WASHINGTON, DC – Multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) zijn tegenwoordig de lievelingen van beleidsmakers. In een recente toespraak heeft de Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen de Wereldbank en andere internationale kredietverleners opgeroepen om steun te verlenen aan ontwikkelingslanden die worstelen met de gevolgen van de stijgende inflatie en agressieve renteverhogingen. En een recent onafhankelijk rapport in opdracht van de G20 komt tot de conclusie dat deze instellingen in een unieke positie verkeren om regeringen te helpen de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties te verwezenlijken.
Het G20-rapport stelt dat de MDB’s hun kredietverlening zouden kunnen uitbreiden zonder hun AAA-rating aan te tasten, ware het niet dat de buitensporige kapitaaltoereikendheidseisen de kredietverstrekkers beperken in hun mogelijkheden om risico’s te nemen. Maar welke landen zouden het meest profiteren van een toename van de multilaterale financiering?
Hoewel multilaterale ontwikkelingsbanken een cruciale rol spelen door langetermijnleningen tegen gunstige rentetarieven te verstrekken aan lage-inkomenslanden, gaat het overgrote deel van hun financiering naar middeninkomenslanden. Uit een recent OESO-rapport blijkt dat in 2020 zeventig procent van de MDB-leningen naar middeninkomenslanden ging, na een grote toename van de leningen aan lagere middeninkomenslanden.
Met andere woorden: het probleem is er een van toewijzing, niet van volume. Het is duidelijk dat de MDB’s hun leningen aan ontwikkelingslanden die met extreme armoede en beperkte institutionele capaciteit kampen, aanzienlijk moeten verhogen. Anders dan de middeninkomenslanden hebben de meeste lage-inkomenslanden weinig tot geen toegang tot de kapitaalmarkten en dringend behoefte aan financiering vanwege de onevenredig grote gevolgen voor hun economieën van de COVID-19-pandemie, de oorlog in Oekraïne en de klimaatverandering. Waarom zijn de multilaterale leningen dan zo sterk gericht op de middeninkomenslanden?
De reden is gelegen in het financieringsmodel van de MDB’s. Internationale kredietverleners zoals de Wereldbank, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank vertrouwen op hun perfecte kredietratings om goedkoop te lenen en tegen hogere tarieven leningen te verstrekken aan middeninkomenslanden die nog geen hoge kredietwaardigheid hebben bereikt of deze hebben verloren. Tegelijkertijd staat de kredietverlening aan lage-inkomenslanden enigszins op zichzelf en wordt deze voornamelijk gefinancierd door directe bijdragen van regeringen die aandeelhouder zijn van op lage-inkomenslanden gerichte organen zoals de International Development Association van de Wereldbank. Zonder leningen aan middeninkomenslanden, zo luidt het argument, is het MDB-model niet levensvatbaar. Maar naarmate meer middeninkomenslanden een hoge kredietrating krijgen, kan de multilaterale kredietverlening uiteindelijk wegkwijnen.
Veel lage-inkomenslanden hebben getracht hun afhankelijkheid van MDB’s te verminderen; diverse landen zijn er zelfs in geslaagd voor het eerst in decennia te lenen op de internationale financiële markten. Maar de huidige samenloop van economische en geopolitieke crises heeft deze plannen tot stilstand gebracht. Door de agressieve monetaire verkrapping hebben de meeste lage-inkomenslanden feitelijk de toegang tot de kapitaalmarkten verloren, hetgeen heeft geleid tot pijnlijke onderhandelingen met crediteuren en een dreigende schuldencrisis.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, has arrived. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Digital Plus now.
Subscribe Now
De recente wanbetaling van Ghana zou een voorbode kunnen zijn van toekomstige financiële rampen. De afgelopen jaren heeft de opkomst van niet-traditionele kredietverleners zoals China de lage-inkomenslanden in staat gesteld hun leningen te diversifiëren. Maar de ondoorzichtige aard van deze leningen op basis van hulpbronnen heeft twijfels doen rijzen over de duurzaamheid van dergelijke financiering, die lijkt te zijn opgedroogd. Er zijn echter bemoedigende tekenen dat China zich bij de Bretton Woods-instellingen zou kunnen aansluiten door de lage-inkomenslanden toe te staan hun schulden te herstructureren.
Hoewel de MDB’s hun leningen aan lage-inkomenslanden zouden moeten verhogen, is dit ingewikkelder dan velen lijken te beseffen. Een belangrijk obstakel is de beperkte absorptiecapaciteit van deze landen, die leidt tot een schaarste van voor banken aanvaardbare projecten. Ook het feit dat de meeste lage-inkomenslanden een onderontwikkelde particuliere sector hebben, maakt het moeilijk om investeringen op te schalen, met name voor kredietverleners zoals de International Finance Corporation van de Wereldbank, die zich richt op steun aan particuliere bedrijven. Bovendien kan het strikte schuldlimietbeleid van het Internationale Monetaire Fonds het vermogen van ontwikkelingslanden om te lenen bij MDB’s belemmeren – waardoor lage-inkomenslanden geen toegang hebben tot tientallen miljarden dollars, op een moment dat zij die het hardst nodig hebben.
Er is geen eenvoudige oplossing voor dit probleem. Het sturen van MDB-personeel naar de lage-inkomenslanden zou kunnen helpen om de institutionele capaciteit van deze landen op te bouwen en projecten uit te voeren. En meer coördinatie tussen multilaterale geldschieters en het IMF kan toekomstige knelpunten helpen voorkomen. Maar het louter onder druk zetten van de MDB’s om meer leningen te verstrekken kan ondoeltreffend en zelfs contraproductief zijn. Leners zouden bijvoorbeeld in de verleiding kunnen komen om voorrang te geven aan begrotingssteun – bedoeld om ontwikkelingslanden aan te moedigen structurele hervormingen door te voeren die zij hoe dan ook zouden hebben doorgevoerd – boven investeringsprojecten op de langere termijn.
Eenvoudig gezegd: meer lenen is niet genoeg. Om de lage-inkomenslanden en hun bevolking ten goede te komen, moeten internationale kredietverleners zich ook richten op het opschalen van zinvolle, transformatieve investeringen. Dan, en alleen dan, zal het MDB-model eindelijk zijn volle potentieel bereiken.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
By banning TikTok, US authorities have sent American users of the app flocking to Chinese platforms with even fewer safeguards on data security or algorithmic manipulation. Though these, too, might be banned, others will replace them, leading America to construct, one prohibition at a time, its own "Great Firewall."
thinks the US government's ban on the app has left it in an untenable position.
While some observers doubt that US President-elect Donald Trump poses a grave threat to US democracy, others are bracing themselves for the destruction of the country’s constitutional order. With Trump’s inauguration just around the corner, we asked PS commentators how vulnerable US institutions really are.
WASHINGTON, DC – Multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) zijn tegenwoordig de lievelingen van beleidsmakers. In een recente toespraak heeft de Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen de Wereldbank en andere internationale kredietverleners opgeroepen om steun te verlenen aan ontwikkelingslanden die worstelen met de gevolgen van de stijgende inflatie en agressieve renteverhogingen. En een recent onafhankelijk rapport in opdracht van de G20 komt tot de conclusie dat deze instellingen in een unieke positie verkeren om regeringen te helpen de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties te verwezenlijken.
Het G20-rapport stelt dat de MDB’s hun kredietverlening zouden kunnen uitbreiden zonder hun AAA-rating aan te tasten, ware het niet dat de buitensporige kapitaaltoereikendheidseisen de kredietverstrekkers beperken in hun mogelijkheden om risico’s te nemen. Maar welke landen zouden het meest profiteren van een toename van de multilaterale financiering?
Hoewel multilaterale ontwikkelingsbanken een cruciale rol spelen door langetermijnleningen tegen gunstige rentetarieven te verstrekken aan lage-inkomenslanden, gaat het overgrote deel van hun financiering naar middeninkomenslanden. Uit een recent OESO-rapport blijkt dat in 2020 zeventig procent van de MDB-leningen naar middeninkomenslanden ging, na een grote toename van de leningen aan lagere middeninkomenslanden.
Met andere woorden: het probleem is er een van toewijzing, niet van volume. Het is duidelijk dat de MDB’s hun leningen aan ontwikkelingslanden die met extreme armoede en beperkte institutionele capaciteit kampen, aanzienlijk moeten verhogen. Anders dan de middeninkomenslanden hebben de meeste lage-inkomenslanden weinig tot geen toegang tot de kapitaalmarkten en dringend behoefte aan financiering vanwege de onevenredig grote gevolgen voor hun economieën van de COVID-19-pandemie, de oorlog in Oekraïne en de klimaatverandering. Waarom zijn de multilaterale leningen dan zo sterk gericht op de middeninkomenslanden?
De reden is gelegen in het financieringsmodel van de MDB’s. Internationale kredietverleners zoals de Wereldbank, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank vertrouwen op hun perfecte kredietratings om goedkoop te lenen en tegen hogere tarieven leningen te verstrekken aan middeninkomenslanden die nog geen hoge kredietwaardigheid hebben bereikt of deze hebben verloren. Tegelijkertijd staat de kredietverlening aan lage-inkomenslanden enigszins op zichzelf en wordt deze voornamelijk gefinancierd door directe bijdragen van regeringen die aandeelhouder zijn van op lage-inkomenslanden gerichte organen zoals de International Development Association van de Wereldbank. Zonder leningen aan middeninkomenslanden, zo luidt het argument, is het MDB-model niet levensvatbaar. Maar naarmate meer middeninkomenslanden een hoge kredietrating krijgen, kan de multilaterale kredietverlening uiteindelijk wegkwijnen.
Veel lage-inkomenslanden hebben getracht hun afhankelijkheid van MDB’s te verminderen; diverse landen zijn er zelfs in geslaagd voor het eerst in decennia te lenen op de internationale financiële markten. Maar de huidige samenloop van economische en geopolitieke crises heeft deze plannen tot stilstand gebracht. Door de agressieve monetaire verkrapping hebben de meeste lage-inkomenslanden feitelijk de toegang tot de kapitaalmarkten verloren, hetgeen heeft geleid tot pijnlijke onderhandelingen met crediteuren en een dreigende schuldencrisis.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, has arrived. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Digital Plus now.
Subscribe Now
De recente wanbetaling van Ghana zou een voorbode kunnen zijn van toekomstige financiële rampen. De afgelopen jaren heeft de opkomst van niet-traditionele kredietverleners zoals China de lage-inkomenslanden in staat gesteld hun leningen te diversifiëren. Maar de ondoorzichtige aard van deze leningen op basis van hulpbronnen heeft twijfels doen rijzen over de duurzaamheid van dergelijke financiering, die lijkt te zijn opgedroogd. Er zijn echter bemoedigende tekenen dat China zich bij de Bretton Woods-instellingen zou kunnen aansluiten door de lage-inkomenslanden toe te staan hun schulden te herstructureren.
Hoewel de MDB’s hun leningen aan lage-inkomenslanden zouden moeten verhogen, is dit ingewikkelder dan velen lijken te beseffen. Een belangrijk obstakel is de beperkte absorptiecapaciteit van deze landen, die leidt tot een schaarste van voor banken aanvaardbare projecten. Ook het feit dat de meeste lage-inkomenslanden een onderontwikkelde particuliere sector hebben, maakt het moeilijk om investeringen op te schalen, met name voor kredietverleners zoals de International Finance Corporation van de Wereldbank, die zich richt op steun aan particuliere bedrijven. Bovendien kan het strikte schuldlimietbeleid van het Internationale Monetaire Fonds het vermogen van ontwikkelingslanden om te lenen bij MDB’s belemmeren – waardoor lage-inkomenslanden geen toegang hebben tot tientallen miljarden dollars, op een moment dat zij die het hardst nodig hebben.
Er is geen eenvoudige oplossing voor dit probleem. Het sturen van MDB-personeel naar de lage-inkomenslanden zou kunnen helpen om de institutionele capaciteit van deze landen op te bouwen en projecten uit te voeren. En meer coördinatie tussen multilaterale geldschieters en het IMF kan toekomstige knelpunten helpen voorkomen. Maar het louter onder druk zetten van de MDB’s om meer leningen te verstrekken kan ondoeltreffend en zelfs contraproductief zijn. Leners zouden bijvoorbeeld in de verleiding kunnen komen om voorrang te geven aan begrotingssteun – bedoeld om ontwikkelingslanden aan te moedigen structurele hervormingen door te voeren die zij hoe dan ook zouden hebben doorgevoerd – boven investeringsprojecten op de langere termijn.
Eenvoudig gezegd: meer lenen is niet genoeg. Om de lage-inkomenslanden en hun bevolking ten goede te komen, moeten internationale kredietverleners zich ook richten op het opschalen van zinvolle, transformatieve investeringen. Dan, en alleen dan, zal het MDB-model eindelijk zijn volle potentieel bereiken.
Vertaling: Menno Grootveld