Kunnen we de hele wereld voeden?

LONDEN – In de jaren zestig zorgde de “Groene Revolutie” – waarvan de ontwikkeling van hoogrenderende gewasvariëteiten, de uitbreiding van de irrigatie-infrastructuur en de verkoop van moderne meststoffen en pesticiden aan boeren in de ontwikkelingslanden deel uitmaakte – voor een groei van de wereldwijde landbouwproductie. Maar de chronische honger blijft aanhouden, vooral in de ontwikkelingslanden, die het meest te kampen hebben met tegenvallende oogsten en wisselvallige voedselprijzen.

De wereldbevolking zal in 2050 naar verwachting ruim negen miljard mensen omvatten. Voedselzekerheid betekent dat iedereen consistente en betaalbare toegang moet hebben tot de juiste voedingsstoffen, ondanks de beperkte hoeveelheid land en water, de klimaatverandering en het toenemende verbreiding van westerse voedingsgewoonten, als gevolg van de stijgende inkomens.

Het overwinnen van deze uitdagingen zal niet makkelijk zijn. Maar door gecoördineerd actie te ondernemen om de innovatie te bevorderen, de toegang tot de markten te versterken en vrouwen en kleine boeren te ondersteunen, kunnen ontwikkelingslanden productieve, stabiele, veerkrachtige en eerlijke landbouwsectoren opbouwen, duurzame economische groei verwezenlijken en voedselzekerheid waarborgen voor iedereen.

In de eerste plaats moeten de publieke en de particuliere sectoren de investeringen in onderzoek en ontwikkeling opvoeren, evenals in de uitbreiding en aanvaarding van effectieve, toegankelijke en betaalbare technologieën, of die nu conventioneel zijn of niet, op basis van de individuele behoeften van ieder land en iedere regio. Gezien het feit dat er weinig geschikt land onbenut blijft, en dat veel van de grond die wordt bebouwd steeds verder degradeert en erodeert, zijn investeringen in duurzame intensivering (systemen voor de verbetering van de oogsten, met minder hulpmiddelen en zo weinig mogelijk milieuschade) cruciaal.

'Conservation agriculture', een vorm van landbouw die erop is gericht de noodzaak van schadelijke en arbeidsintensieve interventies als mechanische bodembewerking te verminderen, kan bijvoorbeeld bijdragen tot grotere oogsten, terwijl kwetsbare gebieden tegen erosie worden beschermd en de vruchtbaarheid van de bodem wordt verbeterd. In Zambia is uit onderzoek van lokale overheden, in samenwerking met de liefdadigheidsinstelling Concern Worldwide, gebleken dat nieuwe, hybride zaden vier tot vijf ton maïs per hectare opleveren, waar in Afrika gemiddeld één ton per hectare gebruikelijk is.

Bovendien moeten kleine boeren, die van essentieel belang zijn voor een productieve, stabiele, veerkrachtige en eerlijke ontwikkeling van de landbouw, kunnen beschikken over de noodzakelijke middelen en steun om meer voordelen uit de waardeketens te halen, terwijl de risico's klein blijven. Hiervoor is de inrichting en instandhouding nodig van eerlijke en efficiënte markten die hen – evenals de boeren die op grotere schaal hun producten verbouwen – fysiek en virtueel in verband brengen met de kansen om hun inkomens te vergroten.

BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
BF2024-Onsite-1333x1000

BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99

Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.

Subscribe Now

De Alliantie voor een Groene Revolutie in Afrika heeft met regeringen, internationale organisaties, liefdadigheidsinstellingen, de particuliere industrie en groepen boeren samengewerkt om ruim vijfduizend agrodealers in oostelijk en westelijk Afrika te trainen en steunen bij het openen van winkels om gereedschap en zaden te verkopen in kleine, betaalbare hoeveelheden. Als gevolg daarvan hoeven boeren niet zo ver te reizen om de benodigde spullen te kopen. In één deel van Kenia hoefden boeren, die in 2004 ieder zeventien kilometer moesten reizen om een agrodealer te bereiken, drie jaar later nog maar vier kilometer te reizen.

Tegelijkertijd hebben kleine boeren behoefte aan makkelijker toegang tot de markten om hun producten voor een eerlijke prijs te kunnen verkopen, zodat ze niet afhankelijk zijn van dure bemiddelaars of inefficiënte overheidslichamen. Een alternatief zou zijn één of andere vorm van een coöperatief of een op contracten gebaseerde boerenorganisatie op te richten om te kunnen onderhandelen over eerlijke prijzen.

Overheden moeten ook beleid ontwikkelen en ten uitvoer leggen, dat erop is gericht te verzekeren dat degenen die doorgaans worden buitengesloten van de formele voedselindustrie – vrouwen, jongeren, etnische minderheden en niet-landeigenaren – betrouwbare toegang hebben tot adequate voeding en mogelijkheden om deel te nemen aan de agrarische productie. Als boer, moeder, opvoeder en innovator vormen vrouwen een cruciaal verband tussen de voedselproductie, consumptie en toekomstige vooruitgang op het gebied van voedselzekerheid. Door vrouwelijke boeren toegang te bieden tot dezelfde hulpmiddelen als hun mannelijke collega's zou het aantal ondervoede mensen in de wereld kunnen teruglopen met 100 tot 150 miljoen personen.

Tenslotte moeten politieke leiders deze agenda consequent blijven nastreven op internationaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau. Daartoe moeten zij hun afspraken nakomen – die zijn gemaakt via internationale instellingen als de G8, de G20 en de Afrikaanse Unie – om de investeringen in de ontwikkeling van de landbouw uit te breiden en de wereldwijde honger te bestrijden. Ook moeten zij duurzame steun bieden aan reeds in gang gezette nationale initiatieven, om verdere investeringen en samenwerking te bevorderen.

John Kufuor, tussen 2001 en 2009 president van Ghana, was de verpersoonlijking van dit soort leiderschap. Hij heeft de investeringen in landbouwkundig onderzoek, de opleiding van boeren en infrastructurele projecten als wegen, pakhuizen en koelhuizen uitgebreid. Als gevolg daarvan is het deel van de Ghanese bevolking dat in armoede leeft gedaald van 51% in 1991-'92 naar 28,5% in 2005-'06. De afgelopen 25 jaar is de landbouwsector van Ghana jaarlijks gemiddeld met 5% gegroeid.

Dergelijke ervaringen bieden redenen voor optimisme. Door te investeren in innovatieve technologieën en die te verspreiden, de aansluiting van diverse markten op elkaar te versterken, visionair leiderschap te bevorderen en zich te richten op degenen die het hardst steun nodig hebben – en dus de grootste kans hebben om zich aan hun achterstand te ontworstelen – kunnen we de hele wereld voeden.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/wC7X3XZnl