BONN – In de strijd tegen de klimaatverandering is de betrouwbare levering van duurzame energie aan iedereen die dat nodig heeft een van de grootste ontwikkelingsuitdagingen van onze tijd geworden. Voor het verwezenlijken van de belofte van de internationale gemeenschap om de opwarming van de aarde onder de 1,5 tot 2°C te houden in vergelijking met het pre-industriële tijdperk zullen uitgebreid gebruik van bio-energie, koolstofafvang en -opslag, strategieën als herbebossing en andere maatregelen nodig zijn.
Het probleem is dat deze potentiële oplossingen doorgaans alleen in de marges van internationale beleidskringen worden besproken, als dat überhaupt al het geval is. En toch schatten deskundigen dat het mondiale koolstofbudget – de hoeveelheid extra koolstofdioxide die we nog kunnen uitstoten zonder een potentieel catastrofale klimaatverandering op gang te brengen – binnen tien jaar op zal zijn. Dat betekent dat er urgente behoefte bestaat om de opties van bio-energie en herbebossing op te schalen. De wetenschappelijke methoden om dit voor elkaar te krijgen zijn er al, maar hoe langer we wachten, des te groter de mogelijkheid is dat deze methoden niet langer levensvatbaar zullen zijn.
Duurzame energie is de beste optie voor het vermijden van de meest verwoestende effecten van de klimaatverandering. Gedurende zes van de afgelopen zeven jaren heeft de mondiale groei van duurzame energiecapaciteit die van de niet-duurzame energiebronnen overtroffen. Maar hoewel zonne- en windenergie veel progressie boeken, kunnen ze nog steeds niet in voldoende mate voldoen aan de mondiale vraag.
Tien jaar geleden werd bio-energie gezien als de meest waarschijnlijke kandidaat om de kloof in het aanbod te dichten of in ieder geval kleiner te maken. Maar de ontwikkeling ervan is om twee redenen stilgevallen. In de eerste plaats hebben de inspanningen om de bio-energie te bevorderen onbedoelde negatieve gevolgen gehad. De prikkels die zijn gebruikt om deze energiebron op te schalen hebben geleid tot de snelle conversie van als waardeloos beschouwde maagdelijke gronden. Tropische bossen en andere vitale ecosystemen zijn getransformeerd in productiezones voor biobrandstof, waardoor nieuwe dreigingen voor de voedselveiligheid, het aanbod van schoon drinkwater, de biodiversiteit en de kwaliteit van de grond zijn ontstaan.
In zijn Special Report on Climate Change and Land van augustus vorig jaar heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change laten zien dat schaal en context de twee belangrijkste factoren zijn die overwogen moeten worden bij het inschatten van de kosten en baten van de productie van biobrandstof. Grote monoculturele biobrandstofboerdrijen zijn eenvoudigweg niet levensvatbaar. Maar biobrandstofboerderijen die op de juiste plek worden neergezet en volldig zijn geïntegreerd met andere activiteiten in het landschap kunnen ecologisch wél duurzaam zijn.
Even belangrijk is de context waarbinnen biobrandstoffen worden geproduceerd – de soort grond die gebruikt wordt, de verscheidenheid aan biobrandstofgewassen die worden verbouwd, en het klimaatbeheersingsregime dat van kracht is. De kosten die verbonden zijn aan de productie van biobrandstoffen vallen aanzienlijk lager uit als die productie plaatsvindt op voorheen marginale gronden of op land dat is vrijgekomen door verbeterde landbouwmethoden of een beter beheer van de veestapel.
Op grond van het scenario van 1,5°C opwarming zullen naar schatting 700 miljoen hectare land nodig zijn voor de verbouw van biobrandstofgewassen. Er zijn meerdere manieren om dit productieniveau duurzaam te bereiken. Beleid om voedselverspilling tegen te gaan kan bijvoorbeeld al tot 140 miljoen extra hectares vrijmaken. En een deel van de twee miljard hectare land dat in voorgaande decennia in kwaliteit is achteruitgegaan kan worden hersteld.
De tweede reden dat de productie van bio-energie vertraging heeft opgelopen is dat bij deze productie ook koolstof vrijkomt. Dit probleem blijft bestaan omdat het proces van de koolstofafvang omstreden blijft. We weten eenvoudigweg niet wat de langetermijneffecten zouden kunnen zijn van de koolstofafvang en het samenpersen ervan in hard gesteente voor ondergrondse opslag. Maar wetenschappelijke onderzoekers en de particuliere sector werken aan innovaties om deze technologie levensvatbaar te maken. Samengeperste koolstof zou bijvoorbeeld als bouwmateriaal gebruikt kunnen worden, wat enorm zou kunnen schelen als het zou worden opgeschaald naar industrieel niveau.
En omdat traditionele biobrandstofbronnen als acacia, suikerriet, zoete sorghum, duurzaam beheerde bossen en dierlijke mest duurzaamheidsproblemen opleveren, experimenteren onderzoekers van de universiteit van Oxford nu met vetplanten die zuiniger in het watergebruik zijn. Vetplanten zouden eveneens een enorm verschil kunnen maken, vooral voor de bevolking van droge gebieden die een hoop verdord en verarmd land hebben dat geschikt zou kunnen zijn voor de verbouw ervan. Veel van deze gemeenschappen zitten wanhopig verlegen om energie, maar hebben moeite om zonne- en windfaciliteiten draaiende te houden, als gevolg van de voortdurende dreiging die uitgaat van stof- en zandstormen.
In de gemeente Garalo in Mali gebruiken kleine boeren bijvoorbeeld 600 hectares die voorheen werden ingezet voor de water-verslindende katoenteelt om jatropha-olie te leveren aan een hybride elektriciteitscentrale. En in Zweden heeft het totale aandeel van biomassa die gebruikt wordt als brandstof – waarvan het grootste deel afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen – in 2017 de 47% bereikt, aldus Statistics Sweden. Succesvolle modellen als deze kunnen ons de weg voorwaarts wijzen.
Uiteindelijk is een betrouwbaar energieaanbod net zo belangrijk als een adequaat aanbod van productief land. Dat zal de komende decennia in het bijzonder het geval zijn, als de wereldbevolking naar verwachting de 9,7 miljard mensen zal gaan overtreffen. Maar als we toestaan dat de opwarming van de aarde de 2°C overschrijdt, zullen de daaruit voortvloeiende klimaateffecten alle herbebossingsplannen nutteloos maken.
Dit betekent dat we nu in actie moeten komen om het verlies van cruciale hulpbronnen te voorkomen. We hebben sterkere beheersmechanismen nodig om de behoeften op het gebied van voedsel, energie en het milieu in evenwicht te houden. Het zou een onvergeeflijk falen zijn als we er niet in zouden slagen het volledige potentieel te benutten van de herbebossingsopties die momenteel tot onze beschikking staan. Dit zou bovendien zware consequenties met zich meebrengen voor de mensen die het minst aan de klimaatverandering hebben bijgedragen.
Bio-energie en herbebossing zijn geen zilveren kogels, maar zullen ons enige tijd verschaffen om verdere maatregelen te nemen. In die zin moeten zij deel uitmaken van een breder antwoord op de klimaatverandering. Het volgende decennium zou wel eens onze laatste kans kunnen zijn om het land voor iedereen aan het werk te zetten.
Vertaling: Menno Grootveld
BONN – In de strijd tegen de klimaatverandering is de betrouwbare levering van duurzame energie aan iedereen die dat nodig heeft een van de grootste ontwikkelingsuitdagingen van onze tijd geworden. Voor het verwezenlijken van de belofte van de internationale gemeenschap om de opwarming van de aarde onder de 1,5 tot 2°C te houden in vergelijking met het pre-industriële tijdperk zullen uitgebreid gebruik van bio-energie, koolstofafvang en -opslag, strategieën als herbebossing en andere maatregelen nodig zijn.
Het probleem is dat deze potentiële oplossingen doorgaans alleen in de marges van internationale beleidskringen worden besproken, als dat überhaupt al het geval is. En toch schatten deskundigen dat het mondiale koolstofbudget – de hoeveelheid extra koolstofdioxide die we nog kunnen uitstoten zonder een potentieel catastrofale klimaatverandering op gang te brengen – binnen tien jaar op zal zijn. Dat betekent dat er urgente behoefte bestaat om de opties van bio-energie en herbebossing op te schalen. De wetenschappelijke methoden om dit voor elkaar te krijgen zijn er al, maar hoe langer we wachten, des te groter de mogelijkheid is dat deze methoden niet langer levensvatbaar zullen zijn.
Duurzame energie is de beste optie voor het vermijden van de meest verwoestende effecten van de klimaatverandering. Gedurende zes van de afgelopen zeven jaren heeft de mondiale groei van duurzame energiecapaciteit die van de niet-duurzame energiebronnen overtroffen. Maar hoewel zonne- en windenergie veel progressie boeken, kunnen ze nog steeds niet in voldoende mate voldoen aan de mondiale vraag.
Tien jaar geleden werd bio-energie gezien als de meest waarschijnlijke kandidaat om de kloof in het aanbod te dichten of in ieder geval kleiner te maken. Maar de ontwikkeling ervan is om twee redenen stilgevallen. In de eerste plaats hebben de inspanningen om de bio-energie te bevorderen onbedoelde negatieve gevolgen gehad. De prikkels die zijn gebruikt om deze energiebron op te schalen hebben geleid tot de snelle conversie van als waardeloos beschouwde maagdelijke gronden. Tropische bossen en andere vitale ecosystemen zijn getransformeerd in productiezones voor biobrandstof, waardoor nieuwe dreigingen voor de voedselveiligheid, het aanbod van schoon drinkwater, de biodiversiteit en de kwaliteit van de grond zijn ontstaan.
In zijn Special Report on Climate Change and Land van augustus vorig jaar heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change laten zien dat schaal en context de twee belangrijkste factoren zijn die overwogen moeten worden bij het inschatten van de kosten en baten van de productie van biobrandstof. Grote monoculturele biobrandstofboerdrijen zijn eenvoudigweg niet levensvatbaar. Maar biobrandstofboerderijen die op de juiste plek worden neergezet en volldig zijn geïntegreerd met andere activiteiten in het landschap kunnen ecologisch wél duurzaam zijn.
Even belangrijk is de context waarbinnen biobrandstoffen worden geproduceerd – de soort grond die gebruikt wordt, de verscheidenheid aan biobrandstofgewassen die worden verbouwd, en het klimaatbeheersingsregime dat van kracht is. De kosten die verbonden zijn aan de productie van biobrandstoffen vallen aanzienlijk lager uit als die productie plaatsvindt op voorheen marginale gronden of op land dat is vrijgekomen door verbeterde landbouwmethoden of een beter beheer van de veestapel.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Op grond van het scenario van 1,5°C opwarming zullen naar schatting 700 miljoen hectare land nodig zijn voor de verbouw van biobrandstofgewassen. Er zijn meerdere manieren om dit productieniveau duurzaam te bereiken. Beleid om voedselverspilling tegen te gaan kan bijvoorbeeld al tot 140 miljoen extra hectares vrijmaken. En een deel van de twee miljard hectare land dat in voorgaande decennia in kwaliteit is achteruitgegaan kan worden hersteld.
De tweede reden dat de productie van bio-energie vertraging heeft opgelopen is dat bij deze productie ook koolstof vrijkomt. Dit probleem blijft bestaan omdat het proces van de koolstofafvang omstreden blijft. We weten eenvoudigweg niet wat de langetermijneffecten zouden kunnen zijn van de koolstofafvang en het samenpersen ervan in hard gesteente voor ondergrondse opslag. Maar wetenschappelijke onderzoekers en de particuliere sector werken aan innovaties om deze technologie levensvatbaar te maken. Samengeperste koolstof zou bijvoorbeeld als bouwmateriaal gebruikt kunnen worden, wat enorm zou kunnen schelen als het zou worden opgeschaald naar industrieel niveau.
En omdat traditionele biobrandstofbronnen als acacia, suikerriet, zoete sorghum, duurzaam beheerde bossen en dierlijke mest duurzaamheidsproblemen opleveren, experimenteren onderzoekers van de universiteit van Oxford nu met vetplanten die zuiniger in het watergebruik zijn. Vetplanten zouden eveneens een enorm verschil kunnen maken, vooral voor de bevolking van droge gebieden die een hoop verdord en verarmd land hebben dat geschikt zou kunnen zijn voor de verbouw ervan. Veel van deze gemeenschappen zitten wanhopig verlegen om energie, maar hebben moeite om zonne- en windfaciliteiten draaiende te houden, als gevolg van de voortdurende dreiging die uitgaat van stof- en zandstormen.
In de gemeente Garalo in Mali gebruiken kleine boeren bijvoorbeeld 600 hectares die voorheen werden ingezet voor de water-verslindende katoenteelt om jatropha-olie te leveren aan een hybride elektriciteitscentrale. En in Zweden heeft het totale aandeel van biomassa die gebruikt wordt als brandstof – waarvan het grootste deel afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen – in 2017 de 47% bereikt, aldus Statistics Sweden. Succesvolle modellen als deze kunnen ons de weg voorwaarts wijzen.
Uiteindelijk is een betrouwbaar energieaanbod net zo belangrijk als een adequaat aanbod van productief land. Dat zal de komende decennia in het bijzonder het geval zijn, als de wereldbevolking naar verwachting de 9,7 miljard mensen zal gaan overtreffen. Maar als we toestaan dat de opwarming van de aarde de 2°C overschrijdt, zullen de daaruit voortvloeiende klimaateffecten alle herbebossingsplannen nutteloos maken.
Dit betekent dat we nu in actie moeten komen om het verlies van cruciale hulpbronnen te voorkomen. We hebben sterkere beheersmechanismen nodig om de behoeften op het gebied van voedsel, energie en het milieu in evenwicht te houden. Het zou een onvergeeflijk falen zijn als we er niet in zouden slagen het volledige potentieel te benutten van de herbebossingsopties die momenteel tot onze beschikking staan. Dit zou bovendien zware consequenties met zich meebrengen voor de mensen die het minst aan de klimaatverandering hebben bijgedragen.
Bio-energie en herbebossing zijn geen zilveren kogels, maar zullen ons enige tijd verschaffen om verdere maatregelen te nemen. In die zin moeten zij deel uitmaken van een breder antwoord op de klimaatverandering. Het volgende decennium zou wel eens onze laatste kans kunnen zijn om het land voor iedereen aan het werk te zetten.
Vertaling: Menno Grootveld