BOSTON/ERFURT/BRUSSEL – Nu westerse regeringen voor de steeds dringender taak staan om de transitie naar een koolstofarme economie te versnellen, is de slinger weggeslagen van een groot vertrouwen in markten om innovatie aan te sturen naar staatsinterventie. Uit angst voor China’s dominantie in de aanbodketens van schone technologie en uit erkenning van het potentieel voor het creëren van banen, hebben de Verenigde Staten een breed scala aan industrieel beleid ingevoerd dat de ontwikkeling en toepassing van groene oplossingen ondersteunt.
De Amerikaanse Inflation Reduction Act moedigt bijvoorbeeld openlijk ‘reshoring’ aan door genereuze overheidssteun te bieden aan bedrijven die groene productiecapaciteit in eigen land opbouwen. In navolging hiervan introduceert de Net-Zero Industry Act van de Europese Unie een doelstelling voor de binnenlandse productie van schone technologie, wat een paradigmaverschuiving betekent in de Europese benadering van economisch bestuur.
Maar het juiste evenwicht vinden tussen de publieke en private sector zal cruciaal zijn om de transitie naar schone energie op een efficiënte en tijdige manier te laten verlopen en om terugslag op de klimaatdoelstellingen te vermijden.
De energiemarkten zijn er in hun huidige vorm duidelijk niet in geslaagd om de invoering van groene technologieën op adequate schaal en met toereikende snelheid te laten verlopen. Bij gebrek aan hervormingen of aanvullend beleid zullen ze de goedkoopste beschikbare energie blijven promoten, wat tot voor kort op de meeste plaatsen neerkwam op fossiele brandstoffen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat regeringen teruggrijpen op industriebeleid – dat in het verleden succesvol is gebleken – om investeringen in schone technologieën te bevorderen. Bovendien kan de enorme hoeveelheid nieuwe infrastructuur die nodig is voor de opwekking, opslag en distributie van schone energie de staat dwingen om betere vergunningsprocessen in te voeren en een meer proactieve rol te spelen bij de planning.
Maar overheidsbemoeienis met de transitie naar schone energie brengt ook risico’s met zich mee. Het kiezen van winnaars in groene technologieën of projecten kan leiden tot investeringsbeslissingen die duur of economisch ineffectief zijn – uitkomsten die deels de drijvende kracht waren achter de marktgerichte hervormingen in de energiesector van de afgelopen decennia.
Bovendien bestaat het risico van ‘state capture’ – een ernstig probleem in de fossiele-brandstofindustrie – ook op het gebied van hernieuwbare energie. Alomtegenwoordig lobbyen, gekoppeld aan een gebrek aan verantwoording en transparantie, kan leiden tot een suboptimale toewijzing van middelen. Door een groen industriebeleid te voeren, creëren regeringen in wezen mogelijkheden voor ‘rent-seeking,’ die meestal meer uitgesproken zijn in systemen met een lage institutionele kwaliteit (zoals aangegeven door de effectiviteit van de overheid, rechtszekerheid, bureaucratische kwaliteit, corruptie, het regelgevingsklimaat en andere gerelateerde maatregelen).
Het spookbeeld van ‘nationalistische’ klimaatwetten, die de wereldwijde aanbodketens van schone technologie versnipperen, doemt ook op. Het was de spontane en ongecoördineerde internationale arbeidsdeling tussen de Verenigde Staten (innovatie), Europa (subsidies en toelagen voor installatie) en China (productie-efficiëntie door schaalvoordelen) die de prijs van zonnepanelen snel deed dalen en leidde tot hun wereldwijde verspreiding. Gedwongen reshoring kan daarom het tempo van de energietransitie wereldwijd vertragen.
Het juiste evenwicht vinden tussen overheidsinterventie en vertrouwen op marktwerking is cruciaal om vooruitgang te boeken. Om ervoor te zorgen dat de staat en de markt partners zijn bij het ontwikkelen en inzetten van groene oplossingen, moeten beleidsmakers drie stappen zetten. Om te beginnen moeten overheden zich richten op het stimuleren van baanbrekende innovaties voor het koolstofarm maken van de economie. Dat betekent publieke financiering voor fundamenteel onderzoek en sterkere prikkels voor innovatie op bedrijfsniveau door middel van koolstofheffingen, belastingkredieten en milieuregelgeving. De overheid moet ook steun verlenen aan het testen, demonstreren en vroegtijdig inzetten van opkomende schone technologieën om de technische prestaties ervan aan te tonen en de kosten zodanig te verlagen dat ze kunnen concurreren met fossiele brandstoffen.
In de tweede plaats heeft de staat een belangrijke rol te spelen bij het bevorderen en sturen van grootschalige particuliere investeringen in groene oplossingen door middel van een reeks beleidsinterventies, waaronder het vaststellen van normen voor schone energie en het invoeren van technologiespecifieke belastingprikkels, door de overheid geregisseerde aanbestedingen en koolstofbeprijzing. Tegelijkertijd is overheidssteun cruciaal om de kapitaalkosten voor schone-energieprojecten te verlagen, de sociale acceptatie ervan te waarborgen en te zorgen voor de zogenaamde ‘faciliterende investeringen’ die een voorwaarde zijn voor deelname van de particuliere sector. Directe betrokkenheid van de overheid bij de ontwikkeling, het eigendom of de exploitatie van rijpe technologieën zoals elektriciteitstransmissie kan in sommige gevallen ook aangewezen zijn om de ontwikkeling te versnellen en de kosten te drukken.
Tot slot ontwerpen overheden markten en hun onderliggende institutionele kader, wat betekent dat de overheid energiesystemen zo moet plannen dat ze bijdragen aan het creëren van de voorwaarden die nodig zijn om klimaatdoelstellingen te halen. Ambitieuze en betrouwbare trajecten naar netto-nul-emissies moeten worden gecombineerd met flexibele regelgeving voor de energiemarkt, gericht op het creëren van effectieve prikkels om privékapitaal te mobiliseren en schone energietechnologieën op grote schaal in te zetten.
De transitie van het onverminderd gebruik van fossiele brandstoffen naar koolstofvrije energie komt neer op een industriële revolutie, zij het met de druk van een strikte deadline. Niet alleen begint de tijd te dringen, maar beleidsbeslissingen moeten ook worden genomen tegen de achtergrond van volatiele mondiale energiemarkten, aanhoudende publieke bezorgdheid over bepaalde groene technologieën en toenemende geopolitieke spanningen, met name tussen China en het Westen.
Gezien deze onzekerheden moeten beleidsmakers bereid zijn risico’s te nemen bij het creëren van stimulansen voor innovatie op het gebied van schone technologie, bij het bevorderen van investeringen in de ontwikkeling en toepassing van deze technologieën, en bij het vormgeven van energiemarkten. Maar ze moeten ook onthouden dat de staat en de markt partners moeten zijn en dat de groene transitie onvermijdelijk – en in toenemende mate – complexe afwegingen zal vergen die zorgvuldig moeten worden gemaakt; anders blijft de toekomst van schone energie buiten bereik.
Dit commentaar is ook ondertekend door Bruce Phillips, Senior Adviser bij de NorthBridge Group.
Vertaling: Menno Grootveld
BOSTON/ERFURT/BRUSSEL – Nu westerse regeringen voor de steeds dringender taak staan om de transitie naar een koolstofarme economie te versnellen, is de slinger weggeslagen van een groot vertrouwen in markten om innovatie aan te sturen naar staatsinterventie. Uit angst voor China’s dominantie in de aanbodketens van schone technologie en uit erkenning van het potentieel voor het creëren van banen, hebben de Verenigde Staten een breed scala aan industrieel beleid ingevoerd dat de ontwikkeling en toepassing van groene oplossingen ondersteunt.
De Amerikaanse Inflation Reduction Act moedigt bijvoorbeeld openlijk ‘reshoring’ aan door genereuze overheidssteun te bieden aan bedrijven die groene productiecapaciteit in eigen land opbouwen. In navolging hiervan introduceert de Net-Zero Industry Act van de Europese Unie een doelstelling voor de binnenlandse productie van schone technologie, wat een paradigmaverschuiving betekent in de Europese benadering van economisch bestuur.
Maar het juiste evenwicht vinden tussen de publieke en private sector zal cruciaal zijn om de transitie naar schone energie op een efficiënte en tijdige manier te laten verlopen en om terugslag op de klimaatdoelstellingen te vermijden.
De energiemarkten zijn er in hun huidige vorm duidelijk niet in geslaagd om de invoering van groene technologieën op adequate schaal en met toereikende snelheid te laten verlopen. Bij gebrek aan hervormingen of aanvullend beleid zullen ze de goedkoopste beschikbare energie blijven promoten, wat tot voor kort op de meeste plaatsen neerkwam op fossiele brandstoffen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat regeringen teruggrijpen op industriebeleid – dat in het verleden succesvol is gebleken – om investeringen in schone technologieën te bevorderen. Bovendien kan de enorme hoeveelheid nieuwe infrastructuur die nodig is voor de opwekking, opslag en distributie van schone energie de staat dwingen om betere vergunningsprocessen in te voeren en een meer proactieve rol te spelen bij de planning.
Maar overheidsbemoeienis met de transitie naar schone energie brengt ook risico’s met zich mee. Het kiezen van winnaars in groene technologieën of projecten kan leiden tot investeringsbeslissingen die duur of economisch ineffectief zijn – uitkomsten die deels de drijvende kracht waren achter de marktgerichte hervormingen in de energiesector van de afgelopen decennia.
Bovendien bestaat het risico van ‘state capture’ – een ernstig probleem in de fossiele-brandstofindustrie – ook op het gebied van hernieuwbare energie. Alomtegenwoordig lobbyen, gekoppeld aan een gebrek aan verantwoording en transparantie, kan leiden tot een suboptimale toewijzing van middelen. Door een groen industriebeleid te voeren, creëren regeringen in wezen mogelijkheden voor ‘rent-seeking,’ die meestal meer uitgesproken zijn in systemen met een lage institutionele kwaliteit (zoals aangegeven door de effectiviteit van de overheid, rechtszekerheid, bureaucratische kwaliteit, corruptie, het regelgevingsklimaat en andere gerelateerde maatregelen).
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Het spookbeeld van ‘nationalistische’ klimaatwetten, die de wereldwijde aanbodketens van schone technologie versnipperen, doemt ook op. Het was de spontane en ongecoördineerde internationale arbeidsdeling tussen de Verenigde Staten (innovatie), Europa (subsidies en toelagen voor installatie) en China (productie-efficiëntie door schaalvoordelen) die de prijs van zonnepanelen snel deed dalen en leidde tot hun wereldwijde verspreiding. Gedwongen reshoring kan daarom het tempo van de energietransitie wereldwijd vertragen.
Het juiste evenwicht vinden tussen overheidsinterventie en vertrouwen op marktwerking is cruciaal om vooruitgang te boeken. Om ervoor te zorgen dat de staat en de markt partners zijn bij het ontwikkelen en inzetten van groene oplossingen, moeten beleidsmakers drie stappen zetten. Om te beginnen moeten overheden zich richten op het stimuleren van baanbrekende innovaties voor het koolstofarm maken van de economie. Dat betekent publieke financiering voor fundamenteel onderzoek en sterkere prikkels voor innovatie op bedrijfsniveau door middel van koolstofheffingen, belastingkredieten en milieuregelgeving. De overheid moet ook steun verlenen aan het testen, demonstreren en vroegtijdig inzetten van opkomende schone technologieën om de technische prestaties ervan aan te tonen en de kosten zodanig te verlagen dat ze kunnen concurreren met fossiele brandstoffen.
In de tweede plaats heeft de staat een belangrijke rol te spelen bij het bevorderen en sturen van grootschalige particuliere investeringen in groene oplossingen door middel van een reeks beleidsinterventies, waaronder het vaststellen van normen voor schone energie en het invoeren van technologiespecifieke belastingprikkels, door de overheid geregisseerde aanbestedingen en koolstofbeprijzing. Tegelijkertijd is overheidssteun cruciaal om de kapitaalkosten voor schone-energieprojecten te verlagen, de sociale acceptatie ervan te waarborgen en te zorgen voor de zogenaamde ‘faciliterende investeringen’ die een voorwaarde zijn voor deelname van de particuliere sector. Directe betrokkenheid van de overheid bij de ontwikkeling, het eigendom of de exploitatie van rijpe technologieën zoals elektriciteitstransmissie kan in sommige gevallen ook aangewezen zijn om de ontwikkeling te versnellen en de kosten te drukken.
Tot slot ontwerpen overheden markten en hun onderliggende institutionele kader, wat betekent dat de overheid energiesystemen zo moet plannen dat ze bijdragen aan het creëren van de voorwaarden die nodig zijn om klimaatdoelstellingen te halen. Ambitieuze en betrouwbare trajecten naar netto-nul-emissies moeten worden gecombineerd met flexibele regelgeving voor de energiemarkt, gericht op het creëren van effectieve prikkels om privékapitaal te mobiliseren en schone energietechnologieën op grote schaal in te zetten.
De transitie van het onverminderd gebruik van fossiele brandstoffen naar koolstofvrije energie komt neer op een industriële revolutie, zij het met de druk van een strikte deadline. Niet alleen begint de tijd te dringen, maar beleidsbeslissingen moeten ook worden genomen tegen de achtergrond van volatiele mondiale energiemarkten, aanhoudende publieke bezorgdheid over bepaalde groene technologieën en toenemende geopolitieke spanningen, met name tussen China en het Westen.
Gezien deze onzekerheden moeten beleidsmakers bereid zijn risico’s te nemen bij het creëren van stimulansen voor innovatie op het gebied van schone technologie, bij het bevorderen van investeringen in de ontwikkeling en toepassing van deze technologieën, en bij het vormgeven van energiemarkten. Maar ze moeten ook onthouden dat de staat en de markt partners moeten zijn en dat de groene transitie onvermijdelijk – en in toenemende mate – complexe afwegingen zal vergen die zorgvuldig moeten worden gemaakt; anders blijft de toekomst van schone energie buiten bereik.
Dit commentaar is ook ondertekend door Bruce Phillips, Senior Adviser bij de NorthBridge Group.
Vertaling: Menno Grootveld