BEIJING – Duizenden jaren lang heeft de natuurlijke infrastructuur – zoals riviersystemen, wetlands, kustvlakten, zandduinen en bossen – de ontwikkeling van de menselijke beschaving ondersteund. In feite is ons vermogen om deze infrastructuur te benutten, voor alles van voedsel en drinkwater tot de bescherming tegen stormvloeden en het beperken van overstromingen, essentieel geweest voor ons succes als soort. En het zal van vitaal belang blijken voor onze toekomstige overleving.
De technologische vooruitgang stuwde de evolutie van de infrastructuur voort. Groen werd grijs en beton, kabels en staal zorgden voor energie, communicatie en transport – en daarmee voor ongekende groei en ontwikkeling. Maar terwijl de snelle modernisering voor ooit onvoorstelbare welvaart zorgde, had zij ook ernstige onbedoelde gevolgen, niet in het minst de aantasting van het milieu en de uitstoot van broeikasgassen die ons bestaan in gevaar brengen.
De vraag is nu hoe we urgente milieudoelen kunnen bereiken – het verminderen van de emissies, en het beschermen en herstellen van de natuur en de biodiversiteit – en tegelijkertijd ontwikkelingseconomieën in staat kunnen stellen hun legitieme groeiambities te vervullen. Het antwoord, zoals uit een recent rapport van de Asian Infrastructure Investment Bank blijkt, zou wel eens kunnen beginnen met een expliciete erkenning van de natuur als infrastructuur.
De natuur zien als infrastructuur is transformerend, omdat het ons dwingt om op een meer systemische manier te denken. Als we groei en ontwikkeling nastreven, moeten we niet alleen voorkomen dat we de natuur beschadigen; we moeten haar ook versterken en verrijken door ‘natuurpositieve’ investeringen – en dat alles terwijl we haar enorme potentieel om essentiële diensten te leveren benutten.
Biologen doen dit al wanneer ze bepalen hoe aangetast land hersteld kan worden. Maar nu moeten economen meedoen en hun instrumenten verbeteren om de waarde en complexiteit van natuurlijk kapitaal in kaart te brengen. Biodiversiteit omvat bijvoorbeeld niet alleen het aantal soorten, maar ook hun genetische diversiteit en diversiteit aan functies. Nog een andere dimensie van biodiversiteit is de complexe evolutionaire geschiedenis van soorten – wanneer ze van elkaar werden gescheiden op de ‘levensboom.’ Alleen door ons begrip van biodiversiteit te verdiepen, zullen we het volledige potentieel van de natuur – en onze invloed daarop – kunnen begrijpen.
Deze kennis is zeer plaatsgebonden en het verwerven ervan zal bijdragen vereisen van wetenschappers en lokale bevolkingen. Het goede nieuws is dat er al modellen zijn voor een dergelijke samenwerking. Het enorme Sanbei-herbebossingsproject, bedoeld om te voorkomen dat twee grote woestijnen in Noord-China samensmelten, was aanvankelijk een gebrekkige onderneming, waarbij slechts enkele boomsoorten werden geplant. Maar in de loop van twee decennia zorgden diepere kennis van het lokale milieu en de participatie van lokale gemeenschappen ervoor dat het project een succes werd.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Governance en stimuleringsmaatregelen zijn ook cruciaal om de natuurlijke infrastructuur te beschermen en te koesteren. In Indonesië hebben mangroven gemeenschappen, vooral armere huishoudens, lange tijd beschermd tegen dodelijke vloedoverstromingen, maar ze raken verzwakt in regio’s met een zwakkere overheidscapaciteit. In Egypte daarentegen zijn de inspanningen om de mangroven te herstellen ondersteund door inkomsten uit het ecotoerisme en de bijenteelt, die honing produceert en vitale bestuivingsdiensten ondersteunt.
De aanpak van de natuur als infrastructuur vereist dat we beoordelen wat de natuur kan leveren voordat we grijze oplossingen overwegen, en het kan landen helpen hun infrastructuurtekorten op echt duurzame manieren te dichten. Maar grijze infrastructuur zal altijd nodig zijn voor groei en ontwikkeling. Dit vereist dat we deze beter ontwerpen om de impact op de natuur te minimaliseren. Infrastructuur voor hernieuwbare energie heeft bijvoorbeeld een grote ecologische voetafdruk, en wegeninfrastructuur fragmenteert en beschadigt ecosystemen. Oplossingen zoals het bij elkaar plaatsen van infrastructuur op ‘brown sites’ en het voorzien in aanvullende infrastructuur (zoals wildviaducten over snelwegen, groene stedelijke ruimten en natuurherstelcompensaties) kunnen deze effecten helpen verzachten.
Natuurlijk kan de financiering een uitdaging vormen. Het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, waarover een jaar geleden overeenstemming werd bereikt, gaat ervan uit dat er tegen 2030 jaarlijks 598 tot 824 miljard dollar nodig zal zijn om de financieringskloof op het gebied van biodiversiteit te dichten. Dergelijke bedragen, die nodig zijn om de natuur te beschermen en vervolgens te herstellen, kunnen alleen worden gegenereerd door de natuur op de juiste waarde te schatten, en markten te creëren die particulier en institutioneel kapitaal mobiliseren.
Daartoe moet ‘natuur als infrastructuur’ worden ontwikkeld als een beleggingscategorie, met behulp van nieuwe instrumenten, waaronder financiële. Op microniveau vereist dit een betere prijsstelling voor natuurdiensten – bijvoorbeeld gebruiksheffingen of vergunningen en belastingen voor schadelijke activiteiten – en aanpasbare lokale regelgeving. Beleid op microniveau kan de ontwikkeling van andere financiële instrumenten en uiteindelijk markten ondersteunen – voor prestatiegerelateerde obligaties, leningen op basis van beleid, schuld-voor-natuurruil en natuurkredieten, om er maar een paar te noemen – teneinde meer geld naar de natuur te sluizen. De lessen van de koolstofmarkten moeten in acht worden genomen om te voorkomen dat fouten uit het verleden worden herhaald.
Er moet speciale aandacht worden besteed aan lageinkomenseconomieën, waarvan er veel zeer kwetsbaar zijn voor klimaatverandering en aantasting van het milieu, maar die over rijke natuurlijke rijkdommen beschikken die op de juiste waarde moeten worden geschat. Multilaterale ontwikkelingsbanken kunnen de aanpak van de natuur als infrastructuur katalyseren en ervoor zorgen dat deze in alle aspecten van hun activiteiten wordt opgenomen. Uiteindelijk moet deze benadering ook richting geven aan individuele infrastructuurprojecten en nationale groeistrategieën.
De gevolgen van de infrastructuurbeslissingen die we vandaag nemen, zullen nog tientallen jaren voelbaar zijn. Alleen door te investeren in groen – en grijs beter te bouwen – kunnen we ervoor zorgen dat we de basis leggen voor een eerlijkere, duurzamere en inclusieve wereldeconomie.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Not only did Donald Trump win last week’s US presidential election decisively – winning some three million more votes than his opponent, Vice President Kamala Harris – but the Republican Party he now controls gained majorities in both houses on Congress. Given the far-reaching implications of this result – for both US democracy and global stability – understanding how it came about is essential.
By voting for Republican candidates, working-class voters effectively get to have their cake and eat it, expressing conservative moral preferences while relying on Democrats to fight for their basic economic security. The best strategy for Democrats now will be to permit voters to face the consequences of their choice.
urges the party to adopt a long-term strategy aimed at discrediting the MAGA ideology once and for all.
BEIJING – Duizenden jaren lang heeft de natuurlijke infrastructuur – zoals riviersystemen, wetlands, kustvlakten, zandduinen en bossen – de ontwikkeling van de menselijke beschaving ondersteund. In feite is ons vermogen om deze infrastructuur te benutten, voor alles van voedsel en drinkwater tot de bescherming tegen stormvloeden en het beperken van overstromingen, essentieel geweest voor ons succes als soort. En het zal van vitaal belang blijken voor onze toekomstige overleving.
De technologische vooruitgang stuwde de evolutie van de infrastructuur voort. Groen werd grijs en beton, kabels en staal zorgden voor energie, communicatie en transport – en daarmee voor ongekende groei en ontwikkeling. Maar terwijl de snelle modernisering voor ooit onvoorstelbare welvaart zorgde, had zij ook ernstige onbedoelde gevolgen, niet in het minst de aantasting van het milieu en de uitstoot van broeikasgassen die ons bestaan in gevaar brengen.
De vraag is nu hoe we urgente milieudoelen kunnen bereiken – het verminderen van de emissies, en het beschermen en herstellen van de natuur en de biodiversiteit – en tegelijkertijd ontwikkelingseconomieën in staat kunnen stellen hun legitieme groeiambities te vervullen. Het antwoord, zoals uit een recent rapport van de Asian Infrastructure Investment Bank blijkt, zou wel eens kunnen beginnen met een expliciete erkenning van de natuur als infrastructuur.
De natuur zien als infrastructuur is transformerend, omdat het ons dwingt om op een meer systemische manier te denken. Als we groei en ontwikkeling nastreven, moeten we niet alleen voorkomen dat we de natuur beschadigen; we moeten haar ook versterken en verrijken door ‘natuurpositieve’ investeringen – en dat alles terwijl we haar enorme potentieel om essentiële diensten te leveren benutten.
Biologen doen dit al wanneer ze bepalen hoe aangetast land hersteld kan worden. Maar nu moeten economen meedoen en hun instrumenten verbeteren om de waarde en complexiteit van natuurlijk kapitaal in kaart te brengen. Biodiversiteit omvat bijvoorbeeld niet alleen het aantal soorten, maar ook hun genetische diversiteit en diversiteit aan functies. Nog een andere dimensie van biodiversiteit is de complexe evolutionaire geschiedenis van soorten – wanneer ze van elkaar werden gescheiden op de ‘levensboom.’ Alleen door ons begrip van biodiversiteit te verdiepen, zullen we het volledige potentieel van de natuur – en onze invloed daarop – kunnen begrijpen.
Deze kennis is zeer plaatsgebonden en het verwerven ervan zal bijdragen vereisen van wetenschappers en lokale bevolkingen. Het goede nieuws is dat er al modellen zijn voor een dergelijke samenwerking. Het enorme Sanbei-herbebossingsproject, bedoeld om te voorkomen dat twee grote woestijnen in Noord-China samensmelten, was aanvankelijk een gebrekkige onderneming, waarbij slechts enkele boomsoorten werden geplant. Maar in de loop van twee decennia zorgden diepere kennis van het lokale milieu en de participatie van lokale gemeenschappen ervoor dat het project een succes werd.
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Governance en stimuleringsmaatregelen zijn ook cruciaal om de natuurlijke infrastructuur te beschermen en te koesteren. In Indonesië hebben mangroven gemeenschappen, vooral armere huishoudens, lange tijd beschermd tegen dodelijke vloedoverstromingen, maar ze raken verzwakt in regio’s met een zwakkere overheidscapaciteit. In Egypte daarentegen zijn de inspanningen om de mangroven te herstellen ondersteund door inkomsten uit het ecotoerisme en de bijenteelt, die honing produceert en vitale bestuivingsdiensten ondersteunt.
De aanpak van de natuur als infrastructuur vereist dat we beoordelen wat de natuur kan leveren voordat we grijze oplossingen overwegen, en het kan landen helpen hun infrastructuurtekorten op echt duurzame manieren te dichten. Maar grijze infrastructuur zal altijd nodig zijn voor groei en ontwikkeling. Dit vereist dat we deze beter ontwerpen om de impact op de natuur te minimaliseren. Infrastructuur voor hernieuwbare energie heeft bijvoorbeeld een grote ecologische voetafdruk, en wegeninfrastructuur fragmenteert en beschadigt ecosystemen. Oplossingen zoals het bij elkaar plaatsen van infrastructuur op ‘brown sites’ en het voorzien in aanvullende infrastructuur (zoals wildviaducten over snelwegen, groene stedelijke ruimten en natuurherstelcompensaties) kunnen deze effecten helpen verzachten.
Natuurlijk kan de financiering een uitdaging vormen. Het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, waarover een jaar geleden overeenstemming werd bereikt, gaat ervan uit dat er tegen 2030 jaarlijks 598 tot 824 miljard dollar nodig zal zijn om de financieringskloof op het gebied van biodiversiteit te dichten. Dergelijke bedragen, die nodig zijn om de natuur te beschermen en vervolgens te herstellen, kunnen alleen worden gegenereerd door de natuur op de juiste waarde te schatten, en markten te creëren die particulier en institutioneel kapitaal mobiliseren.
Daartoe moet ‘natuur als infrastructuur’ worden ontwikkeld als een beleggingscategorie, met behulp van nieuwe instrumenten, waaronder financiële. Op microniveau vereist dit een betere prijsstelling voor natuurdiensten – bijvoorbeeld gebruiksheffingen of vergunningen en belastingen voor schadelijke activiteiten – en aanpasbare lokale regelgeving. Beleid op microniveau kan de ontwikkeling van andere financiële instrumenten en uiteindelijk markten ondersteunen – voor prestatiegerelateerde obligaties, leningen op basis van beleid, schuld-voor-natuurruil en natuurkredieten, om er maar een paar te noemen – teneinde meer geld naar de natuur te sluizen. De lessen van de koolstofmarkten moeten in acht worden genomen om te voorkomen dat fouten uit het verleden worden herhaald.
Er moet speciale aandacht worden besteed aan lageinkomenseconomieën, waarvan er veel zeer kwetsbaar zijn voor klimaatverandering en aantasting van het milieu, maar die over rijke natuurlijke rijkdommen beschikken die op de juiste waarde moeten worden geschat. Multilaterale ontwikkelingsbanken kunnen de aanpak van de natuur als infrastructuur katalyseren en ervoor zorgen dat deze in alle aspecten van hun activiteiten wordt opgenomen. Uiteindelijk moet deze benadering ook richting geven aan individuele infrastructuurprojecten en nationale groeistrategieën.
De gevolgen van de infrastructuurbeslissingen die we vandaag nemen, zullen nog tientallen jaren voelbaar zijn. Alleen door te investeren in groen – en grijs beter te bouwen – kunnen we ervoor zorgen dat we de basis leggen voor een eerlijkere, duurzamere en inclusieve wereldeconomie.
Vertaling: Menno Grootveld