NEW YORK – Het onderzoek naar economische groei kent een lange en gedistingeerde geschiedenis, maar de recente introductie van duurzaamheid in het debat heeft het vakgebied een noodzakelijke en hoognodige opfrissing gegeven. Met name een rapport over de economie van de biodiversiteit, dat in opdracht van de Britse regering is opgesteld onder leiding van Partha Dasgupta van de Universiteit van Cambridge, betekent een tektonische verschuiving in het denken, in plaats van slechts een logische uitbreiding van eerdere groeimodellen. Hoewel dit voor sommigen verontrustend kan zijn, biedt het een geweldige kans om de kracht van gegevens en analyses te gebruiken om groei en financiën op een duurzamer pad te brengen.
In een notendop: de nieuwe economie van de groei beschouwt het milieu niet langer als extern aan de economie. Integendeel, de economie is ingebed in het milieu, en kan alleen duurzaam bloeien en groeien als we de natuur verstandig beheren. Hoewel enige ʻexploitatieʼ van de natuurlijke omgeving mogelijk is, bestaat er een omslagpunt waarboven het milieu zich nooit meer kan herstellen.
Er is dus een nieuwe ondergrens voor het denken over groei. Groter is niet langer beter; tegenwoordig is duurzaam beter. Eerdere groeimodellen beschouwden de accumulatie van menselijk en fysiek kapitaal – via onderwijs en opleiding, en investeringen in installaties, uitrusting en infrastructuur – als goed, omdat de economie daardoor groeide. Het combineren van deze factoren op efficiëntere manieren door technologische innovatie werd om diezelfde reden als gunstig beschouwd. Het probleem was dat deze modellen nooit expliciet rekening hielden met het milieu, of met het natuurlijk kapitaal.
Enkele eenvoudige berekeningen laten de nadelige gevolgen van deze aanpak zien. Volgens het Dasgupta-rapport is op mondiaal niveau tussen 1992 en 2014 het fysieke kapitaal per hoofd van de bevolking ruwweg verdubbeld, terwijl het menselijke kapitaal per hoofd van de bevolking met 13 procent is gestegen. Maar het natuurlijk kapitaal per hoofd van de bevolking daalde met 40 procent. Dit is duidelijk niet duurzaam, vooral als het milieu voor een onomkeerbaar kantelpunt staat.
De groei is onhoudbaar geworden, vooral omdat de negatieve milieu-externaliteiten van de economische activiteiten niet in de marktprijzen tot uiting kwamen. Een allocatie van middelen die deze prijssignalen volgde, leidde dus tot aantasting van het milieu. Bovendien gaven conventionele bbp-maatstaven een stijging van de productie per hoofd van de bevolking weer als een stijging van de levensstandaard. Hoewel dit in enge zin waar was, ontbrak een milieubalans of een manier om de bbp-cijfers aan te passen voor ecologische schade. Veel economen en beleidsmakers hebben deze negatieve externaliteit dan ook grotendeels genegeerd.
De beste manier om een duurzamere groei tot stand te brengen is het belasten van zaken die slecht zijn voor het milieu, en het eenvoudigste instrument is een koolstofheffing. De hoogte van de belasting moet de particuliere kosten van economische activiteiten optrekken tot de maatschappelijke kosten, zodat de milieueffecten worden verdisconteerd. Dit gewijzigde marktsignaal zal dan helpen om de middelen op een duurzamere manier toe te wijzen.
Maar de particuliere sector kan in de groene transitie verder gaan dan louter een prijsnemer te zijn en een actieve rol spelen door de negatieve externaliteit te internaliseren. Staatsfondsen, universiteitsfondsen en verzekerings- en pensioenfondsen proberen hun activa nu al op duurzamere manieren te beleggen. Beginselen op het gebied van milieu, maatschappij en goed bestuur (ESG) en andere groene financieringsinstrumenten zijn in toenemende mate beschikbaar om beleggingen te sturen. Dit marktsegment is de afgelopen jaren geëxplodeerd, maar er moet meer worden gedaan om de definities te harmoniseren en de resultaten nauwkeuriger en consistenter te volgen.
De sleutel tot welvaart in een duurzame wereld zal erin bestaan de economische groei te bevorderen en tegelijkertijd de natuurlijke kapitaalvoorraad te beheren. Schaalgrootte is nog steeds van belang, maar nu op een negatieve manier. Zo is er bijvoorbeeld geen demografisch dividend. In traditionele groeimodellen leidt meer arbeid tot meer productie. Maar in een wereld van duurzame groei verlaagt een hogere productie het natuurlijk kapitaal. De consequentie hiervan is dat bevolkingsafname goed is, zodat Japan en Europa niet hoeven te wanhopen.
Een centraal-economisch model van financiële repressie om snelle investeringen en groei te financieren ziet er ook niet al te veelbelovend uit, tenzij het een upgrade naar een schoner kapitaal met een lichtere ecologische voetafdruk mogelijk kan maken.
Technologie omwille van zichzelf is ook uit den boze. In een duurzame wereld moet technologie de milieueffecten van economische activiteiten verminderen en is het onwaarschijnlijk dat innovaties die de milieueffecten vergroten, zullen worden overgenomen. Landen zullen nog steeds technologische veranderingen nodig hebben om groei te bevorderen, maar de nadruk moet komen te liggen op milieu-efficiëntie.
De uitdaging van de groei herformuleren betekent prioriteiten en beleid wijzigen. Landen zullen nog steeds mogelijkheden hebben om te groeien, handel te drijven, te innoveren en hogerop te komen in de waardeketen om een betere toekomst veilig te stellen. Maar zij zullen die kansen moeten grijpen in een economie die één is met de natuur, en er niet buiten staat.
Vertaling: Menno Grootveld
NEW YORK – Het onderzoek naar economische groei kent een lange en gedistingeerde geschiedenis, maar de recente introductie van duurzaamheid in het debat heeft het vakgebied een noodzakelijke en hoognodige opfrissing gegeven. Met name een rapport over de economie van de biodiversiteit, dat in opdracht van de Britse regering is opgesteld onder leiding van Partha Dasgupta van de Universiteit van Cambridge, betekent een tektonische verschuiving in het denken, in plaats van slechts een logische uitbreiding van eerdere groeimodellen. Hoewel dit voor sommigen verontrustend kan zijn, biedt het een geweldige kans om de kracht van gegevens en analyses te gebruiken om groei en financiën op een duurzamer pad te brengen.
In een notendop: de nieuwe economie van de groei beschouwt het milieu niet langer als extern aan de economie. Integendeel, de economie is ingebed in het milieu, en kan alleen duurzaam bloeien en groeien als we de natuur verstandig beheren. Hoewel enige ʻexploitatieʼ van de natuurlijke omgeving mogelijk is, bestaat er een omslagpunt waarboven het milieu zich nooit meer kan herstellen.
Er is dus een nieuwe ondergrens voor het denken over groei. Groter is niet langer beter; tegenwoordig is duurzaam beter. Eerdere groeimodellen beschouwden de accumulatie van menselijk en fysiek kapitaal – via onderwijs en opleiding, en investeringen in installaties, uitrusting en infrastructuur – als goed, omdat de economie daardoor groeide. Het combineren van deze factoren op efficiëntere manieren door technologische innovatie werd om diezelfde reden als gunstig beschouwd. Het probleem was dat deze modellen nooit expliciet rekening hielden met het milieu, of met het natuurlijk kapitaal.
Enkele eenvoudige berekeningen laten de nadelige gevolgen van deze aanpak zien. Volgens het Dasgupta-rapport is op mondiaal niveau tussen 1992 en 2014 het fysieke kapitaal per hoofd van de bevolking ruwweg verdubbeld, terwijl het menselijke kapitaal per hoofd van de bevolking met 13 procent is gestegen. Maar het natuurlijk kapitaal per hoofd van de bevolking daalde met 40 procent. Dit is duidelijk niet duurzaam, vooral als het milieu voor een onomkeerbaar kantelpunt staat.
De groei is onhoudbaar geworden, vooral omdat de negatieve milieu-externaliteiten van de economische activiteiten niet in de marktprijzen tot uiting kwamen. Een allocatie van middelen die deze prijssignalen volgde, leidde dus tot aantasting van het milieu. Bovendien gaven conventionele bbp-maatstaven een stijging van de productie per hoofd van de bevolking weer als een stijging van de levensstandaard. Hoewel dit in enge zin waar was, ontbrak een milieubalans of een manier om de bbp-cijfers aan te passen voor ecologische schade. Veel economen en beleidsmakers hebben deze negatieve externaliteit dan ook grotendeels genegeerd.
De beste manier om een duurzamere groei tot stand te brengen is het belasten van zaken die slecht zijn voor het milieu, en het eenvoudigste instrument is een koolstofheffing. De hoogte van de belasting moet de particuliere kosten van economische activiteiten optrekken tot de maatschappelijke kosten, zodat de milieueffecten worden verdisconteerd. Dit gewijzigde marktsignaal zal dan helpen om de middelen op een duurzamere manier toe te wijzen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Maar de particuliere sector kan in de groene transitie verder gaan dan louter een prijsnemer te zijn en een actieve rol spelen door de negatieve externaliteit te internaliseren. Staatsfondsen, universiteitsfondsen en verzekerings- en pensioenfondsen proberen hun activa nu al op duurzamere manieren te beleggen. Beginselen op het gebied van milieu, maatschappij en goed bestuur (ESG) en andere groene financieringsinstrumenten zijn in toenemende mate beschikbaar om beleggingen te sturen. Dit marktsegment is de afgelopen jaren geëxplodeerd, maar er moet meer worden gedaan om de definities te harmoniseren en de resultaten nauwkeuriger en consistenter te volgen.
De sleutel tot welvaart in een duurzame wereld zal erin bestaan de economische groei te bevorderen en tegelijkertijd de natuurlijke kapitaalvoorraad te beheren. Schaalgrootte is nog steeds van belang, maar nu op een negatieve manier. Zo is er bijvoorbeeld geen demografisch dividend. In traditionele groeimodellen leidt meer arbeid tot meer productie. Maar in een wereld van duurzame groei verlaagt een hogere productie het natuurlijk kapitaal. De consequentie hiervan is dat bevolkingsafname goed is, zodat Japan en Europa niet hoeven te wanhopen.
Een centraal-economisch model van financiële repressie om snelle investeringen en groei te financieren ziet er ook niet al te veelbelovend uit, tenzij het een upgrade naar een schoner kapitaal met een lichtere ecologische voetafdruk mogelijk kan maken.
Technologie omwille van zichzelf is ook uit den boze. In een duurzame wereld moet technologie de milieueffecten van economische activiteiten verminderen en is het onwaarschijnlijk dat innovaties die de milieueffecten vergroten, zullen worden overgenomen. Landen zullen nog steeds technologische veranderingen nodig hebben om groei te bevorderen, maar de nadruk moet komen te liggen op milieu-efficiëntie.
De uitdaging van de groei herformuleren betekent prioriteiten en beleid wijzigen. Landen zullen nog steeds mogelijkheden hebben om te groeien, handel te drijven, te innoveren en hogerop te komen in de waardeketen om een betere toekomst veilig te stellen. Maar zij zullen die kansen moeten grijpen in een economie die één is met de natuur, en er niet buiten staat.
Vertaling: Menno Grootveld