NEW YORK – Over de hele wereld worstelen institutionele beleggers – waaronder pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, filantropische instellingen en universiteiten – met de vraag of ze uit olie-, gas- en kolenconcerns moeten stappen. De reden is uiteraard de klimaatverandering: tenzij de consumptie van fossiele brandstoffen scherp omlaag gaat – en rond 2070 volledig wordt afgezworen, ten gunste van schone energie zoals zonne-energie – zal de wereld onaanvaardbare risico's lopen ten gevolge van de door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. Hoe moeten verantwoordelijke beleggers zich gedragen in het zicht van deze ongekende risico's?
Het afstoten van beleggingen in firma's die aan de klimaatverandering bijdragen is inderdaad één van de mogelijke antwoorden, om diverse redenen. Eén daarvan is eenvoudig eigenbelang: de fossielebrandstoffensector zal een slechte belegging zijn in een wereld die op beslissende wijze overstapt op duurzame energiebronnen. (Ook al zullen er uitzonderingen zijn: in de armste landen zal de ontwikkeling van fossiele brandstoffen zich voortzetten, om de terugdringing van de armoede te bevorderen, zelfs nadat het gebruik ervan in de rijke landen zal zijn geminimaliseerd.)
Bovendien zou het terugtrekken van beleggingen deze verandering helpen versnellen, door de industrie van beleggingskapitaal te beroven – of op z'n minst de kapitaalkosten te verhogen van firma's die zich bezighouden met de onverantwoordelijke exploratie en ontwikkeling van olie-, gas- en kolenvoorraden, ondanks de dringende noodzaak om de winning aan banden te leggen. Hoewel één enkele institutionele belegger geen gewicht in de schaal legt, doen honderden grote beleggers met biljoenen dollars aan bezittingen dat zeker wel.
Het afstoten van belangen door toonaangevende beleggers zou een krachtige boodschap de wereld in sturen dat klimaatverandering veel te gevaarlijk is om verdere vertraging van een overgang naar een toekomst zonder fossiele brandstoffen te aanvaarden. Het terugtrekken van kapitaal is niet de enige manier om deze boodschap te laten klinken, maar wel een potentieel krachtige.
Tenslotte zouden beleggers ook om ethische redenen uit de fossiele brandstoffen kunnen stappen. Veel beleggers willen niet worden geassocieerd met een industrie die verantwoordelijk is voor een mogelijke wereldwijde calamiteit, en vooral niet met bedrijven die hun geld en invloed aanwenden tegen iedere betekenisvolle actie om de klimaatverandering tegen te gaan. Om dezelfde redenen willen veel beleggers geen wapenfabrikanten of tabaksbedrijven in hun portefeuille.
Toch is er ook een ethisch verantwoordelijk en praktisch alternatief voor beleggers die vervuilende bedrijven naar een toekomst zonder fossiele brandstoffen willen helpen sturen. Als actieve, betrokken aandeelhouders kunnen institutionele beleggers hun eigendom (en in het geval van grote beleggers hun publieke stem) gebruiken om bedrijven over te halen tot een beleid dat veiliger is voor het klimaat.
Amerikaanse universiteiten bevinden zich in de frontlinie van dit debat, onder druk van hun studenten, die jong genoeg zijn om de last van de klimaatverandering in de komende decennia te zullen gaan voelen. De studenten hebben gelijk als ze gefrustreerd zijn dat de meeste universiteitsinstellingen zich op dit punt passief hebben betoond, en hun geld niet hebben teruggetrokken, noch zich als actieve beleggers hebben opgesteld. President Drew Gilpin Faust van de Universiteit van Harvard heeft zich in 2013 bijvoorbeeld in scherpe bewoordingen gekeerd tegen het idee om belangen af te stoten; het doel van de beheersstichting van Harvard is volgens haar het financieren van de academische activiteiten van de universiteit. Hoewel ze zei dat Harvard zich zou opstellen als een actieve en verantwoordelijke aandeelhouder, gaf ze geen details over hoe een dergelijke betrokkenheid eruit zou kunnen zien.
Harvard en veel andere universiteiten (waaronder de Universiteit van Columbia) beloven al langer zich als verantwoordelijke beleggers te zullen gedragen. Diverse universiteiten kennen commissie die de universiteitsbeheerders adviseren over ecologische, sociale en beheerskwesties in hun portefeuille. Toch hebben nog maar weinig universiteiten de principes die hierbij worden gehanteerd toegepast op hun bezittingen aan fossiele brandstoffen.
Ondanks de afwijzing door Faust van het afstoten van belangen, hebben Harvard en andere universiteiten al lang geaccepteerd dat dit in bepaalde omstandigheden de juiste keuze is. In 1990 heeft Harvard zich volledig uit de tabaksindustrie teruggetrokken. De toenmalige Harvard-president, Derek Bok, zei dat het besluit van de universiteit “werd gemotiveerd door een verlangen om als aandeelhouder niet te worden geassocieerd met bedrijven die zich bezighouden met aanzienlijke verkopen van producten die een substantieel en ongerechtvaardigd risico van schade voor andere menselijke wezens met zich meebrengen.” Veel andere universiteiten, waaronder die van Columbia, hebben hetzelfde gedaan.
De hedendaagse studenten voeren sterke argumenten aan voor hun betoog dat uit de fossiele brandstoffen stappen in veel opzichten hetzelfde is als uit de tabak stappen. Beide industrieën vertegenwoordigen enorme risico's voor het menselijk welzijn.
Alvorens zich uit de tabaksindustrie terug te trekken, had Harvard de betrokken bedrijven brieven geschreven, waarin werd geëist dat zij zich zouden buigen over de ethische vraagstukken die gepaard gaan met de verkoop van tabak en dat zij zich zouden houden aan de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie. De bedrijven reageerden niet of betwistten het bewijsmateriaal dat roken verband hield met ziekten.
Op dezelfde manier moeten verantwoordelijke beleggers als universiteiten bij het nemen van het besluit of ze hun belangen willen afstoten de olie-, gas- en kolenfirma's in hun portefeuille vier vragen stellen:
• Heeft het bedrijf zich publiekelijk en in heldere bewoordingen bekend tot de internationaal overeengekomen doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot 2º Celsius boven pre-industriële niveaus, en tot de beperkingen van de mondiale CO2-emissies die nodig zijn om dat doel te verwezenlijken?
• Zal het bedrijf beloven bedrijfsverenigingen te verlaten die lobbyen tegen een effectief klimaatbeleid dat beoogt de limiet van hooguit 2º opwarming te bewerkstelligen?
• Zal het bedrijf ermee instemmen iedere exploratie en ontwikkeling van onconventionele reserves te beëindigen (bijvoorbeeld in het Noordpoolgebied en een groot deel van de Canadese teerzanden), waarvan de wetenschap heeft aangetoond dat ze niet in overeenstemming zijn met de grens van 2º opwarming?
• Kan het bedrijf aantonen een goede belegging te blijven, ondanks de overgang naar niet-fossiele energiebronnen en technologieën (door bijvoorbeeld zijn plannen wereldkundig te maken om een dergelijke overgang te bewerkstelligen, of zijn bijdrage aan armoedebestrijding te benadrukken)?
Als bedrijven overtuigende antwoorden kunnen geven op deze vier vragen, kunnen ze onderdeel van de portefeuille blijven, en kunnen verantwoordelijke beleggers met ze werken als onderdeel van de klimaatoplossing, in plaats van tot de slotsom te komen dat ze onderdeel zijn van het probleem, zodat ze afscheid van ze moeten nemen. Voor bedrijven die deze vragen uit de weg gaan, door onder meer te beweren dat de wereld feitelijk de limiet van 2º opwarming toch niet zal afdwingen, zou het afstoten van belangen zowel op financiële als op ethische gronden zinvol zijn, omdat zulke bedrijven duidelijk niet bereid zijn om bij te dragen aan een economie die vrij is van fossiele brandstoffen.
Uiteraard houdt de noodzaak van klimaatactie niet op bij beleggers; duurzame consumptie- en productiepraktijken van bedrijven en individuen moeten ook deel gaan uitmaken van de oplossing. De overgang naar een veilige toekomst die vrij is van fossiele brandstoffen vereist dat alle onderdelen van de samenleving zich verantwoordelijk en met een vooruitziende blik zullen gedragen. Als leiders op het gebied van de educatie, onderzoek en probleemoplossing hebben universiteiten een unieke verantwoordelijkheid en een uitgelezen kans om het goede voorbeeld te geven, ook als verantwoordelijke en ethische beleggers.
Vertaling: Menno Grootveld
NEW YORK – Over de hele wereld worstelen institutionele beleggers – waaronder pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, filantropische instellingen en universiteiten – met de vraag of ze uit olie-, gas- en kolenconcerns moeten stappen. De reden is uiteraard de klimaatverandering: tenzij de consumptie van fossiele brandstoffen scherp omlaag gaat – en rond 2070 volledig wordt afgezworen, ten gunste van schone energie zoals zonne-energie – zal de wereld onaanvaardbare risico's lopen ten gevolge van de door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. Hoe moeten verantwoordelijke beleggers zich gedragen in het zicht van deze ongekende risico's?
Het afstoten van beleggingen in firma's die aan de klimaatverandering bijdragen is inderdaad één van de mogelijke antwoorden, om diverse redenen. Eén daarvan is eenvoudig eigenbelang: de fossielebrandstoffensector zal een slechte belegging zijn in een wereld die op beslissende wijze overstapt op duurzame energiebronnen. (Ook al zullen er uitzonderingen zijn: in de armste landen zal de ontwikkeling van fossiele brandstoffen zich voortzetten, om de terugdringing van de armoede te bevorderen, zelfs nadat het gebruik ervan in de rijke landen zal zijn geminimaliseerd.)
Bovendien zou het terugtrekken van beleggingen deze verandering helpen versnellen, door de industrie van beleggingskapitaal te beroven – of op z'n minst de kapitaalkosten te verhogen van firma's die zich bezighouden met de onverantwoordelijke exploratie en ontwikkeling van olie-, gas- en kolenvoorraden, ondanks de dringende noodzaak om de winning aan banden te leggen. Hoewel één enkele institutionele belegger geen gewicht in de schaal legt, doen honderden grote beleggers met biljoenen dollars aan bezittingen dat zeker wel.
Het afstoten van belangen door toonaangevende beleggers zou een krachtige boodschap de wereld in sturen dat klimaatverandering veel te gevaarlijk is om verdere vertraging van een overgang naar een toekomst zonder fossiele brandstoffen te aanvaarden. Het terugtrekken van kapitaal is niet de enige manier om deze boodschap te laten klinken, maar wel een potentieel krachtige.
Tenslotte zouden beleggers ook om ethische redenen uit de fossiele brandstoffen kunnen stappen. Veel beleggers willen niet worden geassocieerd met een industrie die verantwoordelijk is voor een mogelijke wereldwijde calamiteit, en vooral niet met bedrijven die hun geld en invloed aanwenden tegen iedere betekenisvolle actie om de klimaatverandering tegen te gaan. Om dezelfde redenen willen veel beleggers geen wapenfabrikanten of tabaksbedrijven in hun portefeuille.
Toch is er ook een ethisch verantwoordelijk en praktisch alternatief voor beleggers die vervuilende bedrijven naar een toekomst zonder fossiele brandstoffen willen helpen sturen. Als actieve, betrokken aandeelhouders kunnen institutionele beleggers hun eigendom (en in het geval van grote beleggers hun publieke stem) gebruiken om bedrijven over te halen tot een beleid dat veiliger is voor het klimaat.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Amerikaanse universiteiten bevinden zich in de frontlinie van dit debat, onder druk van hun studenten, die jong genoeg zijn om de last van de klimaatverandering in de komende decennia te zullen gaan voelen. De studenten hebben gelijk als ze gefrustreerd zijn dat de meeste universiteitsinstellingen zich op dit punt passief hebben betoond, en hun geld niet hebben teruggetrokken, noch zich als actieve beleggers hebben opgesteld. President Drew Gilpin Faust van de Universiteit van Harvard heeft zich in 2013 bijvoorbeeld in scherpe bewoordingen gekeerd tegen het idee om belangen af te stoten; het doel van de beheersstichting van Harvard is volgens haar het financieren van de academische activiteiten van de universiteit. Hoewel ze zei dat Harvard zich zou opstellen als een actieve en verantwoordelijke aandeelhouder, gaf ze geen details over hoe een dergelijke betrokkenheid eruit zou kunnen zien.
Harvard en veel andere universiteiten (waaronder de Universiteit van Columbia) beloven al langer zich als verantwoordelijke beleggers te zullen gedragen. Diverse universiteiten kennen commissie die de universiteitsbeheerders adviseren over ecologische, sociale en beheerskwesties in hun portefeuille. Toch hebben nog maar weinig universiteiten de principes die hierbij worden gehanteerd toegepast op hun bezittingen aan fossiele brandstoffen.
Ondanks de afwijzing door Faust van het afstoten van belangen, hebben Harvard en andere universiteiten al lang geaccepteerd dat dit in bepaalde omstandigheden de juiste keuze is. In 1990 heeft Harvard zich volledig uit de tabaksindustrie teruggetrokken. De toenmalige Harvard-president, Derek Bok, zei dat het besluit van de universiteit “werd gemotiveerd door een verlangen om als aandeelhouder niet te worden geassocieerd met bedrijven die zich bezighouden met aanzienlijke verkopen van producten die een substantieel en ongerechtvaardigd risico van schade voor andere menselijke wezens met zich meebrengen.” Veel andere universiteiten, waaronder die van Columbia, hebben hetzelfde gedaan.
De hedendaagse studenten voeren sterke argumenten aan voor hun betoog dat uit de fossiele brandstoffen stappen in veel opzichten hetzelfde is als uit de tabak stappen. Beide industrieën vertegenwoordigen enorme risico's voor het menselijk welzijn.
Alvorens zich uit de tabaksindustrie terug te trekken, had Harvard de betrokken bedrijven brieven geschreven, waarin werd geëist dat zij zich zouden buigen over de ethische vraagstukken die gepaard gaan met de verkoop van tabak en dat zij zich zouden houden aan de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie. De bedrijven reageerden niet of betwistten het bewijsmateriaal dat roken verband hield met ziekten.
Op dezelfde manier moeten verantwoordelijke beleggers als universiteiten bij het nemen van het besluit of ze hun belangen willen afstoten de olie-, gas- en kolenfirma's in hun portefeuille vier vragen stellen:
• Heeft het bedrijf zich publiekelijk en in heldere bewoordingen bekend tot de internationaal overeengekomen doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot 2º Celsius boven pre-industriële niveaus, en tot de beperkingen van de mondiale CO2-emissies die nodig zijn om dat doel te verwezenlijken?
• Zal het bedrijf beloven bedrijfsverenigingen te verlaten die lobbyen tegen een effectief klimaatbeleid dat beoogt de limiet van hooguit 2º opwarming te bewerkstelligen?
• Zal het bedrijf ermee instemmen iedere exploratie en ontwikkeling van onconventionele reserves te beëindigen (bijvoorbeeld in het Noordpoolgebied en een groot deel van de Canadese teerzanden), waarvan de wetenschap heeft aangetoond dat ze niet in overeenstemming zijn met de grens van 2º opwarming?
• Kan het bedrijf aantonen een goede belegging te blijven, ondanks de overgang naar niet-fossiele energiebronnen en technologieën (door bijvoorbeeld zijn plannen wereldkundig te maken om een dergelijke overgang te bewerkstelligen, of zijn bijdrage aan armoedebestrijding te benadrukken)?
Als bedrijven overtuigende antwoorden kunnen geven op deze vier vragen, kunnen ze onderdeel van de portefeuille blijven, en kunnen verantwoordelijke beleggers met ze werken als onderdeel van de klimaatoplossing, in plaats van tot de slotsom te komen dat ze onderdeel zijn van het probleem, zodat ze afscheid van ze moeten nemen. Voor bedrijven die deze vragen uit de weg gaan, door onder meer te beweren dat de wereld feitelijk de limiet van 2º opwarming toch niet zal afdwingen, zou het afstoten van belangen zowel op financiële als op ethische gronden zinvol zijn, omdat zulke bedrijven duidelijk niet bereid zijn om bij te dragen aan een economie die vrij is van fossiele brandstoffen.
Uiteraard houdt de noodzaak van klimaatactie niet op bij beleggers; duurzame consumptie- en productiepraktijken van bedrijven en individuen moeten ook deel gaan uitmaken van de oplossing. De overgang naar een veilige toekomst die vrij is van fossiele brandstoffen vereist dat alle onderdelen van de samenleving zich verantwoordelijk en met een vooruitziende blik zullen gedragen. Als leiders op het gebied van de educatie, onderzoek en probleemoplossing hebben universiteiten een unieke verantwoordelijkheid en een uitgelezen kans om het goede voorbeeld te geven, ook als verantwoordelijke en ethische beleggers.
Vertaling: Menno Grootveld