kabubomariara1_Per-Anders Pettersson  Contributor Getty Images_research africa Per-Anders Pettersson / Contributor Getty Images

De lokalisatie van ontwikkelingsonderzoek

WASHINGTON, DC/NAIROBI – ‘Lokalisatie’ is een modewoord geworden in internationale ontwikkelingskringen, deels dankzij een aansporing van de Verenigde Staten om meer hulpfinanciering over te hevelen naar lokale actoren. Maar het groeiende bewustzijn van het belang van lokale expertise komt nog niet voldoende tot uiting in het meeste ontwikkelingsonderzoek, dat nog steeds regelmatig onderzoekers uit lage- en middeninkomenslanden uitsluit.

Momenteel wordt het economisch en ontwikkelingsonderzoek in het Mondiale Zuiden bijna uitsluitend geleid door wetenschappers die er niet wonen. Volgens een onderzoek uit 2021 was slechts zestien procent van de artikelen die tussen 1990 en 2019 in vooraanstaande tijdschriften over ontwikkeling verschenen afkomstig van onderzoekers uit ontwikkelingslanden, en was slechts negen procent van de presentatoren op grote ontwikkelingsconferenties verbonden aan universiteiten in ontwikkelingslanden.

Bovendien blijkt uit een recent rapport van het Center for Global Development dat lokale onderzoekers vaak buiten strenge effectbeoordelingen van ontwikkelingsprogramma’s in de gezondheidszorg, het onderwijs en andere sectoren vallen. Hoewel het aantal onderzoeksexperts in lage- en middeninkomenslanden de afgelopen tien jaar istoegenomen, evenals de voorbeelden van samenwerking tussen wetenschappers uit diverse geografische regio’s, blijven wetenschappers uit ontwikkelingslanden ondervertegenwoordigd in academische fora.

De uitsluiting van onderzoekers uit ontwikkelingslanden weerspiegelt het algemene falen binnen de wetenschappelijke wereld om rekening te houden met de lokale context. Zoals recente analyses van wetenschappelijk racisme hebben aangetoond, kunnen onderzoeksinstellingen en -processen vooroordelen en discriminatie weerspiegelen en verergeren. Hun gebrek aan diversiteit beperkt de kwaliteit en de impact van het onderzoek en belemmert de inspanningen om de armoede uit te roeien, de levensstandaard te verbeteren en de welvaart van honderden miljoenen mensen overal ter wereld te bevorderen.

Onderzoekers met een grondige kennis van hun landen en gemeenschappen bieden cruciale inzichten in lokale prioriteiten en mogelijkheden om de beleidsvorming te onderbouwen. En contextuele kennis is niet volledig afhankelijk van geografie: ook velen in de diaspora kunnen waardevolle empirische inzichten voor het beleid verschaffen.

Het Partnership for Economic Policy (PEP) – geleid door een van ons (Kabubo-Mariara) – is een voorbeeld van een door het Mondiale Zuiden geleide wereldwijde organisatie die het werk van lokale onderzoekers ondersteunt en bevordert om de beleidsimpact van hoogwaardig bewijsmateriaal te vergroten. Het PEP gebruikt in bijna al zijn projecten een ‘onderzoekscoproductie’-model, waarbij de samenwerking tussen onderzoekers en belangrijke overheids- en niet-overheidsactoren wordt gestimuleerd om de onderzoeksdoelstellingen vorm te geven en nuttig bewijsmateriaal te genereren.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Bijgevolg heeft ruim de helft van de PEP-projecten sinds 2013 beleidsprocessen en -beslissingen in de doellanden beïnvloed. Zo zijn aanbevelingen van lokale PEP-onderzoekers over de bescherming van de bestaansmiddelen van plattelandsvrouwen tegen klimaatschokken opgenomen in het nationale landbouwbeleid van Lesotho. En in Pakistan heeft door het PEP gesteund onderzoek naar de economische effecten van de beleidsreactie op COVID-19 de federale begroting geïnformeerd. In de wetenschappelijke wereld is ruim veertig procent van de artikelen van door het PEP gesteunde projecten gepubliceerd in internationale tijdschriften met collegiale toetsing en is de helft van alle projecten gepresenteerd op wetenschappelijke conferenties op hoog niveau.

Een ander voorbeeld is het Transfer Project, een meerlandenonderzoeksnetwerk van UNICEF, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill, dat regeringen en lokale onderzoekers samenbrengt die het effect van cash transfers in Afrika bezuiden de Sahara onderzoeken. De organisatie investeert in langetermijnrelaties met overheidsfunctionarissen om vertrouwen op te bouwen, gezamenlijk onderzoek op te zetten, methoden af te stemmen op de vragen die het meest relevant zijn voor beleidsmakers en programma’s voortdurend bij te stellen. In Ghana leidde een studie van het Transfer Project ertoe dat de regering haar cash transfer-programma uitbreidde van 1645 tot 150.000 begunstigden.

Helaas zijn dit soort succesvolle initiatieven nog steeds een uitzondering. De meest vruchtbare partnerschappen zijn die welke lokale onderzoekers en beleidsmakers in staat stellen bewijsmateriaal te genereren, samen te voegen en te gebruiken voor beleidsbehoeften door in de loop van de tijd samen te werken. Maar ondanks de groeiende belangstelling voor en capaciteit van op vertrouwen gebaseerde langetermijnpartnerschappen, blijft een groot deel van de financiering van ontwikkelingsonderzoek eenmalige projecten en kortetermijnconsultancy’s steunen. Bijgevolg worden veel lokale onderzoeksinstellingen geconfronteerd met chronische financieringsproblemen en andere professionele belemmeringen.

Lokale expertise is zeker geen wondermiddel om armoede te bestrijden. En zoals alle empirisch onderzoek kunnen beleidsrelevante evaluaties risico’s inhouden van belangenconflicten en vergen zij ethische waarborgen. Maar zowel de feiten als de ervaring tonen aan dat onderzoekers met kennis uit de eerste hand van de onderzochte landen kunnen helpen relevantere vragen te identificeren, inzicht te verkrijgen in politieke beperkingen en beleidsmakers te begeleiden bij het doeltreffender besteden van beperkte overheidsmiddelen. Vorig jaar lanceerde een groep PEP-onderzoekers een oproep tot actie om de deelname van onderzoekers uit het Mondiale Zuiden aan onderzoek op het gebied van economische ontwikkeling te vergroten, onder verwijzing naar een reeks studies over ondervertegenwoordiging in het vakgebied.

Financiers bij de overheid, filantropische stichtingen, universiteiten en andere subsidieverstrekkers bevinden zich in een unieke positie om positieve systemische veranderingen teweeg te brengen. Daartoe moeten zij voortbouwen op de bestaande steun en dynamiek om de onderzoekers die het dichtst bij de besluitvormers staan te voorzien van de agendabepalende macht en middelen die zij nodig hebben om relevante informatie in handen te krijgen van degenen die bereid zijn deze te gebruiken.

Voor filantropische organisaties betekent dit meer flexibele steun op de lange termijn voor innovatieve onderzoeksorganisaties om hen in staat te stellen duurzame partnerschappen aan te gaan en beleidsresponsief bewijsmateriaal te produceren. Overheidsfunctionarissen moeten zich op hun beurt sterker inzetten om de impact van hun programma’s te meten en te vergroten. Daartoe is het essentieel dat de onderliggende nationale datasystemen worden verbeterd.

Meer inclusief, responsief onderzoek kan bijdragen tot het oplossen van de meest dringende beleidsuitdagingen in de wereld. Door te investeren in nieuwe mogelijkheden voor lokale onderzoekers kunnen financiers het pad effenen voor onderzoek van hogere kwaliteit en doeltreffender ontwikkelingsbeleid en -programma’s.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/0pDhFGbnl