ABIDJAN – West-Afrikaanse politieke leiders hebben onlangs aangekondigd dat de CFA-frank – een munt die door Frankrijk in 1945 voor zijn koloniën in het leven werd geroepen en nog steeds door veertien Afrikaanse landen wordt gebruikt – dit jaar zal worden vervangen door een nieuwe munt, genaamd de eco, die aan de euro zal worden vastgeklonken. Maar uit de lessen van de eigen ervaringen van de zone van de CFA-frank en van de eurozone kunnen ernstige twijfels worden getrokken over de vraag of de regio wel klaar is voor de uitdagingen die deze nieuwe muntunie met zich zal meebrengen.
Critici van de zone van de CFA-frank hebben zich lange tijd gericht op de vermeende dominantie van Frankrijk, die volgens velen heeft geresulteerd in wat de Kameroense econoom Joseph Tchundjang Pouemi de “monetaire slavernij” van CFA-Afrika heeft genoemd. Nieuwe hervormingen hebben ten doel dit te veranderen door de banden met Frankrijk te versoepelen, onder meer door het loslaten van de voorwaarde dat lidstaten daar de helft van hun buitenlandse reserves moeten deponeren. (Voorheen omvatte deze regel tevens de Franse garantie van de convertibiliteit van de CFA-frank.)
Maar de echte uitdagingen waar een Afrikaanse monetaire unie zich voor gesteld ziet hebben niets van doen met politieke soevereiniteit. Zij hebben daarentegen alles van doen met de economie.
Ondanks zijn 75-jarige bestaan omvat de zone van de CFA-frank nog steeds een paar van de armste landen ter wereld (Niger, Mali, Burkina Faso en de Centraal Afrikaanse Republiek). Zelfs in de rijkste en meest geavanceerde landen van de CFA-frank (Kameroen en Ivoorkust) waren de inkomens per hoofd van de bevolking in 2019 lager dan ze zoʼn veertig jaar geleden waren.
Dat is de reden dat de eco – en andere regionale muntprojecten, zoals de Southern African Development Community (SADC) en deEast African Community (EAC) – een van de grootste uitdagingen voor het economisch beleid in de Afrikaanse geschiedenis vertegenwoordigt. Het continent omvat kleine, open economieën die afhankelijk zijn van de handel als hun voornaamste groeimotor. Vanwege hun productiestructuur en exportportefeuilles bepaalt de keuze van de beleidsmakers voor wisselkoersregimes en -beleid rechtstreeks de groeivooruitzichten, de sectorale en de werkgelegenheidsdynamiek, de structurele transformatie en de institutionele ontwikkeling. En een monetaire unie van arme landen met een gemeenschappelijke munt die vastgeklonken is aan een sterke euro zal de externe concurrentiekracht in gevaar brengen die zo essentieel is voor hun groei.
Het is in diverse cruciale opzichten net zo verontrustend dat de landen van de CFA-frank momenteel niet voldoen aan de economische criteria voor deelname aan een muntunie. In de eerste en belangrijkste plaats zijn de handelsvolumes tussen de lidstaten van de CFA-frank en binnen de toekomstige eco-zone te laag om een monetaire unie wenselijk te maken. Hoe groter het handelsvolume binnen een groep landen, des te groter de potentiële winst van een gemeenschappelijke munt, en des te kleiner de prikkel voor de lidstaten om op zoek te gaan naar aanpassingen via unilaterale monetaire strategieën en flexibele wisselkoersen.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Maar de intra-Afrikaanse handel vertegenwoordigt nog geen 15% van de regionale handel. Daarentegen vertegenwoordigde de inter-Europese handel, toen de euro in 1999 werd geïntroduceerd, al ongeveer 60% van de Franse en Duitse buitenlandse handel.
De politieke leiders in Afrika en Frankrijk hebben gezegd dat een van hun voornaamste motieven voor het in het leven roepen van de eco-zone het bevorderen van de economische integratie is. Maar dat is het bewandelen van de omgekeerde weg: landen omarmen geen gemeenschappelijke munt omdat het handelsvolume tussen hen zo laag is, maar juist omdat zij al zó veel handel met elkaar drijven dat zij hun transactiekosten substantieel kunnen verlagen door het wisselkoersrisico te elimineren.
Een tweede grote tekortkoming is de divergentie van de economische structuur van de lidstaten van de eco-zone, wat betekent dat ze op tegenstrijdige manieren reageren op externe schokken, zoals veranderingen in de grondstofprijzen. Terwijl sommige landen van de huidige zone van de CFA-frank(Kameroen, Ivoorkust, Gabon en Equatoriaal Guinée) olie-exporteurs zijn en zouden profiteren van een stijging van de olieprijs, zijn andere (de Centraal-Afrikaanse Republiek, Niger, Mali en Burkina Faso) olie-importeurs die daaronder zouden lijden. Als leden van monetaire unies worden geconfronteerd met zulke asymmetrische schokken raakt de institutionele architectuur uit balans en wordt hij instabiel.
In de derde plaats is, ondanks veel verdragen en overeenkomsten, het vrije verkeer van goederen en mensen over nationale grenzen heen – een essentiële voorwaarde voor een goed functionerende monetaire unie –, zeer beperkt binnen de bestaande zone van de CFA-frank. Deze “factormobiliteit” is de beste garantie tegen externe schokken, omdat mensen vrijelijk kunnen migreren over de grenzen heen, teneinde hun voordeel te kunnen doen met werkgelegenheidsmogelijkheden. In de eurozone stelt het vrije verkeer van arbeid Griekse werkers bijvoorbeeld in staat om in Berlijn of Parijs te werken. Een Kameroense werker die naar het buurland Gabon wil migreren heeft daarentegen weinig kans op het verkrijgen van een werkvergunning – en zelfs als hij die wél zou krijgen, zou hij worden geconfronteerd met openlijke, zo niet gewelddadige vijandigheid van de plaatselijke werkers die verbitterd zijn door jaren van werkloosheid.
En in de laatste plaats is er binnen de zone van de CFA-frank geen gemeenschappelijk begrotingsbeleid en geen geloofwaardig afdwingingsmechanisme om buitensporige schulden van individuele lidstaten tegen te gaan of de staatsschulden collectief te beheren. Bovendien zou een diepere integratie van de nationale bancaire en financiële systemen nodig zijn om de monitoring van, het toezicht op en de indamming van de risicoʼs op financiële besmetting te faciliteren die het gevolg zijn van de onderlinge afhankelijkheid.
Maar Afrikaʼs staat van dienst op het gebied van het bouwen van instituties, en in het bijzonder als het gaat om het toezicht op gevoelige governance-kwesties met betrekking tot soevereine staten, is armzalig. Zelfs als er regels worden aangenomen en op papier worden gezet, betekent het gebrek aan geloofwaardige monitoring en afdwinging dat het daarbij blijft. Landen in de SADC en de EAC voldoen evenmin aan de criteria voor optimale valutazones met goed functionerende transnationale publieke financierings- en bancaire systemen.
De Afrikaanse politieke leiders zien monetaire unies als een opstapje naar continentale politieke eenheid. Maar een gemeenschappelijk monetair beleid is niet toereikend voor het bereiken van zoʼn doel. Geen enkele regionale integratiestrategie kan aanhoudende armoede en sociale spanningen overleven, laat staan overwinnen. Economische ontwikkeling is een voorwaarde voor stabiele samenlevingen.
Een betere monetaire strategie voor Afrikaanse landen zou het herontwerp van Afrikaʼs monetaire integratieproject zijn, en het implementeren ervan via concentrische cirkels, met kleinere groepen landen die soortgelijke productiestructuren en factormobiliteit hebben, naast een geloofwaardig transnationaal begrotings- en bankenbeleid. Een gedeelde munt, vastgeklonken aan een mandje met valutaʼs, of met een flexibel wisselkoersregime, zou de externe concurrentiekracht garanderen en meer economisch voordeel opleveren.
Een andere optie is het volgen van het pad van voormalige lidstaten van de zone van de CFA-frank, zoals Marokko, Tunesië en Vietnam (Indochina). Door de nationale controle over het monetair beleid op te eisen waren deze landen in staat hun externe concurrentiekracht te garanderen, hun industrieën op mondiale waardeketens aan te sluiten, en hun voordeel te doen met de wereldhandel.
Een goed functionerende monetaire unie vereist supranationale begrotingsinstellingen en -regels, die kunnen worden afgedwongen om lidstaten te helpen reageren op asymmetrische schokken. Het vrije verkeer van goederen en arbeid zou werkelijkheid moeten zijn en geen doel. Tekorten en schuldenbeleid zouden consistent moeten zijn door de hele muntunie heen, en gemonitord moeten worden door een geloofwaardig centraal gezag. En de financiële en bankensector zouden onder zorgvuldig toezicht moeten staan van een muntunie-brede instelling die in staat is om strikte regels af te dwingen. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan zal de voorgestelde eco-zone in West-Afrika een uitdagende, riskante en mogelijk pijnlijke onderneming zijn voor alle betrokkenen.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Since Plato’s Republic 2,300 years ago, philosophers have understood the process by which demagogues come to power in free and fair elections, only to overthrow democracy and establish tyrannical rule. The process is straightforward, and we have now just watched it play out.
observes that philosophers since Plato have understood how tyrants come to power in free elections.
Despite being a criminal, a charlatan, and an aspiring dictator, Donald Trump has won not only the Electoral College, but also the popular vote – a feat he did not achieve in 2016 or 2020. A nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians are to blame.
points the finger at a nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians.
ABIDJAN – West-Afrikaanse politieke leiders hebben onlangs aangekondigd dat de CFA-frank – een munt die door Frankrijk in 1945 voor zijn koloniën in het leven werd geroepen en nog steeds door veertien Afrikaanse landen wordt gebruikt – dit jaar zal worden vervangen door een nieuwe munt, genaamd de eco, die aan de euro zal worden vastgeklonken. Maar uit de lessen van de eigen ervaringen van de zone van de CFA-frank en van de eurozone kunnen ernstige twijfels worden getrokken over de vraag of de regio wel klaar is voor de uitdagingen die deze nieuwe muntunie met zich zal meebrengen.
Critici van de zone van de CFA-frank hebben zich lange tijd gericht op de vermeende dominantie van Frankrijk, die volgens velen heeft geresulteerd in wat de Kameroense econoom Joseph Tchundjang Pouemi de “monetaire slavernij” van CFA-Afrika heeft genoemd. Nieuwe hervormingen hebben ten doel dit te veranderen door de banden met Frankrijk te versoepelen, onder meer door het loslaten van de voorwaarde dat lidstaten daar de helft van hun buitenlandse reserves moeten deponeren. (Voorheen omvatte deze regel tevens de Franse garantie van de convertibiliteit van de CFA-frank.)
Maar de echte uitdagingen waar een Afrikaanse monetaire unie zich voor gesteld ziet hebben niets van doen met politieke soevereiniteit. Zij hebben daarentegen alles van doen met de economie.
Ondanks zijn 75-jarige bestaan omvat de zone van de CFA-frank nog steeds een paar van de armste landen ter wereld (Niger, Mali, Burkina Faso en de Centraal Afrikaanse Republiek). Zelfs in de rijkste en meest geavanceerde landen van de CFA-frank (Kameroen en Ivoorkust) waren de inkomens per hoofd van de bevolking in 2019 lager dan ze zoʼn veertig jaar geleden waren.
Dat is de reden dat de eco – en andere regionale muntprojecten, zoals de Southern African Development Community (SADC) en deEast African Community (EAC) – een van de grootste uitdagingen voor het economisch beleid in de Afrikaanse geschiedenis vertegenwoordigt. Het continent omvat kleine, open economieën die afhankelijk zijn van de handel als hun voornaamste groeimotor. Vanwege hun productiestructuur en exportportefeuilles bepaalt de keuze van de beleidsmakers voor wisselkoersregimes en -beleid rechtstreeks de groeivooruitzichten, de sectorale en de werkgelegenheidsdynamiek, de structurele transformatie en de institutionele ontwikkeling. En een monetaire unie van arme landen met een gemeenschappelijke munt die vastgeklonken is aan een sterke euro zal de externe concurrentiekracht in gevaar brengen die zo essentieel is voor hun groei.
Het is in diverse cruciale opzichten net zo verontrustend dat de landen van de CFA-frank momenteel niet voldoen aan de economische criteria voor deelname aan een muntunie. In de eerste en belangrijkste plaats zijn de handelsvolumes tussen de lidstaten van de CFA-frank en binnen de toekomstige eco-zone te laag om een monetaire unie wenselijk te maken. Hoe groter het handelsvolume binnen een groep landen, des te groter de potentiële winst van een gemeenschappelijke munt, en des te kleiner de prikkel voor de lidstaten om op zoek te gaan naar aanpassingen via unilaterale monetaire strategieën en flexibele wisselkoersen.
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Maar de intra-Afrikaanse handel vertegenwoordigt nog geen 15% van de regionale handel. Daarentegen vertegenwoordigde de inter-Europese handel, toen de euro in 1999 werd geïntroduceerd, al ongeveer 60% van de Franse en Duitse buitenlandse handel.
De politieke leiders in Afrika en Frankrijk hebben gezegd dat een van hun voornaamste motieven voor het in het leven roepen van de eco-zone het bevorderen van de economische integratie is. Maar dat is het bewandelen van de omgekeerde weg: landen omarmen geen gemeenschappelijke munt omdat het handelsvolume tussen hen zo laag is, maar juist omdat zij al zó veel handel met elkaar drijven dat zij hun transactiekosten substantieel kunnen verlagen door het wisselkoersrisico te elimineren.
Een tweede grote tekortkoming is de divergentie van de economische structuur van de lidstaten van de eco-zone, wat betekent dat ze op tegenstrijdige manieren reageren op externe schokken, zoals veranderingen in de grondstofprijzen. Terwijl sommige landen van de huidige zone van de CFA-frank(Kameroen, Ivoorkust, Gabon en Equatoriaal Guinée) olie-exporteurs zijn en zouden profiteren van een stijging van de olieprijs, zijn andere (de Centraal-Afrikaanse Republiek, Niger, Mali en Burkina Faso) olie-importeurs die daaronder zouden lijden. Als leden van monetaire unies worden geconfronteerd met zulke asymmetrische schokken raakt de institutionele architectuur uit balans en wordt hij instabiel.
In de derde plaats is, ondanks veel verdragen en overeenkomsten, het vrije verkeer van goederen en mensen over nationale grenzen heen – een essentiële voorwaarde voor een goed functionerende monetaire unie –, zeer beperkt binnen de bestaande zone van de CFA-frank. Deze “factormobiliteit” is de beste garantie tegen externe schokken, omdat mensen vrijelijk kunnen migreren over de grenzen heen, teneinde hun voordeel te kunnen doen met werkgelegenheidsmogelijkheden. In de eurozone stelt het vrije verkeer van arbeid Griekse werkers bijvoorbeeld in staat om in Berlijn of Parijs te werken. Een Kameroense werker die naar het buurland Gabon wil migreren heeft daarentegen weinig kans op het verkrijgen van een werkvergunning – en zelfs als hij die wél zou krijgen, zou hij worden geconfronteerd met openlijke, zo niet gewelddadige vijandigheid van de plaatselijke werkers die verbitterd zijn door jaren van werkloosheid.
En in de laatste plaats is er binnen de zone van de CFA-frank geen gemeenschappelijk begrotingsbeleid en geen geloofwaardig afdwingingsmechanisme om buitensporige schulden van individuele lidstaten tegen te gaan of de staatsschulden collectief te beheren. Bovendien zou een diepere integratie van de nationale bancaire en financiële systemen nodig zijn om de monitoring van, het toezicht op en de indamming van de risicoʼs op financiële besmetting te faciliteren die het gevolg zijn van de onderlinge afhankelijkheid.
Maar Afrikaʼs staat van dienst op het gebied van het bouwen van instituties, en in het bijzonder als het gaat om het toezicht op gevoelige governance-kwesties met betrekking tot soevereine staten, is armzalig. Zelfs als er regels worden aangenomen en op papier worden gezet, betekent het gebrek aan geloofwaardige monitoring en afdwinging dat het daarbij blijft. Landen in de SADC en de EAC voldoen evenmin aan de criteria voor optimale valutazones met goed functionerende transnationale publieke financierings- en bancaire systemen.
De Afrikaanse politieke leiders zien monetaire unies als een opstapje naar continentale politieke eenheid. Maar een gemeenschappelijk monetair beleid is niet toereikend voor het bereiken van zoʼn doel. Geen enkele regionale integratiestrategie kan aanhoudende armoede en sociale spanningen overleven, laat staan overwinnen. Economische ontwikkeling is een voorwaarde voor stabiele samenlevingen.
Een betere monetaire strategie voor Afrikaanse landen zou het herontwerp van Afrikaʼs monetaire integratieproject zijn, en het implementeren ervan via concentrische cirkels, met kleinere groepen landen die soortgelijke productiestructuren en factormobiliteit hebben, naast een geloofwaardig transnationaal begrotings- en bankenbeleid. Een gedeelde munt, vastgeklonken aan een mandje met valutaʼs, of met een flexibel wisselkoersregime, zou de externe concurrentiekracht garanderen en meer economisch voordeel opleveren.
Een andere optie is het volgen van het pad van voormalige lidstaten van de zone van de CFA-frank, zoals Marokko, Tunesië en Vietnam (Indochina). Door de nationale controle over het monetair beleid op te eisen waren deze landen in staat hun externe concurrentiekracht te garanderen, hun industrieën op mondiale waardeketens aan te sluiten, en hun voordeel te doen met de wereldhandel.
Een goed functionerende monetaire unie vereist supranationale begrotingsinstellingen en -regels, die kunnen worden afgedwongen om lidstaten te helpen reageren op asymmetrische schokken. Het vrije verkeer van goederen en arbeid zou werkelijkheid moeten zijn en geen doel. Tekorten en schuldenbeleid zouden consistent moeten zijn door de hele muntunie heen, en gemonitord moeten worden door een geloofwaardig centraal gezag. En de financiële en bankensector zouden onder zorgvuldig toezicht moeten staan van een muntunie-brede instelling die in staat is om strikte regels af te dwingen. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan zal de voorgestelde eco-zone in West-Afrika een uitdagende, riskante en mogelijk pijnlijke onderneming zijn voor alle betrokkenen.
Vertaling: Menno Grootveld