NEW YORK – Arme en plattelandsbevolkingen over de hele wereld zijn van planten en dieren afhankelijk voor onderdak, voedsel, inkomen, en medicijnen. Het Sustainable Development Goal van de Verenigde Naties dat duurzame ecosystemen behandelt (SDG15) erkent dan ook de nauwe band van veel zich ontwikkelende maatschappijen met de natuur, door een roep om een grotere ‘capaciteit van lokale gemeenschappen om kansen op een duurzaam leven na te jagen.’ Maar hoe moet dit bereikt worden?
De Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora en Fauna (CITES) uit 1975 biedt een werkbaar kader voor het verminderen van armoede terwijl tegelijkertijd de natuur beschermd wordt. Het reguleert de winning en uitwisseling van meer dan 35.000 wilde planten en dierensoorten op een hele reeks gebieden.
De natuur is weleens omschreven als het ‘bbp voor de armen.’ Het CITES-raamwerk kan, gecombineerd met een sterk nationaal natuurbeleid, simultaan soorten uit het wild beschermen en profijt opleveren voor arme, plattelands- en inheemse mensen, door landen en gemeenschappen aan te moedigen om solide plannen voor natuurbeheer door te voeren.
Zo scheren gemeenschappen in de Andes onder CITES bijvoorbeeld de vicuña om zijn fijne wol, die ze verkopen aan de luxe mode-industrie in andere delen van de wereld. Kameroeners verzamelen de schors van de Afrikaanse kers voor export naar Europese farmaceutische bedrijven. En mensen op het Tibetaanse plateau in Bhutan komen rond door rupsenfungus aan de traditionele medicijnindustrie te verkopen.
Buiten CITES echter is er maar beperkte begeleiding beschikbaar om te verzekeren dat legale handel duurzaam is en ten goede komt aan de armen. Duurzame handel is vaak afhankelijk van arme en plattelandsgemeenschappen die hun eigen hulpbronnen op lokaal niveau conserveren. Om te zien hoe dit er uit ziet, onderzocht het International Trade Center (ITC) onlangs hoe mensen in Zuidoost-Azië duurzaam de CITES-genoteerde pythonhandel beheren.
Pythonhuiden worden veel gebruikt als ruw materiaal in de luxe mode-industrie, en enquêtes onder de winners van pythonhuiden, de pythonhouders, -verwerkers, en -exporteurs in Vietnam en Maleisië vonden dat de handel de veerkracht qua levensonderhoud vergroot door in een extra bron van inkomsten te voorzien
In Vietnam houden en verhandelen een geschatte 1000 huishoudens pythons, en de benutting van pythons in Maleisië biedt laaggeschoolde laagbetaalde werkers een inkomen tijdens perioden dat andere mogelijkheden tot werkgelegenheid ofwel buiten het seizoen zijn, of simpelweg schaars vanwege bredere economische factoren. De onderzoekers vonden dat de meesten die pythonhuid winnen simpele en effectieve plannen voor duurzaam beheer implementeren, en dat dit de druk op populaties in het wild heeft verminderd.
Pythonhuiden echter zijn, net als veel producten uit de natuur, een grondstof, dus de gemeenschappen die ze winnen zijn in termen van hoe ze er waarde aan kunnen toevoegen om de winst te vergroten beperkt. Vrouwen in de Peruviaanse Andes kunnen de vicuñawol met de hand schoonmaken om de prijs met 50 dollar per kilo te verhogen, en een wollen sjaal kan ze 150 tot 200 dollar opbrengen; een Maleisische pythonhuid brengt 200 dollar op, terwijl een tas van pythonleer 2000 dollar kan kosten.
Toch maken veel landen nog steeds stappen in de keten van toegevoegde waarde en behouden zelf een groter aandeel van de winsten, zoals gedemonstreerd door lokale merken als Kuna, dat alpaca- en vicuñawol op de markt brengt in Peru, en Natura, een Braziliaans merk voor natuurlijke cosmetica.
De grootste bedreigingen van de legale handel in wilde planten en dieren zijn stropen, smokkelen, onrechtmatige toekenning van handelslicenties, en dierenmishandeling, die stuk voor stuk aangepakt moeten worden door regulators en belanghebbenden uit plattelandsgemeenschappen op lokaal niveau. Gelukkig verkeren plattelandsgemeenschappen al in de beste positie om de natuur te beschermen, zolang ze hiertoe tenminste gemotiveerd zijn. In de juiste omstandigheden is een positieve spiraal, waarbij lokale producenten een direct belang hebben bij het beschermen van de natuur (omdat ze voordeel halen uit de legale handel) de beste – en vaak de enige – langetermijnoplossing voor het duurzaamheidsprobleem.
Om hierbij te helpen kunnen regeringen de rechten van plattelandsgemeenschappen op het gebruik van hulpbronnen en natuur uitbreiden zodat ze hun natuurlijke hulpbronnen duurzaam kunnen beheren en beschermen. Toen Peru in de jaren zeventig bijvoorbeeld gemeenschappen in de Andes de rechten gaf om vicuñawol te gebruiken redde dit de vicuña van uitsterven en creëerde dit nieuwe langetermijngeldstromen voor de gemeenschap. Omdat de wettelijke en natuurlijke omstandigheden per land en gemeenschap verschillen hebben we gelijksoortige beleidsinventies voor verschillende sectoren nodig.
Een veelbelovende sector is toerisme, dat ook binnen het CITES-raamwerk past. Om een voorbeeld te noemen; sinds Rwanda de inkomsten uit het natuurtoerisme begon te delen met gemeenschappen is de populatie berggorilla’s gegroeid. Zoals we steeds opnieuw zien kunnen lokale gemeenschappen als ze betrokken worden fanatieke natuurbeschermers worden.
Algemener bekeken moeten we wetenschappers ondersteunen die werken aan nieuwe methoden voor adaptief beheer, en de private sector moet gestimuleerd worden om te investeren in een duurzamer inkoopbeleid en een grotere transparantie in de toeleverings- en productieketen.
Zoals de voorbeelden hierboven aantonen zijn natuurbehoud en verbeterde levensomstandigheden voor armen op het platteland haalbaar, en versterken deze elkaar zelfs wederzijds. Met meer politieke wil en slimme investeringen is er geen enkele reden dat we de SDG’s die voor toekomstige generaties zowel de armoede verminderen als de natuur beschermen niet zouden kunnen behalen.
Afgelopen jaar nam de VN een historische resolutie aan om illegale dierensmokkel tegen te gaan, onder erkenning van de effectiviteit van het CITES-raamwerk. De resolutie doet een beroep op de 182 CITES-lidstaten om natuurbelangen te beschermen zowel als in tastbaar profijt te voorzien voor arme en plattelandsgemeenschappen. We hopen dat de gedelegeerden van die lidstaten die elkaar op de World Wildlife Conference in Zuid-Afrika ontmoeten hieraan gehoor zullen geven.
Vertaling Melle Trap
NEW YORK – Arme en plattelandsbevolkingen over de hele wereld zijn van planten en dieren afhankelijk voor onderdak, voedsel, inkomen, en medicijnen. Het Sustainable Development Goal van de Verenigde Naties dat duurzame ecosystemen behandelt (SDG15) erkent dan ook de nauwe band van veel zich ontwikkelende maatschappijen met de natuur, door een roep om een grotere ‘capaciteit van lokale gemeenschappen om kansen op een duurzaam leven na te jagen.’ Maar hoe moet dit bereikt worden?
De Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora en Fauna (CITES) uit 1975 biedt een werkbaar kader voor het verminderen van armoede terwijl tegelijkertijd de natuur beschermd wordt. Het reguleert de winning en uitwisseling van meer dan 35.000 wilde planten en dierensoorten op een hele reeks gebieden.
De natuur is weleens omschreven als het ‘bbp voor de armen.’ Het CITES-raamwerk kan, gecombineerd met een sterk nationaal natuurbeleid, simultaan soorten uit het wild beschermen en profijt opleveren voor arme, plattelands- en inheemse mensen, door landen en gemeenschappen aan te moedigen om solide plannen voor natuurbeheer door te voeren.
Zo scheren gemeenschappen in de Andes onder CITES bijvoorbeeld de vicuña om zijn fijne wol, die ze verkopen aan de luxe mode-industrie in andere delen van de wereld. Kameroeners verzamelen de schors van de Afrikaanse kers voor export naar Europese farmaceutische bedrijven. En mensen op het Tibetaanse plateau in Bhutan komen rond door rupsenfungus aan de traditionele medicijnindustrie te verkopen.
Buiten CITES echter is er maar beperkte begeleiding beschikbaar om te verzekeren dat legale handel duurzaam is en ten goede komt aan de armen. Duurzame handel is vaak afhankelijk van arme en plattelandsgemeenschappen die hun eigen hulpbronnen op lokaal niveau conserveren. Om te zien hoe dit er uit ziet, onderzocht het International Trade Center (ITC) onlangs hoe mensen in Zuidoost-Azië duurzaam de CITES-genoteerde pythonhandel beheren.
Pythonhuiden worden veel gebruikt als ruw materiaal in de luxe mode-industrie, en enquêtes onder de winners van pythonhuiden, de pythonhouders, -verwerkers, en -exporteurs in Vietnam en Maleisië vonden dat de handel de veerkracht qua levensonderhoud vergroot door in een extra bron van inkomsten te voorzien
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
In Vietnam houden en verhandelen een geschatte 1000 huishoudens pythons, en de benutting van pythons in Maleisië biedt laaggeschoolde laagbetaalde werkers een inkomen tijdens perioden dat andere mogelijkheden tot werkgelegenheid ofwel buiten het seizoen zijn, of simpelweg schaars vanwege bredere economische factoren. De onderzoekers vonden dat de meesten die pythonhuid winnen simpele en effectieve plannen voor duurzaam beheer implementeren, en dat dit de druk op populaties in het wild heeft verminderd.
Pythonhuiden echter zijn, net als veel producten uit de natuur, een grondstof, dus de gemeenschappen die ze winnen zijn in termen van hoe ze er waarde aan kunnen toevoegen om de winst te vergroten beperkt. Vrouwen in de Peruviaanse Andes kunnen de vicuñawol met de hand schoonmaken om de prijs met 50 dollar per kilo te verhogen, en een wollen sjaal kan ze 150 tot 200 dollar opbrengen; een Maleisische pythonhuid brengt 200 dollar op, terwijl een tas van pythonleer 2000 dollar kan kosten.
Toch maken veel landen nog steeds stappen in de keten van toegevoegde waarde en behouden zelf een groter aandeel van de winsten, zoals gedemonstreerd door lokale merken als Kuna, dat alpaca- en vicuñawol op de markt brengt in Peru, en Natura, een Braziliaans merk voor natuurlijke cosmetica.
De grootste bedreigingen van de legale handel in wilde planten en dieren zijn stropen, smokkelen, onrechtmatige toekenning van handelslicenties, en dierenmishandeling, die stuk voor stuk aangepakt moeten worden door regulators en belanghebbenden uit plattelandsgemeenschappen op lokaal niveau. Gelukkig verkeren plattelandsgemeenschappen al in de beste positie om de natuur te beschermen, zolang ze hiertoe tenminste gemotiveerd zijn. In de juiste omstandigheden is een positieve spiraal, waarbij lokale producenten een direct belang hebben bij het beschermen van de natuur (omdat ze voordeel halen uit de legale handel) de beste – en vaak de enige – langetermijnoplossing voor het duurzaamheidsprobleem.
Om hierbij te helpen kunnen regeringen de rechten van plattelandsgemeenschappen op het gebruik van hulpbronnen en natuur uitbreiden zodat ze hun natuurlijke hulpbronnen duurzaam kunnen beheren en beschermen. Toen Peru in de jaren zeventig bijvoorbeeld gemeenschappen in de Andes de rechten gaf om vicuñawol te gebruiken redde dit de vicuña van uitsterven en creëerde dit nieuwe langetermijngeldstromen voor de gemeenschap. Omdat de wettelijke en natuurlijke omstandigheden per land en gemeenschap verschillen hebben we gelijksoortige beleidsinventies voor verschillende sectoren nodig.
Een veelbelovende sector is toerisme, dat ook binnen het CITES-raamwerk past. Om een voorbeeld te noemen; sinds Rwanda de inkomsten uit het natuurtoerisme begon te delen met gemeenschappen is de populatie berggorilla’s gegroeid. Zoals we steeds opnieuw zien kunnen lokale gemeenschappen als ze betrokken worden fanatieke natuurbeschermers worden.
Algemener bekeken moeten we wetenschappers ondersteunen die werken aan nieuwe methoden voor adaptief beheer, en de private sector moet gestimuleerd worden om te investeren in een duurzamer inkoopbeleid en een grotere transparantie in de toeleverings- en productieketen.
Zoals de voorbeelden hierboven aantonen zijn natuurbehoud en verbeterde levensomstandigheden voor armen op het platteland haalbaar, en versterken deze elkaar zelfs wederzijds. Met meer politieke wil en slimme investeringen is er geen enkele reden dat we de SDG’s die voor toekomstige generaties zowel de armoede verminderen als de natuur beschermen niet zouden kunnen behalen.
Afgelopen jaar nam de VN een historische resolutie aan om illegale dierensmokkel tegen te gaan, onder erkenning van de effectiviteit van het CITES-raamwerk. De resolutie doet een beroep op de 182 CITES-lidstaten om natuurbelangen te beschermen zowel als in tastbaar profijt te voorzien voor arme en plattelandsgemeenschappen. We hopen dat de gedelegeerden van die lidstaten die elkaar op de World Wildlife Conference in Zuid-Afrika ontmoeten hieraan gehoor zullen geven.
Vertaling Melle Trap