere toekomst garanderen voor werkende mensen en hun gezinnen. Het betekent niet alleen dat de begrotingsruimte moet worden uitgebreid, maar ook dat ervoor moet worden gezorgd dat de belastingen die de mensen betalen, resulteren in adequate overheidsdiensten en sociale bescherming. Naast verantwoord lenen door de overheid moeten beleidsmakers ervoor zorgen dat de schulden die mensen maken om een dak boven hun hoofd te hebben of hun kinderen naar school te sturen, geen levenslange last zullen zijn. Ten slotte moeten regeringen niet alleen een passende prijs voor koolstof vaststellen, maar ook de natuurlijke omgeving voor toekomstige generaties in stand houden.
Veertig jaar geleden riep de UN Conference on Trade and Development in haar eerste rapport over handel en ontwikkeling op tot een nieuw paradigma ʻom expliciet rekening te houden met het feit dat vraagstukken betreffende het beheer van de wereldeconomie enerzijds, en ontwikkelingsdoelstellingen op de lange termijn anderzijds, met elkaar verweven zijn.ʼ In plaats daarvan hebben de beleidsmakers sindsdien veel te veel vertrouwen gesteld in de marktkrachten om dat verband te kunnen leggen. Deze aanpak heeft gefaald. Erger nog, de aantasting van de openbare diensten, de verovering van de staat door speciale belangengroepen en de deregulering van de arbeidsmarkten in de afgelopen vier decennia hebben hun tol geëist als het gaat om het vertrouwen van de burgers in hun politieke vertegenwoordigers.
Vandaag de dag hangt het bouwen aan een betere toekomst af van de opkomst van een nieuw beleidsparadigma – dit keer om een rechtvaardige overgang naar een koolstofarme wereld te helpen begeleiden. De cruciale vraag is of de regeringen samen de nodige maatregelen zullen nemen. Als zij afzonderlijk optreden, zal deze crisis slechts een gemiste kans blijken te zijn.
Vertaling: Menno Grootveld