CAMBRIDGE – De brute invasie van Rusland in Oekraïne moet westerse politici, leiders uit het bedrijfsleven en economen wakker schudden die een groene en rechtvaardige toekomst voorstaan, maar geen praktisch of strategisch besef hebben van hoe ze daar moeten komen. Ongeacht de kortetermijntactieken die Europa en de Verenigde Staten gebruiken om op de huidige crisis te reageren, moet hun langetermijnstrategie energiezekerheid op één lijn stellen met milieuduurzaamheid, en de financiering van essentiële militaire afschrikking op één lijn met de financiering van sociale prioriteiten.
De ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 was niet in de laatste plaats te wijten aan het feit dat de Russische leiders, met name president Boris Jeltsin en zijn economische adviseurs, inzagen dat het communistische militair-industriële complex van de Sovjet-Unie het zich niet kon veroorloven gelijke tred te houden met de superieure economische macht en technologische bekwaamheid van het Westen. Nu de Russische economie minder dan een twintigste bedraagt van de gecombineerde omvang van de economieën van de VS en de EU, zou dezelfde strategie van het overtreffen van Rusland qua defensie-uitgaven nog veel makkelijker moeten kunnen worden uitgevoerd. Helaas is er in veel westerse samenlevingen, vooral ter linkerzijde, aarzeling om toe te geven dat defensie-uitgaven soms een noodzaak zijn, en geen luxe.
Decennialang is de levensstandaard in het Westen gestimuleerd door een enorm ʻvredesdividend.ʼ Zo zijn de Amerikaanse defensieuitgaven gedaald van 11,1 procent van het bbp in 1967, tijdens de Vietnam-oorlog, via 6,9 procent van het bbp in 1989, het jaar waarin de Berlijnse muur viel, naar iets meer dan 3,5 procent van het bbp vandaag de dag. Indien de Amerikaanse defensie-uitgaven als percentage van het bbp nog steeds op het niveau van het Vietnam-tijdperk hadden gelegen, zouden de defensie-uitgaven in 2021 1,5 biljoen dollar hoger zijn geweest – méér dan de overheid vorig jaar aan sociale zekerheid heeft uitgegeven en bijna het drievoudige van de overheidsuitgaven aan niet-defensieconsumptie en -investeringen. Zelfs op het niveau van eind jaren tachtig zouden de defensie-uitgaven ruim zeshonderd miljard dollar hoger liggen dan vandaag. De extra kosten zouden moeten worden gefinancierd door hogere belastingen, meer leningen, of lagere overheidsuitgaven op andere gebieden.
De defensie-uitgaven van Europa zijn lange tijd veel lager geweest dan die van de VS. Momenteel besteden het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk iets meer dan 2 procent van hun nationaal inkomen aan defensie, en Duitsland en Italië slechts ongeveer 1,5 procent. Bovendien zorgen nationale belangen en binnenlandse lobbyʼs ervoor dat de Europese defensie-uitgaven zeer inefficiënt zijn, waarbij het geheel aanzienlijk minder is dan de som der delen. Het verbaast me hoeveel van mijn anders zo goed geïnformeerde vrienden zich afvragen waarom Europa niet met een krachtiger militair antwoord is gekomen op de aanval van Rusland op Oekraïne en de dreigende taal jegens de Baltische staten. Een deel van het antwoord is natuurlijk de afhankelijkheid van Europa van Russisch gas, maar de grotere reden is het flagrante gebrek aan paraatheid.
Dankzij de Russische president Vladimir Poetin zou dit allemaal kunnen gaan veranderen. De aankondiging van de Duitse bondskanselier Olaf Scholz op 27 februari dat Duitsland zijn defensie-uitgaven zal verhogen naar ruim 2 procent van het bbp doet vermoeden dat Europa eindelijk orde op zaken zal gaan stellen. Dergelijke toezeggingen zullen echter grote budgettaire gevolgen hebben – en na de grote begrotingsstimulans tijdens het pandemietijdperk kunnen deze moeilijk te verteren zijn. Terwijl Europa zijn begrotingsregels heroverweegt, moeten de beleidsmakers nagaan hoe zij voldoende ruimte kunnen creëren om de onverwachte grootschalige militaire opbouw op te vangen.
Velen lijken te zijn vergeten dat de uitgavenpieken in oorlogstijd ooit een belangrijke drijvende kracht waren achter de volatiliteit van de overheidsuitgaven. Tijdens een oorlog stijgen niet alleen de overheidsuitgaven en begrotingstekorten, maar soms ook de rentevoet. Tegenwoordig zijn beleidsmakers (en veel goedbedoelende economen) ervan overtuigd geraakt dat grote mondiale economische schokken, zoals pandemieën of financiële crises, steevast de rente zullen doen dalen, waardoor grote schulden makkelijker te financieren zijn. Maar in oorlogstijd kan de noodzaak om massale tijdelijke uitgaven te doen de kosten van leningen makkelijk opdrijven.
Het is waar dat in de huidige complexe wereld van drones, cyberoorlogen en geautomatiseerde slagvelden, de manier waarop regeringen hun defensiebudgetten besteden van groot belang is. Toch is het louter wensdenken om ervan uit te gaan dat iedere keer als er in defensiebudgetten wordt gesneden, militaire planners het verschil wel zullen goedmaken met een grotere efficiëntie.
Het zou ook helpen als het Westen verdere strategische blunders op het gebied van het energiebeleid, van het soort dat ons tot dit punt heeft gebracht, zou kunnen vermijden. Met name Duitsland, dat voor ruim de helft van zijn gasbehoeften afhankelijk is van Rusland, lijkt een historische fout te hebben gemaakt door al zijn kerncentrales te ontmantelen na de ramp in Fukushima in 2011. Frankrijk daarentegen, dat 75 procent van zijn energiebehoeften met kernenergie dekt, is aanzienlijk minder kwetsbaar voor Russische dreigingen.
In de VS was de annulering van de voorgestelde Keystone XL-oliepijplijn misschien gebaseerd op een gezonde milieulogica, maar nu lijkt de timing onhandig. Maatregelen om het milieu te beschermen hebben weinig zin als ze leiden tot een strategische zwakte die de kans op conventionele oorlogen in Europa vergroot – nog afgezien van de grootschalige radioactieve vervuiling die het gevolg zou zijn van de inzet van neutronenbommen of tactische kernwapens.
Een hardnekkig Oekraïens verzet, snelle en strenge economische en financiële sancties, en binnenlandse onenigheid zouden Poetin er nog toe kunnen dwingen in te zien dat zijn besluit om Oekraïne binnen te vallen een spectaculaire misrekening was. Maar zelfs als de huidige crisis afneemt, zou de afschuwelijke aanval op Oekraïne zelfs de meest toegewijde voorstander van vrede eraan moeten herinneren dat de wereld hard en onvoorspelbaar kan zijn.
Iedereen hoopt op blijvende vrede. Maar een goede analyse van hoe landen duurzame en rechtvaardige groei kunnen bereiken, vergt het openlaten van begrotingsruimte – inclusief de mogelijkheid om noodleningen aan te gaan – voor de kosten van bescherming tegen agressie van buitenaf.
Vertaling: Menno Grootveld
CAMBRIDGE – De brute invasie van Rusland in Oekraïne moet westerse politici, leiders uit het bedrijfsleven en economen wakker schudden die een groene en rechtvaardige toekomst voorstaan, maar geen praktisch of strategisch besef hebben van hoe ze daar moeten komen. Ongeacht de kortetermijntactieken die Europa en de Verenigde Staten gebruiken om op de huidige crisis te reageren, moet hun langetermijnstrategie energiezekerheid op één lijn stellen met milieuduurzaamheid, en de financiering van essentiële militaire afschrikking op één lijn met de financiering van sociale prioriteiten.
De ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 was niet in de laatste plaats te wijten aan het feit dat de Russische leiders, met name president Boris Jeltsin en zijn economische adviseurs, inzagen dat het communistische militair-industriële complex van de Sovjet-Unie het zich niet kon veroorloven gelijke tred te houden met de superieure economische macht en technologische bekwaamheid van het Westen. Nu de Russische economie minder dan een twintigste bedraagt van de gecombineerde omvang van de economieën van de VS en de EU, zou dezelfde strategie van het overtreffen van Rusland qua defensie-uitgaven nog veel makkelijker moeten kunnen worden uitgevoerd. Helaas is er in veel westerse samenlevingen, vooral ter linkerzijde, aarzeling om toe te geven dat defensie-uitgaven soms een noodzaak zijn, en geen luxe.
Decennialang is de levensstandaard in het Westen gestimuleerd door een enorm ʻvredesdividend.ʼ Zo zijn de Amerikaanse defensieuitgaven gedaald van 11,1 procent van het bbp in 1967, tijdens de Vietnam-oorlog, via 6,9 procent van het bbp in 1989, het jaar waarin de Berlijnse muur viel, naar iets meer dan 3,5 procent van het bbp vandaag de dag. Indien de Amerikaanse defensie-uitgaven als percentage van het bbp nog steeds op het niveau van het Vietnam-tijdperk hadden gelegen, zouden de defensie-uitgaven in 2021 1,5 biljoen dollar hoger zijn geweest – méér dan de overheid vorig jaar aan sociale zekerheid heeft uitgegeven en bijna het drievoudige van de overheidsuitgaven aan niet-defensieconsumptie en -investeringen. Zelfs op het niveau van eind jaren tachtig zouden de defensie-uitgaven ruim zeshonderd miljard dollar hoger liggen dan vandaag. De extra kosten zouden moeten worden gefinancierd door hogere belastingen, meer leningen, of lagere overheidsuitgaven op andere gebieden.
De defensie-uitgaven van Europa zijn lange tijd veel lager geweest dan die van de VS. Momenteel besteden het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk iets meer dan 2 procent van hun nationaal inkomen aan defensie, en Duitsland en Italië slechts ongeveer 1,5 procent. Bovendien zorgen nationale belangen en binnenlandse lobbyʼs ervoor dat de Europese defensie-uitgaven zeer inefficiënt zijn, waarbij het geheel aanzienlijk minder is dan de som der delen. Het verbaast me hoeveel van mijn anders zo goed geïnformeerde vrienden zich afvragen waarom Europa niet met een krachtiger militair antwoord is gekomen op de aanval van Rusland op Oekraïne en de dreigende taal jegens de Baltische staten. Een deel van het antwoord is natuurlijk de afhankelijkheid van Europa van Russisch gas, maar de grotere reden is het flagrante gebrek aan paraatheid.
Dankzij de Russische president Vladimir Poetin zou dit allemaal kunnen gaan veranderen. De aankondiging van de Duitse bondskanselier Olaf Scholz op 27 februari dat Duitsland zijn defensie-uitgaven zal verhogen naar ruim 2 procent van het bbp doet vermoeden dat Europa eindelijk orde op zaken zal gaan stellen. Dergelijke toezeggingen zullen echter grote budgettaire gevolgen hebben – en na de grote begrotingsstimulans tijdens het pandemietijdperk kunnen deze moeilijk te verteren zijn. Terwijl Europa zijn begrotingsregels heroverweegt, moeten de beleidsmakers nagaan hoe zij voldoende ruimte kunnen creëren om de onverwachte grootschalige militaire opbouw op te vangen.
Velen lijken te zijn vergeten dat de uitgavenpieken in oorlogstijd ooit een belangrijke drijvende kracht waren achter de volatiliteit van de overheidsuitgaven. Tijdens een oorlog stijgen niet alleen de overheidsuitgaven en begrotingstekorten, maar soms ook de rentevoet. Tegenwoordig zijn beleidsmakers (en veel goedbedoelende economen) ervan overtuigd geraakt dat grote mondiale economische schokken, zoals pandemieën of financiële crises, steevast de rente zullen doen dalen, waardoor grote schulden makkelijker te financieren zijn. Maar in oorlogstijd kan de noodzaak om massale tijdelijke uitgaven te doen de kosten van leningen makkelijk opdrijven.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Het is waar dat in de huidige complexe wereld van drones, cyberoorlogen en geautomatiseerde slagvelden, de manier waarop regeringen hun defensiebudgetten besteden van groot belang is. Toch is het louter wensdenken om ervan uit te gaan dat iedere keer als er in defensiebudgetten wordt gesneden, militaire planners het verschil wel zullen goedmaken met een grotere efficiëntie.
Het zou ook helpen als het Westen verdere strategische blunders op het gebied van het energiebeleid, van het soort dat ons tot dit punt heeft gebracht, zou kunnen vermijden. Met name Duitsland, dat voor ruim de helft van zijn gasbehoeften afhankelijk is van Rusland, lijkt een historische fout te hebben gemaakt door al zijn kerncentrales te ontmantelen na de ramp in Fukushima in 2011. Frankrijk daarentegen, dat 75 procent van zijn energiebehoeften met kernenergie dekt, is aanzienlijk minder kwetsbaar voor Russische dreigingen.
In de VS was de annulering van de voorgestelde Keystone XL-oliepijplijn misschien gebaseerd op een gezonde milieulogica, maar nu lijkt de timing onhandig. Maatregelen om het milieu te beschermen hebben weinig zin als ze leiden tot een strategische zwakte die de kans op conventionele oorlogen in Europa vergroot – nog afgezien van de grootschalige radioactieve vervuiling die het gevolg zou zijn van de inzet van neutronenbommen of tactische kernwapens.
Een hardnekkig Oekraïens verzet, snelle en strenge economische en financiële sancties, en binnenlandse onenigheid zouden Poetin er nog toe kunnen dwingen in te zien dat zijn besluit om Oekraïne binnen te vallen een spectaculaire misrekening was. Maar zelfs als de huidige crisis afneemt, zou de afschuwelijke aanval op Oekraïne zelfs de meest toegewijde voorstander van vrede eraan moeten herinneren dat de wereld hard en onvoorspelbaar kan zijn.
Iedereen hoopt op blijvende vrede. Maar een goede analyse van hoe landen duurzame en rechtvaardige groei kunnen bereiken, vergt het openlaten van begrotingsruimte – inclusief de mogelijkheid om noodleningen aan te gaan – voor de kosten van bescherming tegen agressie van buitenaf.
Vertaling: Menno Grootveld