MALÉ/MANILA – Jamaica, Rwanda, de Marshalleilanden en Mongolië behoren tot de meest klimaatgevoelige landen ter wereld, maar zijn slechts verantwoordelijk voor een klein percentage van de wereldwijde uitstoot. Dit jaar zijn hun economieën eveneens zwaar getroffen door de COVID-19-pandemie. Toch heeft elk van deze landen vóór de deadline van eind dit jaar bijgewerkte klimaatplannen ingediend bij de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in de klimaatovereenkomst van Parijs van 2015.
Met andere woorden: de landen die het minst hebben bijgedragen aan de klimaatcrisis behoren nu tot de landen die het meest betrokken zijn bij de oplossing ervan. Dit zou een voorbeeld moeten zijn voor de ontwikkelde landen, waaronder de Verenigde Staten, waarvan de emissiereductieplannen – die op 31 december om middernacht moeten zijn ingediend – nog niet gematerialiseerd zijn.
Naast de klimaatplannen vraagt het Verdrag van Parijs om financiële hulp van de rijkere landen ter ondersteuning van de klimaatmaatregelen. Tot op heden ontbreekt ook deze steun, die eveneens vóór eind 2020 moet zijn verleend. De OESO schat dat slechts ongeveer 79 miljard dollar van de beloofde 100 miljard dollar per jaar is verstrekt aan de landen waar dat het meest nodig is.
Kwetsbare landen voelen nu al de financiële gevolgen van de klimaatverandering. Volgens de VN heeft de gevoeligheid voor het klimaat de kosten van de schuldenlast van dergelijke landen de afgelopen tien jaar met ruim 60 miljard dollar verhoogd. Verwacht wordt dat de rentebetalingen in het komende decennium om dezelfde reden naar 168 miljard dollar zullen stijgen. De economieën die de meeste risicoʼs lopen hebben een onmiddellijke injectie van liquiditeit nodig, naast schuldsanering en -kwijtschelding.
Nu maakt COVID-19 deze economische ellende nog groter, en het is duidelijk dat de pandemie niet de laatste in zijn soort zal zijn. Immers, klimaatverandering, ontbossing en de vernietiging van natuurlijke habitats verhogen het risico op nieuwe vectorziekten.
Geavanceerde economieën hebben de verantwoordelijkheid om te waarborgen dat de ontwikkelingslanden niet in de schulden verdrinken en gehavend raken door de onderling samenhangende dreigingen van COVID-19 en de klimaatverandering. En de rijke landen zullen niet alleen kwetsbare landen moeten helpen, maar ook hun eigen COVID-19-herstelplannen moeten heroverwegen.
Helaas gebeurt dat niet. Biljoenen dollars gaan naar herstelpakketten waarvan economen ons vertellen dat ze sectoren belonen die verantwoordelijk zijn voor de vervuiling. De World Economic Outlook voor 2020 van het Internationaal Monetair Fonds benadrukt eveneens de verantwoordelijkheid van de G20-landen om groeipakketten te implementeren die hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. Het is van cruciaal belang dat de regeringen begrijpen dat als we een veiligere wereld voor toekomstige generaties willen kunnen garanderen, het niet genoeg is om uitsluitend het komende jaar aan een betere en groenere wereld te bouwen.
Kwetsbare landen zijn dit gebrek aan daadkracht beu. En ze vragen niet alleen om hulp, maar willen zelf ook het goede voorbeeld geven. Zo heeft de Centrale Bank van de Filippijnen onlangs een raamwerk voor duurzame financiering aanvaard om het financiële systeem te beschermen tegen de zich ontwikkelende klimaatrisicoʼs. Het nieuwe raamwerk moedigt banken aan om een begin te maken met het verbinden van een prijskaartje aan fysieke klimaat- en transitierisicoʼs, en met het waarderen van klimaatbestendigheid en de mogelijkheden van koolstofarme activiteiten. Bovendien moet de centrale bank haar eigen blootstelling aan milieurisicoʼs openbaren, wat ertoe kan leiden dat specifieke activa – zoals fossiele brandstoffen – in de toekomst van haar beleid worden uitgesloten. Eind oktober heeft het land ook een moratorium ingesteld op nieuwe kolencentrales.
Op wereldschaal werken de Wereldbank en het IMF met de G20 samen om meer investeringen aan te trekken voor armere landen door de kosten van ʻgroeneʼ projecten te verlagen. In de Verenigde Staten heeft de nieuwe president Joe Biden gezworen dat hij van de VS weer een land zal maken dat zich inzet voor de VN, voor multilaterale overeenkomsten zoals het Verdrag van Parijs en voor het internationaal recht. De terugkeer van Amerika naar een positie van mondiaal leiderschap op het gebied van de bestrijding van de klimaatverandering is toe te juichen. Maar net als andere ontwikkelde landen moeten de VS nog steeds hun bijgewerkte klimaatplan inleveren.
De COVID-19-crisis onderstreept de dringende noodzaak van ambitieuzere maatregelen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft het Verenigd Koninkrijk oorlogsobligaties uitgegeven om zowel het conflict als het daaropvolgende herstel te financieren. Soortgelijke instrumenten zouden nu kunnen worden gebruikt om het mondiale Zuiden te helpen zich te ontworstelen aan zowel een pandemie- als een klimaatgerelateerde ramp. Daarnaast zouden grote ontwikkelingsbanken en particuliere beleggers leiderschap moeten tonen door de visie van het Verdrag van Parijs van een wereldwijde verschuiving van investeringen van vuile naar schone energie ten uitvoer te leggen.
Klimaatactie kan niet langer worden uitgesteld en de leiders van de ontwikkelde economieën moeten het voorbeeld van de ontwikkelingslanden volgen. Echte leiders zijn niet degenen die het hardst schreeuwen of het meest twitteren. Echte leiders zijn degenen die hun beloften nakomen. Wij dringen er bij de rijkere landen op aan om voor het einde van het jaar geactualiseerde klimaatplannen in te dienen en de andere beloften die in het klimaatakkoord van Parijs zijn gedaan na te komen – zowel in ons belang als in dat van toekomstige generaties.
Vertaling: Menno Grootveld
MALÉ/MANILA – Jamaica, Rwanda, de Marshalleilanden en Mongolië behoren tot de meest klimaatgevoelige landen ter wereld, maar zijn slechts verantwoordelijk voor een klein percentage van de wereldwijde uitstoot. Dit jaar zijn hun economieën eveneens zwaar getroffen door de COVID-19-pandemie. Toch heeft elk van deze landen vóór de deadline van eind dit jaar bijgewerkte klimaatplannen ingediend bij de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in de klimaatovereenkomst van Parijs van 2015.
Met andere woorden: de landen die het minst hebben bijgedragen aan de klimaatcrisis behoren nu tot de landen die het meest betrokken zijn bij de oplossing ervan. Dit zou een voorbeeld moeten zijn voor de ontwikkelde landen, waaronder de Verenigde Staten, waarvan de emissiereductieplannen – die op 31 december om middernacht moeten zijn ingediend – nog niet gematerialiseerd zijn.
Naast de klimaatplannen vraagt het Verdrag van Parijs om financiële hulp van de rijkere landen ter ondersteuning van de klimaatmaatregelen. Tot op heden ontbreekt ook deze steun, die eveneens vóór eind 2020 moet zijn verleend. De OESO schat dat slechts ongeveer 79 miljard dollar van de beloofde 100 miljard dollar per jaar is verstrekt aan de landen waar dat het meest nodig is.
Kwetsbare landen voelen nu al de financiële gevolgen van de klimaatverandering. Volgens de VN heeft de gevoeligheid voor het klimaat de kosten van de schuldenlast van dergelijke landen de afgelopen tien jaar met ruim 60 miljard dollar verhoogd. Verwacht wordt dat de rentebetalingen in het komende decennium om dezelfde reden naar 168 miljard dollar zullen stijgen. De economieën die de meeste risicoʼs lopen hebben een onmiddellijke injectie van liquiditeit nodig, naast schuldsanering en -kwijtschelding.
Nu maakt COVID-19 deze economische ellende nog groter, en het is duidelijk dat de pandemie niet de laatste in zijn soort zal zijn. Immers, klimaatverandering, ontbossing en de vernietiging van natuurlijke habitats verhogen het risico op nieuwe vectorziekten.
Geavanceerde economieën hebben de verantwoordelijkheid om te waarborgen dat de ontwikkelingslanden niet in de schulden verdrinken en gehavend raken door de onderling samenhangende dreigingen van COVID-19 en de klimaatverandering. En de rijke landen zullen niet alleen kwetsbare landen moeten helpen, maar ook hun eigen COVID-19-herstelplannen moeten heroverwegen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Helaas gebeurt dat niet. Biljoenen dollars gaan naar herstelpakketten waarvan economen ons vertellen dat ze sectoren belonen die verantwoordelijk zijn voor de vervuiling. De World Economic Outlook voor 2020 van het Internationaal Monetair Fonds benadrukt eveneens de verantwoordelijkheid van de G20-landen om groeipakketten te implementeren die hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. Het is van cruciaal belang dat de regeringen begrijpen dat als we een veiligere wereld voor toekomstige generaties willen kunnen garanderen, het niet genoeg is om uitsluitend het komende jaar aan een betere en groenere wereld te bouwen.
Kwetsbare landen zijn dit gebrek aan daadkracht beu. En ze vragen niet alleen om hulp, maar willen zelf ook het goede voorbeeld geven. Zo heeft de Centrale Bank van de Filippijnen onlangs een raamwerk voor duurzame financiering aanvaard om het financiële systeem te beschermen tegen de zich ontwikkelende klimaatrisicoʼs. Het nieuwe raamwerk moedigt banken aan om een begin te maken met het verbinden van een prijskaartje aan fysieke klimaat- en transitierisicoʼs, en met het waarderen van klimaatbestendigheid en de mogelijkheden van koolstofarme activiteiten. Bovendien moet de centrale bank haar eigen blootstelling aan milieurisicoʼs openbaren, wat ertoe kan leiden dat specifieke activa – zoals fossiele brandstoffen – in de toekomst van haar beleid worden uitgesloten. Eind oktober heeft het land ook een moratorium ingesteld op nieuwe kolencentrales.
Op wereldschaal werken de Wereldbank en het IMF met de G20 samen om meer investeringen aan te trekken voor armere landen door de kosten van ʻgroeneʼ projecten te verlagen. In de Verenigde Staten heeft de nieuwe president Joe Biden gezworen dat hij van de VS weer een land zal maken dat zich inzet voor de VN, voor multilaterale overeenkomsten zoals het Verdrag van Parijs en voor het internationaal recht. De terugkeer van Amerika naar een positie van mondiaal leiderschap op het gebied van de bestrijding van de klimaatverandering is toe te juichen. Maar net als andere ontwikkelde landen moeten de VS nog steeds hun bijgewerkte klimaatplan inleveren.
De COVID-19-crisis onderstreept de dringende noodzaak van ambitieuzere maatregelen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft het Verenigd Koninkrijk oorlogsobligaties uitgegeven om zowel het conflict als het daaropvolgende herstel te financieren. Soortgelijke instrumenten zouden nu kunnen worden gebruikt om het mondiale Zuiden te helpen zich te ontworstelen aan zowel een pandemie- als een klimaatgerelateerde ramp. Daarnaast zouden grote ontwikkelingsbanken en particuliere beleggers leiderschap moeten tonen door de visie van het Verdrag van Parijs van een wereldwijde verschuiving van investeringen van vuile naar schone energie ten uitvoer te leggen.
Klimaatactie kan niet langer worden uitgesteld en de leiders van de ontwikkelde economieën moeten het voorbeeld van de ontwikkelingslanden volgen. Echte leiders zijn niet degenen die het hardst schreeuwen of het meest twitteren. Echte leiders zijn degenen die hun beloften nakomen. Wij dringen er bij de rijkere landen op aan om voor het einde van het jaar geactualiseerde klimaatplannen in te dienen en de andere beloften die in het klimaatakkoord van Parijs zijn gedaan na te komen – zowel in ons belang als in dat van toekomstige generaties.
Vertaling: Menno Grootveld