ISLAMABAD – Deze maand hebben de ministers van Financiën van de G20 ingestemd met een voorstel om 650 miljard dollar aan reservemiddelen van het Internationale Monetaire Fonds, de zogenoemde bijzondere trekkingsrechten (SDRʼs), uit te geven en een aanvullend moratorium van zes maanden op schuldaflossingen in te stellen voor maximaal 73 ontwikkelingslanden. Maar hoewel het akkoord een stap in de goede richting is, heeft de G20 de kans gemist om de dreigende schuldencrisis in het Mondiale Zuiden rechtstreeks aan te pakken. Schuldencrises uit het verleden hadden ons moeten leren dat te weinig en te laat doen het herstel zal vertragen en de kosten van schuldsanering voor zowel debiteuren als crediteuren zal opdrijven. De wereld loopt nog steeds een groot risico om de fouten te herhalen die in de jaren tachtig en negentig hebben geleid tot twee verloren decennia van ontwikkeling.
Zelfs vóór de pandemie stevende het Mondiale Zuiden al af op een schuldencrisis, maar nu is de situatie dramatisch verslechterd. Het strekt de G20 tot eer dat zij in april 2020 snel heeft gereageerd met de goedkeuring van het ʻDebt Service Suspension Initiative.ʼ Maar hoewel dit DSSI zoʼn 43 landen ademruimte heeft verschaft door hen toe te staan betalingen aan publieke schuldeisers uit te stellen, veranderde het niets aan de netto contante waarde van de schulden van die landen.
Daarom werd het DSSI in november 2020 aangevuld met een gemeenschappelijk raamwerk voor schuldsaneringen ná het DSSI, dat de 73 lage-inkomenslanden die voor het DSSI in aanmerking komen in staat stelt een schuldherschikking aan te vragen. Maar ook dit was een stap in de goede richting die tekortschoot.
Om te beginnen is het nieuwe raamwerk alleen van toepassing op lage-inkomenslanden. Veel van deze landen hebben inderdaad verlichting van hun schuldenlast nodig, maar dat geldt ook voor middeninkomenslanden met een hoge schuldenlast die zwaar door de pandemie zijn getroffen. Van de naar schatting 124 miljoen mensen die in 2020 in extreme armoede zijn vervallen, bevindt 80 procent zich volgens de Wereldbank in midden-inkomenslanden.
Bovendien behandelt het gemeenschappelijk raamwerk de schuldproblemen van de landen geval voor geval, waardoor het probleem van de blijvende stigmatisering van elk land dat van de hulp gebruik maakt, niet wordt aangepakt. Afgezien van het feit dat veel ontwikkelingslanden hun toegang tot de kapitaalmarkten al effectief zijn kwijtgeraakt, worden de landen die zich nog via internationale obligaties kunnen financieren met steeds grotere risicoʼs geconfronteerd. In afwachting van strengere kredietvoorwaarden zijn de economieën van de opkomende landen sinds het begin van dit jaar over de hele linie verzwakt. En de ontwikkelingslanden nemen sinds het begin van de pandemie 95 procent van alle downgrades door de drie belangrijkste ratingbureaus voor hun rekening.
Ten slotte ontbreekt in het gemeenschappelijk raamwerk een toezegging van zowel crediteuren- als debiteurenlanden om de nieuwe begrotingsruimte in overeenstemming te brengen met mondiaal overeengekomen klimaat- en ontwikkelingsdoelstellingen. Er is ruimschoots empirisch bewijsmateriaal voorhanden waaruit blijkt dat klimaatgevoelige landen over het algemeen hogere kosten op hun staatsschuld betalen en dat de klimaatverandering het landenrisico verhoogt. Landen die niet in klimaatbestendigheid en ontwikkeling kunnen investeren, zullen in de toekomst nog minder goed in staat zijn hun schuldenlast duurzaam te houden.
Zelfs zonder rekening te houden met de bijkomende klimaatrisicoʼs waarmee lage-inkomenslanden worden geconfronteerd, blijkt uit een analyse van het IMF dat eind februari 2021 ruim de helft van de door het fonds beoordeelde landen reeds in een schuldencrisis verkeert of een groot risico loopt in een dergelijke situatie terecht te komen. Tot overmaat van ramp kampen veel ontwikkelingslanden met een aanhoudende netto-uitstroom van kapitaal, en wordt het door internationale organisaties verstrekte hulpgeldgebruikt om private crediteuren terug te betalen.
Gezien deze problemen moet het gemeenschappelijk raamwerk dringend worden herzien teneinde een alomvattende schuldverlichting mogelijk te maken die gericht is op eengroen, inclusief herstel. Daartoe stellen wij de volgende wijzigingen voor.
In de eerste plaats moet het gemeenschappelijk raamwerk erkennen dat een systeemcrisis een systeemoplossing vergt, in plaats van te wachten tot landen zich individueel melden en schuldverlichting aanvragen. De G20 moet alle lage- en middeninkomenslanden waarvan de schuld onhoudbaar wordt geacht, aanmoedigen om deel te nemen aan schuldherstructurering. Bij de beoordeling van de schuldenlast moet ook rekening worden gehouden met klimaat- en andere duurzaamheidsrisicoʼs en met ramingen van de financieringsbehoeften van een land voor aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering.
Even belangrijk is dat regeringen die schuldverlichting krijgen, zich verplichten tot hervormingen die hun beleid en begroting in overeenstemming brengen met de Agenda voor Duurzame Ontwikkeling 2030 en het klimaatverdrag van Parijs. Een deel van de geherstructureerde aflossingen moet worden gestort in een fonds voor groen en inclusief herstel, dat door de regering moet worden gebruikt voor investeringen in uitgaven die op de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen zijn afgestemd.
Bovendien moet het gemeenschappelijk raamwerk passende stimulansen bevatten om ervoor te zorgen dat particuliere schuldeisers deelnemen en een billijk deel van de lasten dragen. Indien uit een schuldhoudbaarheidsanalyse blijkt dat de staatsschuld van een land reden tot grote bezorgdheid geeft, moet het IMF zijn programmaʼs afhankelijk maken van een herstructureringsproces waarbij ook particuliere schuldeisers worden betrokken.
In dat geval zouden kredietgaranties van het Brady-type voor nieuwe obligaties, die tegen de oude schuld zouden worden geruild, de herstructureringsonderhandelingen vergemakkelijken. Daartoe stellen wij een garantiefaciliteit voor groen en inclusief herstel voor, beheerd door een multilaterale ontwikkelingsbank. Indien betalingen op de nieuwe obligaties uitblijven, zou het onderpand worden vrijgegeven ten gunste van particuliere schuldeisers, en zou de gemiste betaling door de betreffende overheid aan de garantiefaciliteit moeten worden terugbetaald.
Door uitstel van een onvermijdelijke schuldsanering zullen de landen met een te zware schuldenlast en hun bevolking slechter af zijn. De regeringen zullen er niet in slagen hun bevolking te beschermen tijdens deze verschrikkelijke gezondheids- en sociale crisis, en zij zullen niet in staat zijn te investeren in het klimaatbestendig maken van hun economieën. Er is nog tijd voor de G20 om een stap voorwaarts te zetten en alle landen de kans te bieden op een groen, inclusief en veerkrachtig herstel.
Vertaling: Menno Grootveld
ISLAMABAD – Deze maand hebben de ministers van Financiën van de G20 ingestemd met een voorstel om 650 miljard dollar aan reservemiddelen van het Internationale Monetaire Fonds, de zogenoemde bijzondere trekkingsrechten (SDRʼs), uit te geven en een aanvullend moratorium van zes maanden op schuldaflossingen in te stellen voor maximaal 73 ontwikkelingslanden. Maar hoewel het akkoord een stap in de goede richting is, heeft de G20 de kans gemist om de dreigende schuldencrisis in het Mondiale Zuiden rechtstreeks aan te pakken. Schuldencrises uit het verleden hadden ons moeten leren dat te weinig en te laat doen het herstel zal vertragen en de kosten van schuldsanering voor zowel debiteuren als crediteuren zal opdrijven. De wereld loopt nog steeds een groot risico om de fouten te herhalen die in de jaren tachtig en negentig hebben geleid tot twee verloren decennia van ontwikkeling.
Zelfs vóór de pandemie stevende het Mondiale Zuiden al af op een schuldencrisis, maar nu is de situatie dramatisch verslechterd. Het strekt de G20 tot eer dat zij in april 2020 snel heeft gereageerd met de goedkeuring van het ʻDebt Service Suspension Initiative.ʼ Maar hoewel dit DSSI zoʼn 43 landen ademruimte heeft verschaft door hen toe te staan betalingen aan publieke schuldeisers uit te stellen, veranderde het niets aan de netto contante waarde van de schulden van die landen.
Daarom werd het DSSI in november 2020 aangevuld met een gemeenschappelijk raamwerk voor schuldsaneringen ná het DSSI, dat de 73 lage-inkomenslanden die voor het DSSI in aanmerking komen in staat stelt een schuldherschikking aan te vragen. Maar ook dit was een stap in de goede richting die tekortschoot.
Om te beginnen is het nieuwe raamwerk alleen van toepassing op lage-inkomenslanden. Veel van deze landen hebben inderdaad verlichting van hun schuldenlast nodig, maar dat geldt ook voor middeninkomenslanden met een hoge schuldenlast die zwaar door de pandemie zijn getroffen. Van de naar schatting 124 miljoen mensen die in 2020 in extreme armoede zijn vervallen, bevindt 80 procent zich volgens de Wereldbank in midden-inkomenslanden.
Bovendien behandelt het gemeenschappelijk raamwerk de schuldproblemen van de landen geval voor geval, waardoor het probleem van de blijvende stigmatisering van elk land dat van de hulp gebruik maakt, niet wordt aangepakt. Afgezien van het feit dat veel ontwikkelingslanden hun toegang tot de kapitaalmarkten al effectief zijn kwijtgeraakt, worden de landen die zich nog via internationale obligaties kunnen financieren met steeds grotere risicoʼs geconfronteerd. In afwachting van strengere kredietvoorwaarden zijn de economieën van de opkomende landen sinds het begin van dit jaar over de hele linie verzwakt. En de ontwikkelingslanden nemen sinds het begin van de pandemie 95 procent van alle downgrades door de drie belangrijkste ratingbureaus voor hun rekening.
Ten slotte ontbreekt in het gemeenschappelijk raamwerk een toezegging van zowel crediteuren- als debiteurenlanden om de nieuwe begrotingsruimte in overeenstemming te brengen met mondiaal overeengekomen klimaat- en ontwikkelingsdoelstellingen. Er is ruimschoots empirisch bewijsmateriaal voorhanden waaruit blijkt dat klimaatgevoelige landen over het algemeen hogere kosten op hun staatsschuld betalen en dat de klimaatverandering het landenrisico verhoogt. Landen die niet in klimaatbestendigheid en ontwikkeling kunnen investeren, zullen in de toekomst nog minder goed in staat zijn hun schuldenlast duurzaam te houden.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Zelfs zonder rekening te houden met de bijkomende klimaatrisicoʼs waarmee lage-inkomenslanden worden geconfronteerd, blijkt uit een analyse van het IMF dat eind februari 2021 ruim de helft van de door het fonds beoordeelde landen reeds in een schuldencrisis verkeert of een groot risico loopt in een dergelijke situatie terecht te komen. Tot overmaat van ramp kampen veel ontwikkelingslanden met een aanhoudende netto-uitstroom van kapitaal, en wordt het door internationale organisaties verstrekte hulpgeldgebruikt om private crediteuren terug te betalen.
Gezien deze problemen moet het gemeenschappelijk raamwerk dringend worden herzien teneinde een alomvattende schuldverlichting mogelijk te maken die gericht is op eengroen, inclusief herstel. Daartoe stellen wij de volgende wijzigingen voor.
In de eerste plaats moet het gemeenschappelijk raamwerk erkennen dat een systeemcrisis een systeemoplossing vergt, in plaats van te wachten tot landen zich individueel melden en schuldverlichting aanvragen. De G20 moet alle lage- en middeninkomenslanden waarvan de schuld onhoudbaar wordt geacht, aanmoedigen om deel te nemen aan schuldherstructurering. Bij de beoordeling van de schuldenlast moet ook rekening worden gehouden met klimaat- en andere duurzaamheidsrisicoʼs en met ramingen van de financieringsbehoeften van een land voor aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering.
Even belangrijk is dat regeringen die schuldverlichting krijgen, zich verplichten tot hervormingen die hun beleid en begroting in overeenstemming brengen met de Agenda voor Duurzame Ontwikkeling 2030 en het klimaatverdrag van Parijs. Een deel van de geherstructureerde aflossingen moet worden gestort in een fonds voor groen en inclusief herstel, dat door de regering moet worden gebruikt voor investeringen in uitgaven die op de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen zijn afgestemd.
Bovendien moet het gemeenschappelijk raamwerk passende stimulansen bevatten om ervoor te zorgen dat particuliere schuldeisers deelnemen en een billijk deel van de lasten dragen. Indien uit een schuldhoudbaarheidsanalyse blijkt dat de staatsschuld van een land reden tot grote bezorgdheid geeft, moet het IMF zijn programmaʼs afhankelijk maken van een herstructureringsproces waarbij ook particuliere schuldeisers worden betrokken.
In dat geval zouden kredietgaranties van het Brady-type voor nieuwe obligaties, die tegen de oude schuld zouden worden geruild, de herstructureringsonderhandelingen vergemakkelijken. Daartoe stellen wij een garantiefaciliteit voor groen en inclusief herstel voor, beheerd door een multilaterale ontwikkelingsbank. Indien betalingen op de nieuwe obligaties uitblijven, zou het onderpand worden vrijgegeven ten gunste van particuliere schuldeisers, en zou de gemiste betaling door de betreffende overheid aan de garantiefaciliteit moeten worden terugbetaald.
Door uitstel van een onvermijdelijke schuldsanering zullen de landen met een te zware schuldenlast en hun bevolking slechter af zijn. De regeringen zullen er niet in slagen hun bevolking te beschermen tijdens deze verschrikkelijke gezondheids- en sociale crisis, en zij zullen niet in staat zijn te investeren in het klimaatbestendig maken van hun economieën. Er is nog tijd voor de G20 om een stap voorwaarts te zetten en alle landen de kans te bieden op een groen, inclusief en veerkrachtig herstel.
Vertaling: Menno Grootveld