skidelsky178_CARLOS JASSOAFP via Getty Images_boris johnson CARLOS JASSO/AFP via Getty Images

Boris Johnsons val - en de onze

LONDEN – Bijna alle politieke carrières eindigen in een mislukking, maar Boris Johnson is de eerste Britse premier die wordt afgezet wegens schandalig gedrag. Dat zou ons zorgen moeten baren.

De drie meest opvallende struikelpartijen van twintigste-eeuwse Britse leiders werden veroorzaakt door politieke factoren. Neville Chamberlain werd ten val gebracht door zijn mislukte verzoeningspolitiek jegens Hitler. Het Suez-fiasco dwong Anthony Eden in 1957 tot aftreden. En Margaret Thatcher moest in 1990 haar ambt opgeven omdat de weerstand van de bevolking tegen de poll tax de parlementsleden van de Toryʼs ervan overtuigde dat zij met haar als leider niet opnieuw konden winnen.

Aan het bewind van Harold Macmillan werd in 1963 een einde gemaakt door het Profumo seksschandaal, maar daarbij ging het om een minister van oorlog en mogelijke inbreuken op de nationale veiligheid. Verkiezingsnederlagen na economische mislukkingen brachten Edward Heath en James Callaghan ten val in de jaren zeventig. Tony Blair werd tot aftreden gedwongen door het Irak-debacle en het ongeduld van Gordon Brown om hem op te volgen. David Cameron moest Downing Street verlaten door Brexit, en Theresa May door haar falen om Brexit tot stand te brengen.

Geen van deze gebeurtenissen verklaren echter Johnsons val.

David Lloyd George, een veel groter leider dan Johnson, is zijn enige serieuze rivaal op het gebied van corruptie. Maar hoewel de verkoop van zetels in het Hogerhuis, zijn slordige bestuurlijke methoden en zijn oneerlijkheid de positie van Lloyd George hadden verzwakt, was de directe oorzaak van zijn val (precies een eeuw geleden) zijn slechte aanpak van de Chanak-crisis, die Groot-Brittannië en Turkije op de rand van oorlog bracht.

De meer voor de hand liggende vergelijking is die met de Amerikaanse president Richard Nixon. Elk vergrijp van Johnson werd routinematig bestempeld als ʻgate,ʼ naar analogie van de Watergate-inbraak die een einde maakte aan het bewind van Nixon.

Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
PS_YA25-Onsite_1333x1000

Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025

Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, has arrived. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Digital Plus now.

Subscribe Now

John Maynard Keynes noemde Lloyd George een ʻoplichterʼ; Nixon ontkende dat hij er een was. Noch zij, noch Johnson waren schurken in de technische zin van het woord (veroordeeld voor misdaden), maar Nixon zou in 1974 met impeachment zijn geconfronteerd als hij niet was afgetreden, en Johnson kreeg een boete van vijftig pond voor het overtreden van de lockdown-regels. Bovendien toonden zij alle drie minachting voor de wetten die zij geacht werden hoog te houden en voor de gedragsnormen die voor overheidsambtenaren van kracht zijn.

We hebben moeite om hun karakterfouten te beschrijven: ʻgewetenloos,ʼ ʻamoreelʼ en ʻserie-leugenaarʼ lijken die van Johnson te vangen. Maar die gelden ook voor meer succesvolle politieke leiders. Om zijn val te verklaren, moeten we rekening houden met twee factoren die specifiek zijn voor onze tijd.

De eerste is dat we persoonlijke kwaliteiten niet langer onderscheiden van politieke kwaliteiten. Tegenwoordig is het persoonlijke werkelijk politiek: persoonlijke tekortkomingen zijn ipso facto politieke tekortkomingen. Het onderscheid tussen privé en publiek, tussen subjectief gevoel en objectieve werkelijkheid, tussen morele en religieuze zaken en zaken die de overheid moet aanpakken, is verdwenen.

De politiek is binnengedrongen in het domein dat voorheen was voorbehouden aan de psychiatrie. Dit was onvermijdelijk toen de welvaart de oude klassenbasis van de politiek ondermijnde. Kwesties van persoonlijke identiteit die voortkomen uit ras, geslacht, seksuele voorkeur, enzovoorts, domineren nu de ruimte die is vrijgemaakt door de politiek van (her)verdeling. Het rechtzetten van discriminatie, niet het aanpakken van ongelijkheid, werd de taak van de politiek.

Johnson is zowel een voortbrengsel als een slachtoffer van de identiteitspolitiek. Zijn retoriek ging over ʻleveling upʼ en ʻour National Health Service.ʼ Maar in de praktijk maakte hij van zijn persoonlijkheid de inhoud van zijn politiek. Eerdere Britse leiders zouden hun moreel kapitaal niet hebben verspild aan onbeduidende vergrijpen en doofpotpogingen, omdat ze wisten dat ze het in reserve moesten houden voor gewichtiger gebeurtenissen. Maar dat soort gebeurtenissen gaan nu over jezelf, dus wanneer je persoonlijkheid als gebrekkig wordt gezien, is er geen ander verhaal te vertellen.

Johnsons persoonlijkheid-als-politiek was ook de creatie van de media. In het verleden brachten kranten over het algemeen verslag uit over het nieuws; nu creëren zij dat nieuws zelf, door zich te richten op persoonlijkheden. Deze verandering heeft geleid tot een corrupte relatie: persoonlijkheden gebruiken de media om zichzelf te promoten, en de media leggen hun zwakheden bloot om kopij te verkopen.

Er is altijd een grote markt geweest voor seksuele en financiële roddels. Maar zelfs in de oude ʻsensatiepersʼ was er een erkende sfeer van publieke gebeurtenissen die voorrang kreeg. Nu zijn de roddelverhalen de publieke gebeurtenissen.

Deze ontwikkeling heeft de publieke perceptie over de kwaliteiten waarover een politiek leider moet beschikken, radicaal veranderd. Vorige generaties van politieke leiders waren lang niet allemaal preuts. Ze logen, dronken, pleegden overspel en namen steekpenningen aan. Maar iedereen die zich met politiek bezighield, erkende dat het belangrijk was de publieke sfeer te beschermen. De morele tekortkomingen van leiders werden grotendeels afgeschermd van onderzoek, tenzij ze té schandalig werden. En zelfs wanneer het publiek er zich bewust van werd, werd het hen vergeven, op voorwaarde dat de leiders hun politieke taken nakwamen.

De meeste vergrijpen die tot Johnsons ontslag hebben geleid, zouden vroeger nooit zijn gemeld. Maar vandaag rechtvaardigt de doctrine van de persoonlijke verantwoordelijkheid het uitkleden van politieke leiders. Elk slippertje, elke afwijking van de juiste uitdrukking, wordt een geloofwaardigheidsvernietigende ʻschande.ʼ Het vermogen van mensen om in de publieke sfeer te opereren hangt af van privacy. Zodra die weg is, verdwijnt hun vermogen om effectief op te treden wanneer dat nodig is.

De andere nieuwe factor is dat de politiek niet langer wordt gezien als een roeping, maar meer als een opstapje naar geld. De obsessie van de media met wat een politieke carrière waard is, in plaats van met de vraag of politici hun baan waardig zijn, heeft ongetwijfeld invloed op wat politiek ambitieuze mensen verwachten te bereiken en op het beeld dat het publiek heeft van wat zij van hen mogen verwachten. Naar verluidt heeft Blair miljoenen vergaard met spreekbeurten en consultancydiensten sinds hij zijn ambt heeft neergelegd. Geheel in overeenstemming met de tijd heeft The Times een schatting gemaakt van hoeveel geld Johnson zou kunnen verdienen aan spreekbeurten en boekcontracten, en hoeveel meer hij waard is dan May.

In zijn ontslagrede probeerde Johnson de ʻbeste baan ter wereldʼ in traditionele bewoordingen te verdedigen, terwijl hij de ʻexcentriciteitʼ bekritiseerde van het feit dat hij midden in het nakomen van zijn beloften werd ontslagen. Maar deze verdediging van zijn premierschap klonk onoprecht, omdat zijn loopbaan geen getuigenis was van zijn woorden. De oorzaak van zijn val was niet alleen zijn vermeende gebrek aan moraal, maar ook zijn vermeende gebrek aan een politiek kompas. Bij Johnson legde het persoonlijke eenvoudig de holheid van het politieke bloot.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/Lyib7j0nl