boccaletti9_BERND LAUTERAFP via Getty Images_german floods BERND LAUTER/AFP via Getty Images

Als de politieke dijken bezwijken

LONDEN – Hele delen van Europa zijn overstroomd en het Amerikaanse westen wordt geteisterd door hitte, vuur en droogte. Rijke landen ervaren nu wat veel ontwikkelingslanden altijd al hebben geweten: een veranderend klimaat kan snel onbeheersbaar worden wanneer onze controle over het water faalt.

Na de rampen van deze zomer hebben politieke leiders, van de Duitse bondskanselier Angela Merkel tot gouverneur Kate Brown van Oregon, opgeroepen om de wereldwijde strijd tegen de klimaatverandering op te voeren. Maar hoewel het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen dringend nodig is, volstaat het niet. Het verlies van waterzekerheid in rijke gemeenschappen duist niet alleen op een veranderend klimaat, maar ook op een breder politiek falen.

Aan het begin van de twintigste eeuw werd iedereen geregeld blootgesteld aan moeilijke klimaatomstandigheden. Het westen van de Verenigde Staten was bijvoorbeeld grotendeels onbewoonbaar voor mensen die gewend waren aan een mild klimaat. De boomgaarden van de Imperial Valley in Californië moesten nog komen, de rijke grond was drooggebakken tot een onploegbare korst. De steden die nu in de woestijnen van de regio liggen – zoals San Diego, Los Angeles, Las Vegas en Phoenix – waren buitenposten die niet in staat waren om hun bevolking adequaat van water te voorzien.

Ook het Europese landschap was sinds de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk in de vijfde eeuw grotendeels woest gebleven. Wij zien de oude wouden van het continent nu misschien als een romantische wildernis, maar in negentiende-eeuwse kindersprookjes werden ze beschreven als ondoordringbare, moerassige plaatsen die werden bewoond door wolven en bandieten. Eeuwenlang probeerden Nederlandse ingenieurs land over het hele continent te ontginnen, maar slaagden er steevast niet in permanente veiligheid te bereiken.

In die tijd was Qing China wereldberoemd geworden door zijn vermogen om de machtige rivieren van Azië te beheersen (een vaardigheid die Adam Smith als een opmerkelijke bron van comparatief voordeel beschouwde). En toch kon zelfs het Hemelse Rijk niet voorkomen dat zich steeds weer natuurrampen voordeden. Aan het begin van de twintigste eeuw beheerste het klimaatsysteem nog steeds het landschap. De enige universele vorm van ʻklimaataanpassingʼ was aanvaarding.

Toen veranderde alles. Twee wereldoorlogen en een toenemende politieke mondigheid voedden de roep om universele welvaart. Economische groei – een relatief oninteressant verschijnsel voor de negentiende-eeuwse elites die de rijkdom niet hoefden te delen – werd de voornaamste preoccupatie van politici die verantwoording moesten afleggen aan werklozen en armen. Betrouwbare toegang tot water werd een politiek gebod, een instrument voor de opbouw van de staat.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

De meeste landen die het zich konden veroorloven begonnen hun waterlandschappen om te vormen ten dienste van de consumptie-economie en een steeds verder uitdijend electoraat. Droogleggingsprojecten voegden cultuurgrond toe en verruimden de economische mogelijkheden. Toen kwamen de waterkrachtcentrales, de eerste bron van elektriciteit die volledig kon worden opgeschaald om industrialisatie en massale werkgelegenheid te ondersteunen. Rivieren werden blauwdrukken voor ontwikkeling.

Naarmate de steden groeiden, werden overstromingen – tot dan toe een tragisch levensfeit – politiek onaanvaardbaar. Onhygiënische omstandigheden werden weggevaagd door de bijna universele toegang tot schoon water. De vorm van het moderne landschap veranderde geleidelijk naarmate het gevuld werd met dijken, waterkeringen, dammen, kanalen en reservoirs. Deze werden steevast gefinancierd door de nieuwe economische macht van de staat en gesteund door de aspiraties van een verruimd electoraat.

Amerika liep voorop en bood enkele van de meest iconische waterprojecten van de twintigste eeuw, van de Hoover- en Fort Peck-dammen tot de Tennessee Valley Authority en het beheer van de Lower Mississippi River door het Army Corps of Engineers.

Investeringen in moderne waterinfrastructuur verspreidden zich over de hele wereld en zorgden voor een transformatie op planetaire schaal. Aan het begin van de twintigste eeuw beschikte de mensheid nog vrijwel niet over mogelijkheden om water op te slaan en waren er nog vrijwel geen grote dammen; maar in de jaren zeventig kon de infrastructuur ruwweg een vijfde van alle afvloeiing op de planeet opvangen. Terwijl de mensen het landschap vormgaven – en in hun kielzog een breed spoor van onbedoelde milieugevolgen achterlieten – werd een modernistische droom gekoesterd: eindelijk zouden de mensen volledig beschermd kunnen worden tegen de gevolgen van een moeilijk klimaat.

Na verloop van tijd vergaten veel inwoners van de rijke landen gewoon al het water dat achter de dammen en dijken stroomde. Californiërs en Duitsers, die allang gewend waren geraakt aan het ononderbroken ritme van de consumptie-economie, werden dit jaar met stomheid geslagen door de gewelddadige terugkeer van de natuur. De catastrofes waarvan zij getuige waren, waren voor welvarende moderne samenlevingen gewoonweg ondenkbaar geworden.

Hoewel overstromingen en droogtes routinematig honderden miljoenen arme mensen over de hele wereld treffen, halen deze gebeurtenissen zelden het nieuws (de belangrijkste uitzonderingen doen zich voor in de rijke landen, zoals toen de orkaan Katrina in 2005 de arme, voornamelijk Afro-Amerikaanse Lower Ninth Ward in New Orleans verwoestte). In een echo van de Malthusiaanse denkfout die armoede beschouwt als een symptoom van moreel falen, worden de rampen die ontwikkelingslanden treffen afgedaan als een onvermijdelijk gevolg van onderontwikkeling.

Maar waterzekerheid is niet simpelweg een product van ontwikkeling en politieke stabiliteit. Integendeel, waterzekerheid draagt juist bij tot deze beide verschijnselen. Moderne economieën en stabiele politieke instellingen zijn gebouwd op de belofte van waterzekerheid en de kansen die dat biedt. Het steeds duidelijker wordende onvermogen van onze instellingen om die belofte na te komen, vormt dan ook een directe bedreiging voor het verbond dat burgers en staat bindt.

De zogenaamd permanente oplossingen van de twintigste eeuw blijken ontoereikend. De klimaatrampen van deze eeuw zijn voorbodes van een nieuwe relatie met ons milieu en roepen vragen op die we vele generaties lang niet hebben hoeven te stellen. Hoe willen we dat ons landschap eruit ziet? Welke risicoʼs kunnen we tolereren? Wat mogen we van de staat verwachten als het gaat om onze milieuveiligheid, en welke bevoegdheden brengt dat met zich mee?

Dit zijn geen technische vragen. Het zijn politieke vragen, en ze zullen in de eenentwintigste eeuw steeds meer centraal komen te staan.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/0kvCaoQnl