BRUSSEL – Sinds de enorme mobilisatie-inspanning die voorafging aan de in 2009 in Kopenhagen gehouden Conferentie van Partijen (COP15) is de wereld begonnen haar woorden en intenties te vertalen in echte actie op het gebied van de klimaatverandering. De Europese leiders – uit de regering, de civil society en het bedrijfsleven – hebben een sleutelrol gespeeld bij het op gang brengen van deze vooruitgang. Tegen de achtergrond van wat er allemaal nog gedaan moet worden, moet dergelijk leiderschap blijven voortduren – en sterker worden.
De successen van het afgelopen decennium mogen niet worden onderschat. In 2010, toen ik begon als Europees Commissaris voor Klimaatactie, deelden alleen radicale Groenen de beleidsdoelstelling van een netto nul-uitstoot. Velen achtten het doel van een emissie-reductie van 80 tot 95%, zoals dat werd geformuleerd in het eerste strategiedocument van de Europese Unie, veel te ambitieus.
Destijds zouden weinigen hebben geloofd dat China binnen tien jaar naar voren zou komen als een gigant op het gebied van duurzame energie en productie, of dat Volkswagen en het Deense scheepvaartbedrijf Maersk zich ten doel zouden stellen om tegen 2050 koolstofneutraal te zijn. De gelijktijdige aankondiging van Volkswagen dat het concern de komende tien jaar 22 miljoen elektrische voertuigen zal produceren zou evenzeer vergezocht hebben geleken.
Maar in de hedendaagse wereld worden dergelijke verschuivingen het 'nieuwe normaal.' Groene financiering wint aan populariteit; mensen veranderen hun eetpatroon en consumptiegewoonten; burgemeesters ondernemen actie om de luchtvervuiling terug te dringen; kolengestookte energiecentrales sluiten; en koolstofarme technologieën worden sneller ontwikkeld dan verwacht. Dit is een welkome verandering, maar het is nog steeds niet genoeg: wetenschappers – inclusief die van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) – blijven waarschuwen dat de tijd opraakt om de ergste gevolgen van de klimaatverandering tegen te houden.
Nu eisen mensen over de hele wereld met meer kracht dan ooit tevoren actie op klimaatgebied. Velen werden ontroerd door Greta Thunberg, een zestienjarige Zweedse scholiere en activiste die een klimaatstaking hield buiten het Zweedse parlementsgebouw, en uiteindelijk de Verenigde Naties en het World Economic Forum in Davos mocht toespreken. In heel Europa blijkt uit gegevens van opiniepeilingen wijdverbreide steun voor een ambitieus klimaatbeleid. En een overweldigende meerderheid van de Europeanen, door het hele politieke spectrum heen, erkent dat supranationale samenwerking op klimaatgebied zinvol is.
De afgelopen maand onthulde secretaris-generaal António Guterres van de VN, in een poging om met de noodzakelijke actie te komen, zijn plannen voor een klimaattop in september dit jaar in New York. Hij riep de deelnemers op hun meningsverschillen opzij te zetten en met “concrete, realistische plannen” te komen om de stijging van de temperatuur op aarde binnen de marge van niet meer dan 1.5°C boven het pre-industriële niveau te houden, overeenkomstig de aanbevelingen van het jongste IPCC-rapport.
In een tijd van grote politieke onrust, weerspiegeld in de opkomst van populistische partijen in vele landen, is dit een stoutmoedig voorstel. De wereld zou het moeten omarmen, en Europa zou de weg moeten wijzen.
Als het om oplossingen gaat, ligt Europa voor op de rest. Mijn geboorteland Denemarken, dat is gevraagd om de besprekingen over energiebeleid te leiden op de VN-top, heeft bijvoorbeeld grote hoeveelheden windenergie in zijn elektriciteitsnetwerk opgenomen. Zweden, dat samen met India een “industry WorkStream” zal runnen, heeft 's werelds eerste staalfabriek gebouwd waar geen fossiele brandstoffen voor nodig zijn. En de vooruitgang blijft niet beperkt tot Noord-Europa: Roemenië heeft Europa's grootste buitengaatse windfarm; Polen produceert elektrische bussen; en Australië is toonaangevend op het gebied van groene gebouwen.
Maar de Europese leiders beginnen steeds meer te beseffen dat het tijd is om het gaspedaal in te trappen. Dit betekent dat de transitie naar een koolstofarme economie – met een netto nul-uitstoot in 2050 – centraal moet komen te staan in het Europese verhaal.
Dat zou een krachtig signaal doen uitgaan naar de Europese burgers dat hun leiders luisteren, terwijl andere landen worden aangemoedigd om hun eigen bijdrage te leveren, als onderdeel van de afspraken uit het klimaatverdrag van Parijs van 2016. Als 's werelds grootste markt heeft de EU aanzienlijke invloed en hefboomkracht. Als zij de groene financiering, de duurzame energie en het klimaatvriendelijke transport de komende tien jaar weet op te schalen, zal de rest van de wereld de boodschap snel begrijpen dat de transitie naar een koolstofarme toekomst onvermijdelijk is – en steeds sneller dichterbij komt.
Na de verkiezingen voor het Europees Parlement van deze maand is er een gouden kans om een groene transitie waar iedereen van profiteert als een gedeeld Europees doel naar voren te schuiven. Idealiter zal dit tegen september gebeuren, als de VN-conferentie wordt gehouden. Met een slimme, samenhangende en verenigde strategie kan de EU een model bieden voor verantwoordelijke economische groei in de eenentwintigste eeuw. Maar de klok tikt verder.
Vertaling: Menno Grootveld
BRUSSEL – Sinds de enorme mobilisatie-inspanning die voorafging aan de in 2009 in Kopenhagen gehouden Conferentie van Partijen (COP15) is de wereld begonnen haar woorden en intenties te vertalen in echte actie op het gebied van de klimaatverandering. De Europese leiders – uit de regering, de civil society en het bedrijfsleven – hebben een sleutelrol gespeeld bij het op gang brengen van deze vooruitgang. Tegen de achtergrond van wat er allemaal nog gedaan moet worden, moet dergelijk leiderschap blijven voortduren – en sterker worden.
De successen van het afgelopen decennium mogen niet worden onderschat. In 2010, toen ik begon als Europees Commissaris voor Klimaatactie, deelden alleen radicale Groenen de beleidsdoelstelling van een netto nul-uitstoot. Velen achtten het doel van een emissie-reductie van 80 tot 95%, zoals dat werd geformuleerd in het eerste strategiedocument van de Europese Unie, veel te ambitieus.
Destijds zouden weinigen hebben geloofd dat China binnen tien jaar naar voren zou komen als een gigant op het gebied van duurzame energie en productie, of dat Volkswagen en het Deense scheepvaartbedrijf Maersk zich ten doel zouden stellen om tegen 2050 koolstofneutraal te zijn. De gelijktijdige aankondiging van Volkswagen dat het concern de komende tien jaar 22 miljoen elektrische voertuigen zal produceren zou evenzeer vergezocht hebben geleken.
Maar in de hedendaagse wereld worden dergelijke verschuivingen het 'nieuwe normaal.' Groene financiering wint aan populariteit; mensen veranderen hun eetpatroon en consumptiegewoonten; burgemeesters ondernemen actie om de luchtvervuiling terug te dringen; kolengestookte energiecentrales sluiten; en koolstofarme technologieën worden sneller ontwikkeld dan verwacht. Dit is een welkome verandering, maar het is nog steeds niet genoeg: wetenschappers – inclusief die van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) – blijven waarschuwen dat de tijd opraakt om de ergste gevolgen van de klimaatverandering tegen te houden.
Nu eisen mensen over de hele wereld met meer kracht dan ooit tevoren actie op klimaatgebied. Velen werden ontroerd door Greta Thunberg, een zestienjarige Zweedse scholiere en activiste die een klimaatstaking hield buiten het Zweedse parlementsgebouw, en uiteindelijk de Verenigde Naties en het World Economic Forum in Davos mocht toespreken. In heel Europa blijkt uit gegevens van opiniepeilingen wijdverbreide steun voor een ambitieus klimaatbeleid. En een overweldigende meerderheid van de Europeanen, door het hele politieke spectrum heen, erkent dat supranationale samenwerking op klimaatgebied zinvol is.
De afgelopen maand onthulde secretaris-generaal António Guterres van de VN, in een poging om met de noodzakelijke actie te komen, zijn plannen voor een klimaattop in september dit jaar in New York. Hij riep de deelnemers op hun meningsverschillen opzij te zetten en met “concrete, realistische plannen” te komen om de stijging van de temperatuur op aarde binnen de marge van niet meer dan 1.5°C boven het pre-industriële niveau te houden, overeenkomstig de aanbevelingen van het jongste IPCC-rapport.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
In een tijd van grote politieke onrust, weerspiegeld in de opkomst van populistische partijen in vele landen, is dit een stoutmoedig voorstel. De wereld zou het moeten omarmen, en Europa zou de weg moeten wijzen.
Als het om oplossingen gaat, ligt Europa voor op de rest. Mijn geboorteland Denemarken, dat is gevraagd om de besprekingen over energiebeleid te leiden op de VN-top, heeft bijvoorbeeld grote hoeveelheden windenergie in zijn elektriciteitsnetwerk opgenomen. Zweden, dat samen met India een “industry WorkStream” zal runnen, heeft 's werelds eerste staalfabriek gebouwd waar geen fossiele brandstoffen voor nodig zijn. En de vooruitgang blijft niet beperkt tot Noord-Europa: Roemenië heeft Europa's grootste buitengaatse windfarm; Polen produceert elektrische bussen; en Australië is toonaangevend op het gebied van groene gebouwen.
Maar de Europese leiders beginnen steeds meer te beseffen dat het tijd is om het gaspedaal in te trappen. Dit betekent dat de transitie naar een koolstofarme economie – met een netto nul-uitstoot in 2050 – centraal moet komen te staan in het Europese verhaal.
Dat zou een krachtig signaal doen uitgaan naar de Europese burgers dat hun leiders luisteren, terwijl andere landen worden aangemoedigd om hun eigen bijdrage te leveren, als onderdeel van de afspraken uit het klimaatverdrag van Parijs van 2016. Als 's werelds grootste markt heeft de EU aanzienlijke invloed en hefboomkracht. Als zij de groene financiering, de duurzame energie en het klimaatvriendelijke transport de komende tien jaar weet op te schalen, zal de rest van de wereld de boodschap snel begrijpen dat de transitie naar een koolstofarme toekomst onvermijdelijk is – en steeds sneller dichterbij komt.
Na de verkiezingen voor het Europees Parlement van deze maand is er een gouden kans om een groene transitie waar iedereen van profiteert als een gedeeld Europees doel naar voren te schuiven. Idealiter zal dit tegen september gebeuren, als de VN-conferentie wordt gehouden. Met een slimme, samenhangende en verenigde strategie kan de EU een model bieden voor verantwoordelijke economische groei in de eenentwintigste eeuw. Maar de klok tikt verder.
Vertaling: Menno Grootveld