BUENOS AIRES – Ondanks het feit dat landen zich in het klimaatverdrag van Parijs van 2015 hebben vastgelegd op nationaal vastgestelde bijdragen (NDC’s) om de opwarming van de aarde te beperken, hebben ze moeite om hun emissiereductiedoelen te halen. Dit geldt vooral voor de ontwikkelingslanden, waar dringende economische en politieke problemen de klimaatdoelstellingen op de langere termijn overschaduwen.
Het implementeren van een effectief klimaatbeleid vergt een mentaliteitsverandering. De klimaatverandering is zowel een negatieve externaliteit als een ongelijkheidsprobleem, waardoor de vraag rijst wie de kosten van klimaatmaatregelen binnen en tussen landen moet dragen. Beleidsmakers moeten zich meer richten op de ingewikkelde afweging tussen economische efficiëntie en rechtvaardigheid om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingslanden niet de lasten dragen van de historische kooldioxide-uitstoot van de rijke wereld en dat er maatregelen worden genomen om toekomstige generaties te beschermen.
Natuurlijk zijn er in het verdrag van Parijs duidelijke doelen gesteld, maar tegelijkertijd is vastgehouden aan het principe van ‘gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden,’ wat betekent dat alle landen verantwoordelijk zijn voor het aanpakken van de klimaatverandering, maar niet in gelijke mate. Toch is er nog steeds een tendens om te focussen op uniforme doelen. Denk aan de wereldwijde doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 tot nul terug te brengen – een aanvullende langetermijndoelstelling die in het verdrag van Parijs is opgenomen en een doelstelling waar veel ontwikkelingslanden nog ver van verwijderd zijn.
Om dit ambitieuze doel te bereiken, moeten landen klimaatbeleid kunnen ontwikkelen op basis van hun mogelijkheden en historische verantwoordelijkheden, in plaats van een one-size-fits-all strategie te adopteren. Uit recent onderzoek blijkt dat hiervoor netto-negatieve emissiedoelstellingen voor de hoge-inkomenslanden nodig zijn, terwijl de lage-inkomenslanden netto-positieve emissies mogen genereren. Natuurlijk is een dergelijke differentiatie geen vrijbrief: ontwikkelingslanden zouden nog steeds hun broeikasgasemissies moeten verminderen. Maar deze aanpak, die de geest van ‘gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden’ belichaamt, sluit beter aan bij hun economische omstandigheden en ontwikkelingsbehoeften.
Bovendien is de financiële steun van de ontwikkelde landen aan de ontwikkelingslanden ter ondersteuning van klimaatmaatregelen ineffectief gebleken, voornamelijk vanwege problemen met transparantie en verantwoordingsplicht. In deze context komt dezelfde studie tot de conclusie dat koolstofvastlegging en -afvang, door middel van technologische innovaties of natuurlijke oplossingen, een politiek haalbaar alternatief zou kunnen zijn voor directe geldelijke overdrachten. Door elk land in staat te stellen zijn eigen inspanningen om koolstof te absorberen te monitoren, kan de wereld dichter bij een netto-nuluitstoot worden gebracht, met respect voor de verschillende nationale omstandigheden.
De emissies in Latijns-Amerika zijn bijvoorbeeld bijna gelijk verdeeld tussen energie, landbouw en veeteelt, en landgebruik, terwijl ze in de Verenigde Staten en Europa grotendeels gerelateerd zijn aan energie. Het bevorderen van duurzame landbouw- en veeteeltpraktijken – in plaats van zich alleen te richten op het koolstofvrij maken van het energiesysteem – zou daarom kunnen helpen om de emissies in deze regio te verminderen, aangezien goed beheerde weilanden en bodems de koolstofopslag kunnen vergroten. Deze aanpak zou ook private prikkels in lijn kunnen brengen met sociale opbrengsten door land te herwaarderen en boeren in staat te stellen internationaal concurrerend te blijven.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Het voorbeeld van Argentinië illustreert hoe het verbeteren van de duurzaamheid van landbouw en veeteelt een centrale rol kan spelen in de transitie naar een groene wereldeconomie. Een reeks economische crises, in combinatie met toenemende politieke instabiliteit, heeft ertoe geleid dat de Argentijnse regering zich meer heeft gericht op directe problemen dan op klimaatbeleid. Maar gezien de positie van het land als toonaangevende voedselproducent, zou het vernieuwen van deze bedrijfstakken het land kunnen helpen om de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering te verbeteren – en een zinvolle bijdrage te leveren aan internationale doelen – terwijl de economische omstandigheden en ontwikkelingsbehoeften van het land worden erkend.
Dit jaar is Argentinië begonnen met het certificeren van de productie van koolstofneutraal rundvlees, een programma dat de uitstoot kan verminderen als het correct wordt uitgevoerd. Het land is al begonnen met het omarmen van duurzame praktijken zoals regeneratieve veeteelt, die de koolstofvastlegging, productiviteit en winstgevendheid verhoogt door de natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem te herstellen. Bovendien is Argentinië een van de landen met de meeste landbouw zonder grondbewerking. Deze praktijk, die ook helpt koolstof op te slaan, werd in 2019-20 op ruim negentig procent van de landbouwgrond toegepast.
Het aanpakken van de binnenlandse ongelijkheid is net zo cruciaal bij het vormgeven van effectief klimaatbeleid in Argentinië en andere ontwikkelingslanden. Lopend onderzoek toont aan dat conventionele benaderingen, waaronder uniforme koolstofbelastingen, geen rekening houden met genuanceerde sociaaleconomische verschillen. Het invoeren van progressieve belastingen op basis van inkomensniveaus of consumptiepatronen, zoals hogere belastingen voor frequent flyers, kan betere resultaten opleveren. Hoe dan ook, dit probleem vraagt om innovatieve beleidsoplossingen die de complexiteit van het wereldwijde klimaatbeheer weerspiegelen.
De klimaatverandering zien als een probleem van ongelijkheid betekent niet dat er compromissen moeten worden gesloten over mondiale doelstellingen; het onderstreept eerder het belang van gedifferentieerde doelstellingen. Veel ontwikkelingslanden zijn nog ver verwijderd van een volledig koolstofvrij energiesysteem. Terwijl ze stappen in die richting zetten, moeten deze landen worden aangemoedigd om een klimaatbeleid te voeren dat gebruik maakt van innovaties en alternatieve strategieën om de uitstoot te verminderen.
Elisa Belfiori is hoogleraar en directeur Undergraduate Studies aan de School of Business van de Universidad Torcuato Di Tella. Yanel Llohis, consultant bij het Human Capital Project van de Wereldbank, is onderzoeksassistent aan de Universidad Torcuato Di Tella.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Despite being a criminal, a charlatan, and an aspiring dictator, Donald Trump has won not only the Electoral College, but also the popular vote – a feat he did not achieve in 2016 or 2020. A nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians are to blame.
points the finger at a nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians.
Shell-shocked Europeans will be tempted to hunker down and hope that Donald Trump does not make good on his most extreme threats, like sweeping import tariffs and quitting NATO. But this would be a catastrophic mistake; Europeans must swallow their pride and try to capitalize on Trump’s craving for admiration.
outlines a strategy for EU leaders to win over the next US president and mitigate the threat he represents.
Anders Åslund
considers what the US presidential election will mean for Ukraine, says that only a humiliating loss in the war could threaten Vladimir Putin’s position, urges the EU to take additional steps to ensure a rapid and successful Ukrainian accession, and more.
Log in/Register
Please log in or register to continue. Registration is free and requires only your email address.
BUENOS AIRES – Ondanks het feit dat landen zich in het klimaatverdrag van Parijs van 2015 hebben vastgelegd op nationaal vastgestelde bijdragen (NDC’s) om de opwarming van de aarde te beperken, hebben ze moeite om hun emissiereductiedoelen te halen. Dit geldt vooral voor de ontwikkelingslanden, waar dringende economische en politieke problemen de klimaatdoelstellingen op de langere termijn overschaduwen.
Het implementeren van een effectief klimaatbeleid vergt een mentaliteitsverandering. De klimaatverandering is zowel een negatieve externaliteit als een ongelijkheidsprobleem, waardoor de vraag rijst wie de kosten van klimaatmaatregelen binnen en tussen landen moet dragen. Beleidsmakers moeten zich meer richten op de ingewikkelde afweging tussen economische efficiëntie en rechtvaardigheid om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingslanden niet de lasten dragen van de historische kooldioxide-uitstoot van de rijke wereld en dat er maatregelen worden genomen om toekomstige generaties te beschermen.
Natuurlijk zijn er in het verdrag van Parijs duidelijke doelen gesteld, maar tegelijkertijd is vastgehouden aan het principe van ‘gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden,’ wat betekent dat alle landen verantwoordelijk zijn voor het aanpakken van de klimaatverandering, maar niet in gelijke mate. Toch is er nog steeds een tendens om te focussen op uniforme doelen. Denk aan de wereldwijde doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 tot nul terug te brengen – een aanvullende langetermijndoelstelling die in het verdrag van Parijs is opgenomen en een doelstelling waar veel ontwikkelingslanden nog ver van verwijderd zijn.
Om dit ambitieuze doel te bereiken, moeten landen klimaatbeleid kunnen ontwikkelen op basis van hun mogelijkheden en historische verantwoordelijkheden, in plaats van een one-size-fits-all strategie te adopteren. Uit recent onderzoek blijkt dat hiervoor netto-negatieve emissiedoelstellingen voor de hoge-inkomenslanden nodig zijn, terwijl de lage-inkomenslanden netto-positieve emissies mogen genereren. Natuurlijk is een dergelijke differentiatie geen vrijbrief: ontwikkelingslanden zouden nog steeds hun broeikasgasemissies moeten verminderen. Maar deze aanpak, die de geest van ‘gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden’ belichaamt, sluit beter aan bij hun economische omstandigheden en ontwikkelingsbehoeften.
Bovendien is de financiële steun van de ontwikkelde landen aan de ontwikkelingslanden ter ondersteuning van klimaatmaatregelen ineffectief gebleken, voornamelijk vanwege problemen met transparantie en verantwoordingsplicht. In deze context komt dezelfde studie tot de conclusie dat koolstofvastlegging en -afvang, door middel van technologische innovaties of natuurlijke oplossingen, een politiek haalbaar alternatief zou kunnen zijn voor directe geldelijke overdrachten. Door elk land in staat te stellen zijn eigen inspanningen om koolstof te absorberen te monitoren, kan de wereld dichter bij een netto-nuluitstoot worden gebracht, met respect voor de verschillende nationale omstandigheden.
De emissies in Latijns-Amerika zijn bijvoorbeeld bijna gelijk verdeeld tussen energie, landbouw en veeteelt, en landgebruik, terwijl ze in de Verenigde Staten en Europa grotendeels gerelateerd zijn aan energie. Het bevorderen van duurzame landbouw- en veeteeltpraktijken – in plaats van zich alleen te richten op het koolstofvrij maken van het energiesysteem – zou daarom kunnen helpen om de emissies in deze regio te verminderen, aangezien goed beheerde weilanden en bodems de koolstofopslag kunnen vergroten. Deze aanpak zou ook private prikkels in lijn kunnen brengen met sociale opbrengsten door land te herwaarderen en boeren in staat te stellen internationaal concurrerend te blijven.
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Het voorbeeld van Argentinië illustreert hoe het verbeteren van de duurzaamheid van landbouw en veeteelt een centrale rol kan spelen in de transitie naar een groene wereldeconomie. Een reeks economische crises, in combinatie met toenemende politieke instabiliteit, heeft ertoe geleid dat de Argentijnse regering zich meer heeft gericht op directe problemen dan op klimaatbeleid. Maar gezien de positie van het land als toonaangevende voedselproducent, zou het vernieuwen van deze bedrijfstakken het land kunnen helpen om de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering te verbeteren – en een zinvolle bijdrage te leveren aan internationale doelen – terwijl de economische omstandigheden en ontwikkelingsbehoeften van het land worden erkend.
Dit jaar is Argentinië begonnen met het certificeren van de productie van koolstofneutraal rundvlees, een programma dat de uitstoot kan verminderen als het correct wordt uitgevoerd. Het land is al begonnen met het omarmen van duurzame praktijken zoals regeneratieve veeteelt, die de koolstofvastlegging, productiviteit en winstgevendheid verhoogt door de natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem te herstellen. Bovendien is Argentinië een van de landen met de meeste landbouw zonder grondbewerking. Deze praktijk, die ook helpt koolstof op te slaan, werd in 2019-20 op ruim negentig procent van de landbouwgrond toegepast.
Het aanpakken van de binnenlandse ongelijkheid is net zo cruciaal bij het vormgeven van effectief klimaatbeleid in Argentinië en andere ontwikkelingslanden. Lopend onderzoek toont aan dat conventionele benaderingen, waaronder uniforme koolstofbelastingen, geen rekening houden met genuanceerde sociaaleconomische verschillen. Het invoeren van progressieve belastingen op basis van inkomensniveaus of consumptiepatronen, zoals hogere belastingen voor frequent flyers, kan betere resultaten opleveren. Hoe dan ook, dit probleem vraagt om innovatieve beleidsoplossingen die de complexiteit van het wereldwijde klimaatbeheer weerspiegelen.
De klimaatverandering zien als een probleem van ongelijkheid betekent niet dat er compromissen moeten worden gesloten over mondiale doelstellingen; het onderstreept eerder het belang van gedifferentieerde doelstellingen. Veel ontwikkelingslanden zijn nog ver verwijderd van een volledig koolstofvrij energiesysteem. Terwijl ze stappen in die richting zetten, moeten deze landen worden aangemoedigd om een klimaatbeleid te voeren dat gebruik maakt van innovaties en alternatieve strategieën om de uitstoot te verminderen.
Elisa Belfiori is hoogleraar en directeur Undergraduate Studies aan de School of Business van de Universidad Torcuato Di Tella. Yanel Llohis, consultant bij het Human Capital Project van de Wereldbank, is onderzoeksassistent aan de Universidad Torcuato Di Tella.