schnitzer1_Michael P. FarrellAlbany Times Union via Getty Images_solarpanelsUS Michael P. Farrell/Albany Times Union via Getty Images

Het beste klimaatbeleid prefereert wortels boven stokken

MÜNCHEN/NEW YORK – Het wordt algemeen erkend dat de transitie naar een koolstofvrije economie zowel stimulansen (‘wortels’) als sancties (‘stokken’) vereist. Minder gewaardeerd wordt het belang van deze volgorde: éérst wortels en dan pas stokken.

Economen hebben er lang op gehamerd dat de uitstoot van koolstofdioxide en andere broeikasgassen alleen snel en op grote schaal kan worden verminderd door er een prijskaartje aan te hangen. In een wereld waar het verbranden van fossiele brandstoffen meer schade veroorzaakt dan dat het in waarde toevoegt aan het bbp, vernietigt elke ton steenkool of elk vat olie dat wordt verbruikt uiteindelijk collectieve welvaart.

Berekeningen van de sociale kosten van deze emissies bieden een leidraad voor het bepalen van de prijs ervan. Rekening houdend met de volledige schade die wordt veroorzaakt door elke ton CO2 die wordt uitgestoten, ligt een passende prijs ruim boven de 200 dollar. Maar dat komt neer op bijna twee dollar per gallon (ofwel 0,50 dollar per liter) benzine aan de pomp, wat bijvoorbeeld helpt verklaren waarom noch de goed functionerende Europese koolstofmarkt (met prijzen van rond de 75 dollar per ton) noch de Duitse koolstofbelasting de koolstofdioxide-uitstoot van benzine dekt in de mate die nodig is. In Duitsland, waar tachtig miljoen mensen veertig miljoen benzine- en dieselauto’s bezitten, zou een voldoende hoge belasting te zwaar zijn om een kans te maken aangenomen te worden.

Deze berekeningen verklaren ook waarom elektrische auto’s zo’n belangrijke oplossing zijn. Het voordeel van de technologie ligt in de basisfysica: elektrische auto’s zetten negentig procent van hun vermogen om in afstand, tegen slechts twintig procent in het geval van verbrandingsmotoren. En vergelijkbare efficiëntieratio’s gelden wanneer warmtepompen worden vergeleken met gasovens, inductiekachels met gaskachels, en LED’s met de gloeilampen van vroeger.

Dat laatste voorbeeld is vooral leerzaam, omdat de transitie naar LED’s al grotendeels is voltooid. Aangezien gloeilampen notoir inefficiënt waren – ze zetten negentig procent van hun energie om in warmte en niet in licht – heeft de overstap naar LED’s zichzelf al vele malen terugverdiend. Maar zelfs voor deze voor de hand liggende verandering was coördinatie nodig om schaalgrootte te bereiken en barrières te overwinnen, zoals hoge aanloopkosten en de onwil van verhuurders om huurders efficiëntere lampen te geven.

In de Verenigde Staten begon dat met de Energy Independence and Security Act van 2007, ondertekend door president George W. Bush, die nieuwe efficiëntienormen vaststelde voor huishoudelijke lampen. Dat lokte een typische cultuuroorlog uit, waarbij het Republikeinse congreslid Michele Bachmann in 2008 de Light Bulb Freedom of Choice Act introduceerde. Gelukkig liep haar wetsvoorstel op niets uit, evenmin als de pogingen van president Donald Trump om de efficiëntienormen een decennium later af te schaffen. LED’s hadden het al overgenomen als de betere, efficiëntere en uiteindelijk goedkopere technologie. Natuurkundige en economische argumenten bleken sterker dan de cultuuroorlog, en zowel consumenten als de planeet profiteerden hiervan.

PS Events: Climate Week NYC 2024
image (24)

PS Events: Climate Week NYC 2024

Project Syndicate is returning to Climate Week NYC with an even more expansive program. Join us live on September 22 as we welcome speakers from around the world at our studio in Manhattan to address critical dimensions of the climate debate.

Register Now

De transitie naar elektrische auto’s, warmtepompen, inductiekachels en vele andere nieuwere, betere technologieën volgt nu een vergelijkbaar – en vergelijkbaar snel – traject. Terwijl de kosten van steenkool in inflatiegecorrigeerde termen al ruim tweehonderd jaar ongeveer gelijk zijn gebleven, zijn de kosten van zonne-energie en accu’s alleen al in de afgelopen dertig jaar met ruim 99 procent gedaald. In feite is zonne-energie nu de goedkoopste bron van elektriciteit ooit – ja, zelfs als we rekening houden met het feit dat de zon ’s nachts niet schijnt –, die zeker nog goedkoper zal worden. Zon, zand en menselijke innovatie zijn er in overvloed, wat leidt tot verdere schaalvoordelen.

Maar net als bij de toepassing van LED’s vergt een snelle invoering van zonne-energie coördinatie tussen huishoudens, nutsbedrijven, toezichthoudende instanties, de industrie en degenen die nieuwe technologieën ontwikkelen. Per slot van rekening is het de bedoeling dat elektrische auto’s hun accu’s opladen wanneer de zon schijnt en dat ze de vaatwasser van stroom voorzien of helpen het lokale elektriciteitsnet te stabiliseren als dat niet het geval is.

Er is ook coördinatie nodig om de aankoop van zonnepanelen en andere technologieën aan te moedigen. Toen Duitsland in 2011 zijn ambitieuze Energiewende (energietransitie) lanceerde, hielpen feed-in tarieven en andere subsidies fabrikanten van zonnepanelen om de leercurve te beklimmen en de kosten te drukken. Zonne-energiefabrikanten weken daarna echter uit naar China, waardoor de kosten verder daalden, maar de Duitse werkgelegenheid werd geschaad. En nu zouden enorme nieuwe Amerikaanse subsidies in het kader van de Inflation Reduction Act (IRA) ertoe kunnen leiden dat meer Europese bedrijven in schone technologie groenere oorden opzoeken, dit keer aan de andere kant van de Atlantische Oceaan.

De juiste reactie op deze ontwikkelingen is niet het opgeven van nieuwere, efficiëntere technologieën. We moeten andere manieren vinden om ze thuis te produceren en in te zetten. Het verbod van de Europese Unie op de verkoop van auto’s die worden aangedreven door verbrandingsmotoren vanaf 2035 zou helpen, net als een gecoördineerde push om het gebruik van warmtepompen te ondersteunen.

Terugkomen op dit beleid zou een grote vergissing zijn. De Europeanen zullen creatieve oplossingen moeten bedenken om de productie en toepassing van schone technologieën te subsidiëren. Hervormingen van de elektriciteitsmarkt die koolstofarme energieopwekking belonen en daardoor lagere prijzen voor zonne-energie doorberekenen aan de consument zijn een goed begin. Voor elektrische auto’s, warmtepompen en andere efficiëntere producten moeten gerichte transitieschema’s deel uitmaken van het pakket. Ze bieden investeringszekerheid en zorgen voor een evenwicht tussen beloningen en straffen.

De staat New York heeft bijvoorbeeld gasaansluitingen in de meeste nieuwe gebouwen verboden (een maatregel die Duitsland nog moet goedkeuren), waardoor de afhankelijkheid van een fossiele brandstofbron geleidelijk wordt verminderd, terwijl er geen belasting op wordt geheven. Minnesota, onder leiding van gouverneur Tim Walz, nu de Democratische kandidaat voor het vicepresidentschap, heeft op vergelijkbare wijze een wet aangenomen die nutsbedrijven verplicht om in 2030 zestig tot tachtig procent koolstofvrije elektriciteit te produceren, en honderd procent in 2040, tegen ongeveer vijftig procent nu. De wet wordt geïmplementeerd met een flexibele, hernieuwbare portfoliostandaard, maar het is nog steeds grotendeels een stok. De wortel: twee miljard dollar aan subsidies voor schone energie, als onderdeel van het uitgebreide actieplan van de staat.

Niet alles gaat zo soepel. Hoewel het langverwachte plan van gouverneur Kathy Hochul van New York om congestieheffingen in te voeren in New York City broodnodige investeringen in het openbaar vervoer zou hebben gefinancierd, werd het gezien als het prefereren van de stok boven de wortel. Uiteindelijk boog ze voor de politieke druk en liet ze het plan op het laatste moment varen.

De VS worden geconfronteerd met bredere vragen over de juiste volgorde. Nu veel van de IRA-subsidies enorm populair zijn gebleken, is het de vraag wanneer het juiste moment is aangebroken om de wortel op te volgen door de stok. Het aflopen van de Trump-belastingverlagingen voor de rijken volgend jaar kan worden gezien als een kans om eindelijk te beginnen met het beprijzen van koolstof. Alles hangt natuurlijk af van de uitslag van de presidentsverkiezingen in november.

Monika Schnitzer bezet de leerstoel Vergelijkende Economie aan de Ludwig-Maximilians-Universiteit van München en is voorzitter van de Duitse raad van economische deskundigen. Gernot Wagner is klimaateconoom aan de Columbia Business School en auteur van het onlangs verschenenGeoengineering:The Gamble(Polity, 2021).

https://prosyn.org/DYyPgv0nl