LONDEN – De regering van president Joe Biden werkt hard aan het terugwinnen van de rol van Amerika als wereldleider op het gebied van duurzame ontwikkeling. Maar haar succes zal afhangen van de vraag of zij de politieke basis kan leggen voor een nieuwe relatie tussen de samenleving en het milieu.
Zowel activisten als beleidsmakers eisen meer investeringen in technologieën om de ecologische voetafdruk van economische activiteiten te verminderen, de ontginning van eindige hulpbronnen te beperken en de vervuiling terug te dringen. Er wordt een lange lijst van ʻoplossingenʼ aangeboden – van nieuwe energiebronnen en koolstofafvang en -opslag tot de oudste technologie van allemaal: bomen. Maar de grootste uitdaging wordt niet gevormd door de technologie, maar door de politieke instituties.
Ondanks zijn tekortkomingen is Amerika nog steeds het meest succesvolle voorbeeld van zelfbestuur in de geschiedenis. Maar als modelrepubliek staat het land voor de uitdaging om de grote verscheidenheid aan toekomstbeelden van zijn burgers te accommoderen en met elkaar te verzoenen. Het zal niet makkelijk zijn een gemeenschappelijke basis te vinden tussen de uitersten van progressief techno-utopisme en reactionaire plattelandsromantiek. De sleutel is het produceren van een synthese die een sociaal contract kan ondersteunen, dat sterk genoeg is om zowel een nieuwe industriële revolutie te overleven als milieuveranderingen, op een schaal die alles te boven gaat wat menselijke beschavingen hebben meegemaakt sinds ze tienduizend jaar geleden sedentair werden.
In deze zoektocht naar een nieuwe balans biedt onze relatie met water een nuttig richtsnoer. Sinds de transitie van samenlevingen van jager-verzamelaars naar agrarische nederzettingen – toen mensen er in feite voor kozen om pas op de plaats te maken in een wereld van bewegend water – hebben menselijke instituties zich ontwikkeld in een dialectische relatie met het milieu. Terwijl de natuur overstromingen, stormen en droogtes bracht, bedachten wij manieren om die omstandigheden het hoofd te bieden, door overschotten uit dorre landschappen te destilleren en rivieren aan te wenden voor transport en energie.
Het moderne republikeinse project is voortgekomen uit deze oudere dialectiek tussen de menselijke beschaving en de natuur. Het werd doorgegeven door middeleeuwse juristen, geherinterpreteerd door vroegmoderne humanisten, en ontwricht door generaties radicalen – van de achttiende-eeuwse revolutionairen tot de twintigste-eeuwse anti-imperialisten – die vrijheid eisten.
Zoals Thomas Paine opmerkte, zou een centrale zorg van de nieuwe onafhankelijke Amerikaanse republiek altijd haar unieke grondgebied en fysieke landschap betreffen. De Verenigde Staten, die een heel continent bestrijken, hebben moeten leren omgaan met een breed scala van geografische omstandigheden, terwijl ze een evenwicht moesten zien te vinden tussen individuele vrijheid en collectieve macht.
In 1784 richtte George Washington bijvoorbeeld de Potomac Company op om de binnenvaart voorbij de Appalachen te bevorderen en zo te voorkomen dat deze gebieden té afhankelijk zouden worden van de haven van het door Spanje gecontroleerde New Orleans. Maar door dit antwoord op een geografisch probleem werd een politiek probleem in het leven geroepen. De scheepvaart op de Potomac breidde de handel uit tot over de staatsgrenzen en vergde dus vrijheid van scheepvaart. Maar de zeer libertaire grondwet van de Confederatie bevatte geen bepalingen om handelsgeschillen te beslechten.
Om de zaak te regelen riep Washington een vergadering bijeen op zijn landgoed aan de oevers van de Potomac, waar de aanwezigen het Mount Vernon Compact ondertekenden. Vervolgens organiseerde James Madison een soortgelijke conferentie van alle staten in Annapolis, waar de afgevaardigden concludeerden dat in Philadelphia een grondwettelijke vergadering moest worden gehouden. Een navigatieprobleem was zo veranderd in een bestuursprobleem en, uiteindelijk, in een grondwettelijke regeling.
Na verloop van tijd, en via rechterlijke toetsing, werd de binnenvaart een volledig federale aangelegenheid, vooral toen het jonge land begon te worstelen met zijn fysieke kenmerken om zijn economische ontwikkeling te ondersteunen. Begin negentiende eeuw ontstonden er langs de oostkust talloze kanaalmaatschappijen. De meeste beschikten niet over het kapitaal om de honderden sluizen te onderhouden die nodig waren om steile hellingen te overwinnen. Maar omdat ze het land bij elkaar hielden, waren deze bedrijven te belangrijk om failliet te laten gaan, en daarom werden ze gefinancierd met staatsobligaties.
In de jaren dertig van de negentiende eeuw waren deze kanaal- en rivierwerken goed voor ruim de helft van de staatsschuld. En toen de paniek van 1837 toesloeg, gingen veel van deze bedrijven alsnog failliet en sleepten ze de schatkisten van de staten in hun val mee (een voorloper van de ʻdoom loopsʼ die we in recentere financiële crises hebben gezien).
Na deze eerdere experimenten is de rol van de federale overheid van de VS bij het reguleren, financieren en ontwikkelen van grote waterinfrastructurele werken aanzienlijk gegroeid, vooral in de twintigste eeuw. In het Progressieve Tijdperk, en vervolgens onder de New Deal van president Franklin D. Roosevelt, ontwikkelde zich een nieuwe modernistische republiek, met een sterk uitgebreide rol voor de staat. Rivieren werden blauwdrukken voor elektrificatie en de economische ontwikkeling in het algemeen, en boden een tegenwicht voor de centraal geleide industrialisatie van de Sovjet-Unie.
Uiteindelijk bleek het Amerikaanse model zó succesvol dat de rest van de wereld ervan werd overtuigd om ook duizenden dammen, stuwmeren en kanalen te bouwen, waardoor het landschap een nieuwe dimensie kreeg. Als gevolg hiervan zijn de meesten van ons in de welvarende geïndustrialiseerde landen in staat geweest te vergeten dat de planeet onderhevig is aan buitengewone klimaatschommelingen.
Onze dagelijkse ervaring is immers bijna volledig kunstmatig – het product van republikeinse instituties die een enorme hoeveelheid waterinfrastructurele werken hebben aangelegd om de natuur te controleren en naar onze behoeften te buigen. Het hedendaagse, verstedelijkte, technologische leven zou onmogelijk zijn als mensen zich nog steeds zorgen zouden moeten maken over overstromingen of het vinden van de volgende emmer water (zorgen die ook vandaag de dag overigens nog miljarden mensen bezighouden).
De twintigste-eeuwse verovering van de natuur is de erfenis van een republikeins project dat zich heeft aangepast aan de omstandigheden van de industriële moderniteit. Welk overeenkomstig politiek project zal het tijdperk van de klimaatverandering met zich meebrengen? In een tijd van herlevend autoritarisme in de wereld is het van cruciaal belang te laten zien waarom een democratische republiek nog steeds het beste middel is om een evenwicht te vinden tussen individuele macht en collectieve actie bij het aangaan van existentiële uitdagingen.
Veel zal afhangen van de vraag of de VS in staat zijn tot een nieuw ʻconstitutioneel moment,ʼ door de Yale-hoogleraar in de rechten Bruce Ackermangedefinieerd als een historische gebeurtenis die de verhoogde en aanhoudende aandacht van het volk wekt voor de rol van de staat in het economische en sociale leven van een land. Bidens inspanningen om Amerika om te vormen in de richting van een netto-nul-economie zou wel eens een constitutioneel moment kunnen worden. Maar deze taak vergt meer dan het ondersteunen van nieuwe technologieën en het opstellen van slimme plannen. Biden moet een nieuw sociaal contract tot stand brengen dat een representatieve synthese weerspiegelt van de uiteenlopende aspiraties en de waarden van het gemenebest.
De inzet kan niet hoger zijn. Amerikaʼs grote uitdaging – en kans – is het inluiden van de eerste ecologische republiek.
Vertaling: Menno Grootveld
LONDEN – De regering van president Joe Biden werkt hard aan het terugwinnen van de rol van Amerika als wereldleider op het gebied van duurzame ontwikkeling. Maar haar succes zal afhangen van de vraag of zij de politieke basis kan leggen voor een nieuwe relatie tussen de samenleving en het milieu.
Zowel activisten als beleidsmakers eisen meer investeringen in technologieën om de ecologische voetafdruk van economische activiteiten te verminderen, de ontginning van eindige hulpbronnen te beperken en de vervuiling terug te dringen. Er wordt een lange lijst van ʻoplossingenʼ aangeboden – van nieuwe energiebronnen en koolstofafvang en -opslag tot de oudste technologie van allemaal: bomen. Maar de grootste uitdaging wordt niet gevormd door de technologie, maar door de politieke instituties.
Ondanks zijn tekortkomingen is Amerika nog steeds het meest succesvolle voorbeeld van zelfbestuur in de geschiedenis. Maar als modelrepubliek staat het land voor de uitdaging om de grote verscheidenheid aan toekomstbeelden van zijn burgers te accommoderen en met elkaar te verzoenen. Het zal niet makkelijk zijn een gemeenschappelijke basis te vinden tussen de uitersten van progressief techno-utopisme en reactionaire plattelandsromantiek. De sleutel is het produceren van een synthese die een sociaal contract kan ondersteunen, dat sterk genoeg is om zowel een nieuwe industriële revolutie te overleven als milieuveranderingen, op een schaal die alles te boven gaat wat menselijke beschavingen hebben meegemaakt sinds ze tienduizend jaar geleden sedentair werden.
In deze zoektocht naar een nieuwe balans biedt onze relatie met water een nuttig richtsnoer. Sinds de transitie van samenlevingen van jager-verzamelaars naar agrarische nederzettingen – toen mensen er in feite voor kozen om pas op de plaats te maken in een wereld van bewegend water – hebben menselijke instituties zich ontwikkeld in een dialectische relatie met het milieu. Terwijl de natuur overstromingen, stormen en droogtes bracht, bedachten wij manieren om die omstandigheden het hoofd te bieden, door overschotten uit dorre landschappen te destilleren en rivieren aan te wenden voor transport en energie.
Het moderne republikeinse project is voortgekomen uit deze oudere dialectiek tussen de menselijke beschaving en de natuur. Het werd doorgegeven door middeleeuwse juristen, geherinterpreteerd door vroegmoderne humanisten, en ontwricht door generaties radicalen – van de achttiende-eeuwse revolutionairen tot de twintigste-eeuwse anti-imperialisten – die vrijheid eisten.
Zoals Thomas Paine opmerkte, zou een centrale zorg van de nieuwe onafhankelijke Amerikaanse republiek altijd haar unieke grondgebied en fysieke landschap betreffen. De Verenigde Staten, die een heel continent bestrijken, hebben moeten leren omgaan met een breed scala van geografische omstandigheden, terwijl ze een evenwicht moesten zien te vinden tussen individuele vrijheid en collectieve macht.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
In 1784 richtte George Washington bijvoorbeeld de Potomac Company op om de binnenvaart voorbij de Appalachen te bevorderen en zo te voorkomen dat deze gebieden té afhankelijk zouden worden van de haven van het door Spanje gecontroleerde New Orleans. Maar door dit antwoord op een geografisch probleem werd een politiek probleem in het leven geroepen. De scheepvaart op de Potomac breidde de handel uit tot over de staatsgrenzen en vergde dus vrijheid van scheepvaart. Maar de zeer libertaire grondwet van de Confederatie bevatte geen bepalingen om handelsgeschillen te beslechten.
Om de zaak te regelen riep Washington een vergadering bijeen op zijn landgoed aan de oevers van de Potomac, waar de aanwezigen het Mount Vernon Compact ondertekenden. Vervolgens organiseerde James Madison een soortgelijke conferentie van alle staten in Annapolis, waar de afgevaardigden concludeerden dat in Philadelphia een grondwettelijke vergadering moest worden gehouden. Een navigatieprobleem was zo veranderd in een bestuursprobleem en, uiteindelijk, in een grondwettelijke regeling.
Na verloop van tijd, en via rechterlijke toetsing, werd de binnenvaart een volledig federale aangelegenheid, vooral toen het jonge land begon te worstelen met zijn fysieke kenmerken om zijn economische ontwikkeling te ondersteunen. Begin negentiende eeuw ontstonden er langs de oostkust talloze kanaalmaatschappijen. De meeste beschikten niet over het kapitaal om de honderden sluizen te onderhouden die nodig waren om steile hellingen te overwinnen. Maar omdat ze het land bij elkaar hielden, waren deze bedrijven te belangrijk om failliet te laten gaan, en daarom werden ze gefinancierd met staatsobligaties.
In de jaren dertig van de negentiende eeuw waren deze kanaal- en rivierwerken goed voor ruim de helft van de staatsschuld. En toen de paniek van 1837 toesloeg, gingen veel van deze bedrijven alsnog failliet en sleepten ze de schatkisten van de staten in hun val mee (een voorloper van de ʻdoom loopsʼ die we in recentere financiële crises hebben gezien).
Na deze eerdere experimenten is de rol van de federale overheid van de VS bij het reguleren, financieren en ontwikkelen van grote waterinfrastructurele werken aanzienlijk gegroeid, vooral in de twintigste eeuw. In het Progressieve Tijdperk, en vervolgens onder de New Deal van president Franklin D. Roosevelt, ontwikkelde zich een nieuwe modernistische republiek, met een sterk uitgebreide rol voor de staat. Rivieren werden blauwdrukken voor elektrificatie en de economische ontwikkeling in het algemeen, en boden een tegenwicht voor de centraal geleide industrialisatie van de Sovjet-Unie.
Uiteindelijk bleek het Amerikaanse model zó succesvol dat de rest van de wereld ervan werd overtuigd om ook duizenden dammen, stuwmeren en kanalen te bouwen, waardoor het landschap een nieuwe dimensie kreeg. Als gevolg hiervan zijn de meesten van ons in de welvarende geïndustrialiseerde landen in staat geweest te vergeten dat de planeet onderhevig is aan buitengewone klimaatschommelingen.
Onze dagelijkse ervaring is immers bijna volledig kunstmatig – het product van republikeinse instituties die een enorme hoeveelheid waterinfrastructurele werken hebben aangelegd om de natuur te controleren en naar onze behoeften te buigen. Het hedendaagse, verstedelijkte, technologische leven zou onmogelijk zijn als mensen zich nog steeds zorgen zouden moeten maken over overstromingen of het vinden van de volgende emmer water (zorgen die ook vandaag de dag overigens nog miljarden mensen bezighouden).
De twintigste-eeuwse verovering van de natuur is de erfenis van een republikeins project dat zich heeft aangepast aan de omstandigheden van de industriële moderniteit. Welk overeenkomstig politiek project zal het tijdperk van de klimaatverandering met zich meebrengen? In een tijd van herlevend autoritarisme in de wereld is het van cruciaal belang te laten zien waarom een democratische republiek nog steeds het beste middel is om een evenwicht te vinden tussen individuele macht en collectieve actie bij het aangaan van existentiële uitdagingen.
Veel zal afhangen van de vraag of de VS in staat zijn tot een nieuw ʻconstitutioneel moment,ʼ door de Yale-hoogleraar in de rechten Bruce Ackermangedefinieerd als een historische gebeurtenis die de verhoogde en aanhoudende aandacht van het volk wekt voor de rol van de staat in het economische en sociale leven van een land. Bidens inspanningen om Amerika om te vormen in de richting van een netto-nul-economie zou wel eens een constitutioneel moment kunnen worden. Maar deze taak vergt meer dan het ondersteunen van nieuwe technologieën en het opstellen van slimme plannen. Biden moet een nieuw sociaal contract tot stand brengen dat een representatieve synthese weerspiegelt van de uiteenlopende aspiraties en de waarden van het gemenebest.
De inzet kan niet hoger zijn. Amerikaʼs grote uitdaging – en kans – is het inluiden van de eerste ecologische republiek.
Vertaling: Menno Grootveld