bocaletti7_Patrick Pleulpicture alliance via Getty Images_emissions nature Patrick Pleul/picture alliance via Getty Images

Klimaat-constitutionalisme

LONDEN – In januari organiseerde Nederland een digitale topconferentie over klimaataanpassing, waar vertegenwoordigers van regeringen uit de hele wereld hun herstelplannen voor de periode na de pandemie bespraken. Om te profiteren van de opmerkelijk goedkope mogelijkheden voor overheidsfinanciering legden velen de nadruk op door de staat gestuurde investeringen in groene infrastructuur om de klimaatadaptatie te bevorderen en de economie te stimuleren.

Gezien de toenemende bewijzen dat er al onvermijdelijke verschuivingen in het klimaatsysteem aan de gang zijn, moet deze aandacht voor klimaataanpassing worden toegejuicht. Maar de constitutionele implicaties van meer staatsinterventionisme mogen niet worden onderschat. Telkens wanneer een staat belooft macht uit te oefenen op een schaal die de hele samenleving omvat – in dit geval om de hele economie klimaatbestendig te maken – zullen de bronnen en de reikwijdte van zijn legitimiteit hevig worden bediscussieerd.

In de rechtbanken van veel landen is dat al het geval. In 2015 klaagde Urgenda, een niet-gouvernementele organisatie, de Nederlandse overheid aan op grond van het feit dat zij had nagelaten de Nederlandse bevolking te beschermen tegen het verhoogde risico dat de klimaatverandering voor laaggelegen landen inhoudt. De implicatie was dat het niet halen van nationale emissiereductiedoelstellingen een bewijs is van nalatigheid van de staat. In 2019 gaf de Hoge Raad in Den Haag Urgenda gelijk; de staat werd verplicht om grotere emissiereducties na te streven.

Hoewel de Urgenda-zaak aanvankelijk was opgezet als een toepassing van het recht inzake onrechtmatige daden, draaide de zaak uiteindelijk om de verplichtingen van de Nederlandse staat op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. En omdat het accent verschoof naar risicoʼs die de hele bevolking liep, werd het een constitutionele kwestie. In de beslissing van de Hoge Raad werden de (door de wetenschap voorspelde) gevolgen van de klimaatverandering aangemerkt als een schending van de mensenrechten, en werd dus bepaald dat de staat verplicht is op te treden. Vermoedelijk zal de plicht die geldt voor klimaatmitigatie (uitstootvermindering) ook gelden voor investeringen in klimaataanpassing.

Systematische klimaataanpassing impliceert echter een transformatie van het fysieke landschap op een schaal die zeker weerstand zal oproepen. In het begin van de twintigste eeuw verdrievoudigde de menselijke bevolking door de verschuiving van rurale, agrarische samenlevingen naar stedelijke consumenteneconomieën. Als gevolg daarvan veranderden de verwachtingen. Een rijkere, mondiger bevolking kon niet langer risicoʼs verdragen (zoals overstromingen en droogtes) die vroeger een aanvaard deel van het leven waren geweest.

Toen de Grote Depressie uitbrak, reageerden overheden met programmaʼs die de infrastructuur moesten moderniseren om een weerbarstig milieu onder controle te krijgen, en te voorkomen dat het de economische groei en stabiliteit zou bedreigen. De proliferatie van dammen, dijken en kanalen kwam neer op een buitengewoon vertoon van soevereiniteit. De essentie van deze technocratische kruistocht tegen economische onzekerheid was vergelijkbaar met wat sommigen vandaag de dag graag zouden willen zien in de reactie van de staat op de klimaatverandering.

BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
BF2024-Onsite-1333x1000

BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99

Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.

Subscribe Now

In de Verenigde Staten werd de Tennessee Valley Authority (TVA) het archetype van door de staat geleide modernisering. De TVA, die als federale onderneming over een buitengewone uitvoerende macht beschikte, kon land onteigenen in naam van het algemeen belang en aanzienlijke federale middelen opeisen. Maar ondanks zijn succes bij de transformatie van een van de armste regioʼs van de VS, stuitte de TVA op zoʼn sterke weerstand van degenen die het als een afschrikwekkend voorbeeld van federale almacht beschouwden, dat geen enkel project van dit type in de VS navolging heeft gevonden. De reactie op de TVA heeft zelfs de kiem gelegd voor een beweging tegen infrastructuur en dammen, die in de tweede helft van de twintigste eeuw de hele wereld over is gegaan.

Zonder een gemeenschappelijk begrip van waar individuele rechten ophouden en collectieve verantwoordelijkheid begint, zal elke systematische transformatie van het landschap een moeizame strijd worden, ongeacht de intentie. Klimaataanpassingsprojecten kunnen geen hoofdbestanddeel van het overheidsbeleid worden als zij louter technocratisch van aard zijn. Zij moeten veeleer de belichaming zijn van een nieuw contract tussen de staat en zijn burgers. Er moet een grondwettelijke regeling komen die bepaalt welke risicoʼs een samenleving bereid is te aanvaarden en die een drempel vastlegt voor het nemen van collectieve maatregelen tegen ondraaglijke bedreigingen.

Omdat het moderne constitutionalisme zich tegelijk met de pokken- en gele koortscrises heeft ontwikkeld, biedt de volksgezondheid een nuttige analogie voor het ontstaan van dergelijke regelingen. In zijn arrest van 1905 in de zaak Jacobson v. Massachusetts oordeelde het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten dat het recht van een gemeenschap om zichzelf te beschermen tegen een dodelijke epidemie haar toestond om op te treden tegen individuen die weigerden zich te laten inenten – onder meer door wettelijk verplichte inentingen op te leggen.

Sindsdien heeft een eeuw van rechterlijke toetsing in de meeste democratieën geleid tot een groot aantal grondwettelijke doctrines die legitimiteit verlenen aan overheidsbeleid om de volksgezondheid te managen. Deze prerogatieven zijn tijdens de COVID-19-pandemie volledig tot uiting gekomen: door de overheid afgedwongen lockdowns hebben de individuele vrijheden ingeperkt op een manier die zelden zonder enige vorm van rechterlijke toetsing plaatsvindt.

De burgers hebben deze interventies grotendeels aanvaard, niet alleen vanwege de jurisprudentie uit het verleden, maar ook vanwege de hele sociale en politieke geschiedenis die het rechtssysteem heeft verwerkt om te komen waar het nu is. Wij profiteren nu van tientallen jaren van debatten over het belang van de volksgezondheid; van grote hoeveelheden epidemiologische gegevens, die het vertrouwen van zowel rechtbanken als politici hebben gewonnen; en van enorme investeringen in een complex web van instellingen – overheidsinstanties, universiteiten, toezichthoudende instanties – die in de loop der tijd vertrouwen hebben opgebouwd. Deze en andere factoren hebben ertoe bijgedragen dat de burgers het eens zijn geworden over een reeks beginselen die de volksgezondheid tot een collectieve topprioriteit hebben gemaakt.

De mensheid heeft nu het kritieke punt bereikt waarop de klimaatverandering normatieve waarde krijgt. Het bewijsmateriaal dat gezamenlijke actie van de staat rechtvaardigt, wordt steeds groter. Maar hoewel klimaataanpassing een even dringende en saillante noodzaak vertegenwoordigt als de volksgezondheid, heeft zij nog niet dezelfde mate van brede acceptatie bereikt.

Wil klimaatbeleid meer worden dan een technocratisch project, dan zullen regeringen niet alleen moeten investeren in infrastructuur en veranderingen in landgebruik, maar ook in intellectueel kapitaal, toezichthoudende instellingen, onderzoek en onderwijs. Het is nu tijd om het publiek te betrekken bij de debatten die de grenzen zullen bepalen tussen individuele rechten en collectieve verantwoordelijkheid in het tijdperk van klimaatverandering. Voor zover grenzen aan de uitoefening van de staatsmacht het fundament van het moderne constitutionalisme vormen, vormt de maatschappelijke omarming van klimaatadaptatie een belangrijk constitutioneel moment.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/xx4BHOZnl