NEW YORK – In de aanloop naar de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties dit jaar in Glasgow (COP26) is een groeiend aantal bedrijven op de duurzaamheidswagon gesprongen door zich ertoe te verbinden om tegen het midden van deze eeuw koolstofneutraliteit te bereiken – een netto-nul-uitstoot van koolstofdioxide. Een van de vele ambitieuze aankondigingen van COP26 is dat bijna vijfhonderd financiële dienstverleners ʻermee hebben ingestemd om 130 biljoen dollar – ongeveer 40 procent van ʼs werelds financiële activa – in overeenstemming te brengen met de klimaatdoelstellingen van het verdrag van Parijs, waaronder het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5°C boven pre-industrieel niveau.ʼ
Maar veel commentatoren zijn sceptisch over dergelijke proclamaties en suggereren dat ze neerkomen op greenwashing. Critici wijzen op het grote belang dat bedrijven hechten aan ʻcompensatie,ʼ dat een steeds belangrijker – en controversiëler – onderwerp is geworden in het bredere klimaatdebat. De verwarring over wat echt is en wat niet is zó groot, dat de Taskforce on Scaling Voluntary Carbon Markets – onder leiding van de speciale VN-afgezant voor klimaatactie en -financiering Mark Carney – een nieuw bestuurscomité heeft opgericht om de emissietoezeggingen van bedrijven te beoordelen.
De sceptici zijn terecht bezorgd over het gebruik van compensaties. De wereld moet tegen het midden van de eeuw op een netto-nul-uitstoot uitkomen, en dat lukt niet met compensaties. Bedrijven kopen compensaties juist om door te kunnen gaan met het uitstoten van broeikasgassen, terwijl ze beweren dat hun emissies nul zijn, na aftrek van de compensaties. Het bestaan zelf van een compensatie betekent dat de uitstoot van de koper niet nul kan zijn.
Maar niet alle compensaties zijn gelijk. De critici concentreren zich op compensaties waarbij een bedrijf of land een ander betaalt om de uitstoot te verminderen en vervolgens de vermindering als zijn eigen uitstoot claimt. Dit is het soort compensatie dat niet kan worden toegestaan als de wereld als geheel een uitstoot van nul wil bereiken. Er is echter wel plaats voor compensaties die worden gegenereerd door broeikasgassen uit de atmosfeer te halen, bijvoorbeeld door directe afvang uit de lucht of door bosaanplant. Als een bedrijf honderd ton CO2 uitstoot en vervolgens dezelfde hoeveelheid uit de lucht verwijdert, is zijn netto-uitstoot werkelijk nul. Als alle bedrijven dit doen, zal de wereld als geheel een netto-nul-uitstoot bereiken.
Het is waar dat het beroep op bosaanplant een waarschuwende noot vereist. Het kweken van bomen roept zowel additionaliteits- als permanentieproblemen op – additionaliteit omdat het lastig is er zeker van te kunnen zijn dat de bosgroei anders níet zou hebben plaatsgevonden, en permanentie omdat er een risico bestaat dat het bos afbrandt, een probleem dat de laatste jaren zichtbaarder en ernstiger is geworden.
Toch kunnen compensaties een positieve rol spelen. De kosten van vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, en de bereidheid en het vermogen om voor die vermindering te betalen, variëren sterk van land tot land, afhankelijk van de emissiebronnen en het ontwikkelingsstadium van het land. Sommige landen zijn misschien niet bereid of in staat te betalen voor een dure emissiereducties op eigen grondgebied, maar kunnen wél betalen voor minder dure reducties in het buitenland. In dat geval kan een compensatiemarkt emissiereducties mogelijk maken die anders niet zouden hebben plaatsgevonden, of die niet zouden hebben plaatsgevonden zonder een beleid dat CO2-emissies bestraft.
In dit geval kunnen compensaties nuttig zijn om de wereld dichter bij een netto-nul-uitstoot te brengen. Maar om de eindstreep te halen, zullen ze op een bepaald moment geleidelijk moeten worden afgeschaft. Uiteindelijk is er geen plaats voor compensaties in een emissieloze wereld.
In de tussentijd zouden beleidsmakers en leiders uit het bedrijfsleven er goed aan doen aandacht te besteden aan een verwante kwestie die is verwaarloosd: het verzuim om een onderscheid te maken tussen de zogeheten scope-één-, scope-twee- en scope-drie-emissies. Scope-één verwijst naar emissies die voortkomen uit de eigen activiteiten van een bedrijf, terwijl scope-twee van toepassing is op emissies die verband houden met de productie van door het bedrijf gekochte elektriciteit, en scope-drie op emissies die voortkomen uit andere delen van de aanbodketen, met name uit het verbruik van het product.
Het is duidelijk dat hier een enorme kans op dubbeltelling bestaat als men alle emissies van alle bedrijven bij elkaar optelt. Als mijn bedrijf elektriciteit koopt van een plaatselijk nutsbedrijf, zijn de bijbehorende emissies voor mij scope-twee en voor het nutsbedrijf scope-één. Als Exxon vliegtuigbrandstof verkoopt aan American Airlines voor gebruik in zijn Boeing-vliegtuigen, zijn de emissies voor Exxon en Boeing scope-drie, en voor American Airlines scope-één. Deze emissies worden drie keer geteld, wat anathema is voor ieder volwaardig boekhoudsysteem. Elke scope-twee of scope-drie-emissie is de scope-één-emissie van iemand anders.
Gelukkig is deze verwarring te voorkomen. Als ieder bedrijf zijn scope-één-emissies tot nul heeft teruggebracht, zullen de totale bedrijfsemissies nul zijn. Daarom is het zinvol dat elk bedrijf zich alleen op deze factor concentreert. Als de scope-één-emissies tot nul zijn teruggebracht, zullen de scope-twee- en scope-drie-emissies vanzelf verdwijnen.
Dit zou moeten helpen om de algemene beleidsrichtsnoeren en instructies voor bedrijven te vereenvoudigen: concentreer u op het verminderen van uw scope-één-emissies. Plan de geleidelijke afschaffing van compensaties op de langere termijn. En blijf zoeken naar mogelijkheden om broeikasgassen uit de atmosfeer te verwijderen, aangezien deze reducties nog steeds kunnen worden meegeteld bij uw eigen scope-één-emissies.
Vertaling: Menno Grootveld
NEW YORK – In de aanloop naar de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties dit jaar in Glasgow (COP26) is een groeiend aantal bedrijven op de duurzaamheidswagon gesprongen door zich ertoe te verbinden om tegen het midden van deze eeuw koolstofneutraliteit te bereiken – een netto-nul-uitstoot van koolstofdioxide. Een van de vele ambitieuze aankondigingen van COP26 is dat bijna vijfhonderd financiële dienstverleners ʻermee hebben ingestemd om 130 biljoen dollar – ongeveer 40 procent van ʼs werelds financiële activa – in overeenstemming te brengen met de klimaatdoelstellingen van het verdrag van Parijs, waaronder het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5°C boven pre-industrieel niveau.ʼ
Maar veel commentatoren zijn sceptisch over dergelijke proclamaties en suggereren dat ze neerkomen op greenwashing. Critici wijzen op het grote belang dat bedrijven hechten aan ʻcompensatie,ʼ dat een steeds belangrijker – en controversiëler – onderwerp is geworden in het bredere klimaatdebat. De verwarring over wat echt is en wat niet is zó groot, dat de Taskforce on Scaling Voluntary Carbon Markets – onder leiding van de speciale VN-afgezant voor klimaatactie en -financiering Mark Carney – een nieuw bestuurscomité heeft opgericht om de emissietoezeggingen van bedrijven te beoordelen.
De sceptici zijn terecht bezorgd over het gebruik van compensaties. De wereld moet tegen het midden van de eeuw op een netto-nul-uitstoot uitkomen, en dat lukt niet met compensaties. Bedrijven kopen compensaties juist om door te kunnen gaan met het uitstoten van broeikasgassen, terwijl ze beweren dat hun emissies nul zijn, na aftrek van de compensaties. Het bestaan zelf van een compensatie betekent dat de uitstoot van de koper niet nul kan zijn.
Maar niet alle compensaties zijn gelijk. De critici concentreren zich op compensaties waarbij een bedrijf of land een ander betaalt om de uitstoot te verminderen en vervolgens de vermindering als zijn eigen uitstoot claimt. Dit is het soort compensatie dat niet kan worden toegestaan als de wereld als geheel een uitstoot van nul wil bereiken. Er is echter wel plaats voor compensaties die worden gegenereerd door broeikasgassen uit de atmosfeer te halen, bijvoorbeeld door directe afvang uit de lucht of door bosaanplant. Als een bedrijf honderd ton CO2 uitstoot en vervolgens dezelfde hoeveelheid uit de lucht verwijdert, is zijn netto-uitstoot werkelijk nul. Als alle bedrijven dit doen, zal de wereld als geheel een netto-nul-uitstoot bereiken.
Het is waar dat het beroep op bosaanplant een waarschuwende noot vereist. Het kweken van bomen roept zowel additionaliteits- als permanentieproblemen op – additionaliteit omdat het lastig is er zeker van te kunnen zijn dat de bosgroei anders níet zou hebben plaatsgevonden, en permanentie omdat er een risico bestaat dat het bos afbrandt, een probleem dat de laatste jaren zichtbaarder en ernstiger is geworden.
Toch kunnen compensaties een positieve rol spelen. De kosten van vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, en de bereidheid en het vermogen om voor die vermindering te betalen, variëren sterk van land tot land, afhankelijk van de emissiebronnen en het ontwikkelingsstadium van het land. Sommige landen zijn misschien niet bereid of in staat te betalen voor een dure emissiereducties op eigen grondgebied, maar kunnen wél betalen voor minder dure reducties in het buitenland. In dat geval kan een compensatiemarkt emissiereducties mogelijk maken die anders niet zouden hebben plaatsgevonden, of die niet zouden hebben plaatsgevonden zonder een beleid dat CO2-emissies bestraft.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
In dit geval kunnen compensaties nuttig zijn om de wereld dichter bij een netto-nul-uitstoot te brengen. Maar om de eindstreep te halen, zullen ze op een bepaald moment geleidelijk moeten worden afgeschaft. Uiteindelijk is er geen plaats voor compensaties in een emissieloze wereld.
In de tussentijd zouden beleidsmakers en leiders uit het bedrijfsleven er goed aan doen aandacht te besteden aan een verwante kwestie die is verwaarloosd: het verzuim om een onderscheid te maken tussen de zogeheten scope-één-, scope-twee- en scope-drie-emissies. Scope-één verwijst naar emissies die voortkomen uit de eigen activiteiten van een bedrijf, terwijl scope-twee van toepassing is op emissies die verband houden met de productie van door het bedrijf gekochte elektriciteit, en scope-drie op emissies die voortkomen uit andere delen van de aanbodketen, met name uit het verbruik van het product.
Het is duidelijk dat hier een enorme kans op dubbeltelling bestaat als men alle emissies van alle bedrijven bij elkaar optelt. Als mijn bedrijf elektriciteit koopt van een plaatselijk nutsbedrijf, zijn de bijbehorende emissies voor mij scope-twee en voor het nutsbedrijf scope-één. Als Exxon vliegtuigbrandstof verkoopt aan American Airlines voor gebruik in zijn Boeing-vliegtuigen, zijn de emissies voor Exxon en Boeing scope-drie, en voor American Airlines scope-één. Deze emissies worden drie keer geteld, wat anathema is voor ieder volwaardig boekhoudsysteem. Elke scope-twee of scope-drie-emissie is de scope-één-emissie van iemand anders.
Gelukkig is deze verwarring te voorkomen. Als ieder bedrijf zijn scope-één-emissies tot nul heeft teruggebracht, zullen de totale bedrijfsemissies nul zijn. Daarom is het zinvol dat elk bedrijf zich alleen op deze factor concentreert. Als de scope-één-emissies tot nul zijn teruggebracht, zullen de scope-twee- en scope-drie-emissies vanzelf verdwijnen.
Dit zou moeten helpen om de algemene beleidsrichtsnoeren en instructies voor bedrijven te vereenvoudigen: concentreer u op het verminderen van uw scope-één-emissies. Plan de geleidelijke afschaffing van compensaties op de langere termijn. En blijf zoeken naar mogelijkheden om broeikasgassen uit de atmosfeer te verwijderen, aangezien deze reducties nog steeds kunnen worden meegeteld bij uw eigen scope-één-emissies.
Vertaling: Menno Grootveld