CAMBRIDGE – Lageinkomenslanden kampen met een liquiditeitscrisis die niet alleen hun economische ontwikkeling ondermijnt, maar ook de wereldwijde klimaatcrisis verergert. In 2020 en 2021 waren de netto financiële overdrachten naar Afrika bijna nul – het laagste niveau in tien jaar – ondanks recordoverdrachten van multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s). Die daling was te wijten aan een vermindering van leningen van de particuliere sector en China, en nu is de situatie verder verslechterd, omdat alle lage- en lagere-middeninkomenslanden (LMIC’s) de toegang tot de obligatiemarkt zijn kwijtgeraakt. Ondertussen hebben hogere voedsel- en brandstofrekeningen en dalende exportopbrengsten de situatie nog verergerd.
Zeker, slechts een handvol LMIC’s zijn in gebreke gebleven bij de aflossing van hun buitenlandse schulden en veel andere landen hopen nog steeds de storm te doorstaan en weer toe te treden tot de markt zodra die weer opengaat. Maar omdat hun schuldendienstverplichtingen veel groter zijn geworden dan de officiële steun die ze kunnen krijgen, komt hun begrotingsruimte in het gedrang, wat leidt tot een stille ontwikkelingscrisis.
Tegelijkertijd is de wereldwijde behoefte aan financiering voor ontwikkeling en klimaat naar schatting gestegen naar één biljoen dollar per jaar. De kloof tussen de aspiraties van de internationale gemeenschap voor armere economieën en de trieste realiteit van hun financiën is nog nooit zo groot geweest of zo bedreigend voor de legitimiteit van het mondiale financiële systeem.
Een reeks internationale bijeenkomsten – met als hoogtepunt de recente verklaring van de G20 – heeft geprobeerd om de mondiale financiële en ontwikkelingsarchitectuur te hervormen, met speciale nadruk op het verhogen van de MDB-steun. Maar als de MDB-financiering toeneemt vóórdat de huidige schuldencrisis is opgelost, zal veel van dat extra geld niet naar investeringen in LMIC’s gaan, maar naar andere schuldeisers, zoals dat nu ook al het geval is.
Tijdens de pandemie zagen veel waarnemers massale insolventie aan de horizon opdoemen. Er werden veelbelovende voorstellen gedaan voor grootschalige schuldverlichting, maar de wereldleiders slaagden er niet in overeenstemming te bereiken over ambitieuze oplossingen. Sindsdien hebben de zich voortslepende problemen om selectief schuldafspraken te maken de internationale gemeenschap gedemoraliseerd.
Veel van het verzet tegen schuldverlichting kwam van China, de grootste bilaterale donor. China voert aan dat de buitenlandse schulden van de LMIC’s relatief laag blijven en gemiddeld slechts veertig procent van het bbp bedragen, in vergelijking met honderd procent net vóór het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast (HIPC-initiatief) dat in 1996 werd gelanceerd. China heeft daarom aangedrongen op schuldherschikking, zoals eerder dit jaar gebeurde met de langverwachte overeenkomst met Zambia.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, has arrived. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Digital Plus now.
Subscribe Now
Particuliere kredietverstrekkers hebben zich ook verzet tegen diepgaande schuldverlichting, zelfs nu ze niet bereid zijn om liquiditeit te verstrekken. Tijdens de Latijns-Amerikaanse schuldencrisis van de jaren tachtig, toen liquiditeit in plaats van insolventie als het probleem werd gezien, konden de weinige betrokken banken het tenminste eens worden over een gecoördineerde herschikking. Maar nu weerspiegelt de grootschalige sluiting van de obligatiemarkt een collectief actieprobleem dat maar al te kenmerkend is voor gefragmenteerd obligatiehouderschap.
Hoewel schuldafbouw begrijpelijkerwijs een schrijnend proces is, zou het voor landen die alleen illiquide zijn veel makkelijker moeten zijn om een brug te slaan naar een financieel duurzamere toekomst. Het goede nieuws is dat slechts een handvol landen momenteel insolvent is. Uit recente schattingen blijkt dat vijfentwintig LMIC’s, waarvan zeventien in Afrika, onder de insolventiedrempel van het Internationaal Monetair Fonds blijven, maar de liquiditeitsdrempel overschrijden (met schuldendienstkosten van twaalf tot vijftien procent van de inkomsten).
Maar de situatie zal verslechteren als deze landen de hoofdsom van hun uitstaande schuld niet kunnen herfinancieren wanneer deze afloopt. Neem Kenia. Kenia is begonnen aan een ambitieus stabilisatie- en hervormingsprogramma, ondersteund door een grote budgettaire stabilisatie-inspanning ter grootte van vier procent van het bbp, en genereus gesteund door het IMF en de MDB’s. Maar het land heeft obligaties ter waarde van twee miljard dollar die in 2024 vervallen. Als de wereldwijde kapitaalmarkten tegen die tijd geen herfinanciering mogelijk maken, zal de terugbetaling een extra begrotingsuitgave vereisen ter grootte van 1,8 procent van het bbp, wat het risico op onrust onder de bevolking zal verhogen, zoals onlangs gebeurde in reactie op belastingverhogingen en de hogere kosten voor levensonderhoud.
Het alternatief – in gebreke blijven – is al even onaantrekkelijk, aangezien de buitenlandse schuld van Kenia slechts achtendertig procent van het bruto nationaal inkomen bedraagt. Om dit dilemma te overwinnen, stelt de Nairobi Declaration on Climate Change van de Afrikaanse Unie voor dat landen schulden die opeisbaar worden, mogen herschikken om begrotingsuimte te creëren voor nieuw beleid en hervormingen op het gebied van ‘groene groei,’ gefinancierd door MDB’s.
Ons eigen voorstel voor een ‘overbruggingspact’ operationaliseert dit idee. Gezamenlijk geleid door de Verenigde Naties, de Wereldbank en het IMF zou dit niet alleen insolvente landen ondersteunen die hun schulden moeten verkleinen, maar ook illiquide landen die een herschikking nodig hebben. Landen die bij belangrijke schuldeisers te maken hebben gehad met negatieve netto-overdrachten, zouden ervoor kunnen kiezen om deel te nemen aan een aanpassingsprogramma dat hun schuldverplichtingen uitstelt in ruil voor een verbintenis tot hervormingen. Het doel is om waarde te creëren door middel van coördinatie, waarbij ervan wordt uitgegaan dat een land uit de schulden kan groeien als het de beschikking krijgt over liquiditeit en als het een beleid voert dat gericht is op duurzame groei.
Om effectief te zijn, moet dit overbruggingspact worden verankerd in een nationaal vernieuwingsprogramma dat maatregelen omvat om de begrotingen in te perken en hervormingen om een nieuw groeipad in te slaan. Daarvoor is meer financiering nodig van zowel het IMF als de Wereldbank, met voorwaarden die verder gaan dan het gebruikelijke driejarige IMF-programma. Landen die van deze optie gebruik willen maken, zouden als eerste moeten kunnen profiteren van een verhoging van de financiering van het IMF en de MDB’s, wat op zijn beurt een systemische schuldencrisis zou helpen voorkomen die iedereen zou schaden.
Om lekkage naar andere schuldeisers te voorkomen, zouden sommige schulden tijdens de programmaperiode moeten worden herschikt. De gebruikte rentevoet zou niet hoger mogen zijn dan het groeipercentage dat in het kader van het vernieuwingsprogramma is gepland, om de schuldsituatie niet te verergeren. De aanpak zou vooraf door alle groepen crediteuren moeten worden aanvaard, maar de verplichting om leningen die niet kunnen worden geherfinancierd te herschikken zou moeten worden afgedwongen door een dreigement van het IMF om noodleningen te verstrekken.
Ten slotte zou er aan het einde van het programma, als de buitenlandse schuld onhoudbaar blijkt, een schuldreductieprogramma moeten worden opgesteld – zoals in het kader van het HIPC Initiatief. Deze mogelijkheid vermindert de noodzaak om op voorhand schuldreducties aan te bieden aan marginaal insolvabele landen, in een tijd van grote wereldwijde economische onzekerheid.
De wereld moet dringend vooruitgang boeken op weg naar een duurzamere toekomst. De door ons voorgestelde aanpak zou de grote kloof tussen onze aspiraties en onze realiteit helpen overbruggen door de vele illiquide landen in de wereld de kans te geven zich voor te bereiden op de uitdagingen die voor ons liggen. Zonder een dergelijk initiatief zal het doel om biljoenen dollars te mobiliseren voor klimaatvriendelijke ontwikkeling een utopie blijven.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
For decades, an efficiency-centered “economic style” has dominated public policy, overriding the concerns for fairness that animated the New Deal and Lyndon B. Johnson’s Great Society. Now, Americans must brace for economic governance that delivers neither efficiency nor fairness, only chaos.
highlights the high cost of the single-minded focus on efficiency that has come to dominate the discipline.
While some observers doubt that US President-elect Donald Trump poses a grave threat to US democracy, others are bracing themselves for the destruction of the country’s constitutional order. With Trump’s inauguration just around the corner, we asked PS commentators how vulnerable US institutions really are.
CAMBRIDGE – Lageinkomenslanden kampen met een liquiditeitscrisis die niet alleen hun economische ontwikkeling ondermijnt, maar ook de wereldwijde klimaatcrisis verergert. In 2020 en 2021 waren de netto financiële overdrachten naar Afrika bijna nul – het laagste niveau in tien jaar – ondanks recordoverdrachten van multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s). Die daling was te wijten aan een vermindering van leningen van de particuliere sector en China, en nu is de situatie verder verslechterd, omdat alle lage- en lagere-middeninkomenslanden (LMIC’s) de toegang tot de obligatiemarkt zijn kwijtgeraakt. Ondertussen hebben hogere voedsel- en brandstofrekeningen en dalende exportopbrengsten de situatie nog verergerd.
Zeker, slechts een handvol LMIC’s zijn in gebreke gebleven bij de aflossing van hun buitenlandse schulden en veel andere landen hopen nog steeds de storm te doorstaan en weer toe te treden tot de markt zodra die weer opengaat. Maar omdat hun schuldendienstverplichtingen veel groter zijn geworden dan de officiële steun die ze kunnen krijgen, komt hun begrotingsruimte in het gedrang, wat leidt tot een stille ontwikkelingscrisis.
Tegelijkertijd is de wereldwijde behoefte aan financiering voor ontwikkeling en klimaat naar schatting gestegen naar één biljoen dollar per jaar. De kloof tussen de aspiraties van de internationale gemeenschap voor armere economieën en de trieste realiteit van hun financiën is nog nooit zo groot geweest of zo bedreigend voor de legitimiteit van het mondiale financiële systeem.
Een reeks internationale bijeenkomsten – met als hoogtepunt de recente verklaring van de G20 – heeft geprobeerd om de mondiale financiële en ontwikkelingsarchitectuur te hervormen, met speciale nadruk op het verhogen van de MDB-steun. Maar als de MDB-financiering toeneemt vóórdat de huidige schuldencrisis is opgelost, zal veel van dat extra geld niet naar investeringen in LMIC’s gaan, maar naar andere schuldeisers, zoals dat nu ook al het geval is.
Tijdens de pandemie zagen veel waarnemers massale insolventie aan de horizon opdoemen. Er werden veelbelovende voorstellen gedaan voor grootschalige schuldverlichting, maar de wereldleiders slaagden er niet in overeenstemming te bereiken over ambitieuze oplossingen. Sindsdien hebben de zich voortslepende problemen om selectief schuldafspraken te maken de internationale gemeenschap gedemoraliseerd.
Veel van het verzet tegen schuldverlichting kwam van China, de grootste bilaterale donor. China voert aan dat de buitenlandse schulden van de LMIC’s relatief laag blijven en gemiddeld slechts veertig procent van het bbp bedragen, in vergelijking met honderd procent net vóór het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast (HIPC-initiatief) dat in 1996 werd gelanceerd. China heeft daarom aangedrongen op schuldherschikking, zoals eerder dit jaar gebeurde met de langverwachte overeenkomst met Zambia.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, has arrived. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Digital Plus now.
Subscribe Now
Particuliere kredietverstrekkers hebben zich ook verzet tegen diepgaande schuldverlichting, zelfs nu ze niet bereid zijn om liquiditeit te verstrekken. Tijdens de Latijns-Amerikaanse schuldencrisis van de jaren tachtig, toen liquiditeit in plaats van insolventie als het probleem werd gezien, konden de weinige betrokken banken het tenminste eens worden over een gecoördineerde herschikking. Maar nu weerspiegelt de grootschalige sluiting van de obligatiemarkt een collectief actieprobleem dat maar al te kenmerkend is voor gefragmenteerd obligatiehouderschap.
Hoewel schuldafbouw begrijpelijkerwijs een schrijnend proces is, zou het voor landen die alleen illiquide zijn veel makkelijker moeten zijn om een brug te slaan naar een financieel duurzamere toekomst. Het goede nieuws is dat slechts een handvol landen momenteel insolvent is. Uit recente schattingen blijkt dat vijfentwintig LMIC’s, waarvan zeventien in Afrika, onder de insolventiedrempel van het Internationaal Monetair Fonds blijven, maar de liquiditeitsdrempel overschrijden (met schuldendienstkosten van twaalf tot vijftien procent van de inkomsten).
Maar de situatie zal verslechteren als deze landen de hoofdsom van hun uitstaande schuld niet kunnen herfinancieren wanneer deze afloopt. Neem Kenia. Kenia is begonnen aan een ambitieus stabilisatie- en hervormingsprogramma, ondersteund door een grote budgettaire stabilisatie-inspanning ter grootte van vier procent van het bbp, en genereus gesteund door het IMF en de MDB’s. Maar het land heeft obligaties ter waarde van twee miljard dollar die in 2024 vervallen. Als de wereldwijde kapitaalmarkten tegen die tijd geen herfinanciering mogelijk maken, zal de terugbetaling een extra begrotingsuitgave vereisen ter grootte van 1,8 procent van het bbp, wat het risico op onrust onder de bevolking zal verhogen, zoals onlangs gebeurde in reactie op belastingverhogingen en de hogere kosten voor levensonderhoud.
Het alternatief – in gebreke blijven – is al even onaantrekkelijk, aangezien de buitenlandse schuld van Kenia slechts achtendertig procent van het bruto nationaal inkomen bedraagt. Om dit dilemma te overwinnen, stelt de Nairobi Declaration on Climate Change van de Afrikaanse Unie voor dat landen schulden die opeisbaar worden, mogen herschikken om begrotingsuimte te creëren voor nieuw beleid en hervormingen op het gebied van ‘groene groei,’ gefinancierd door MDB’s.
Ons eigen voorstel voor een ‘overbruggingspact’ operationaliseert dit idee. Gezamenlijk geleid door de Verenigde Naties, de Wereldbank en het IMF zou dit niet alleen insolvente landen ondersteunen die hun schulden moeten verkleinen, maar ook illiquide landen die een herschikking nodig hebben. Landen die bij belangrijke schuldeisers te maken hebben gehad met negatieve netto-overdrachten, zouden ervoor kunnen kiezen om deel te nemen aan een aanpassingsprogramma dat hun schuldverplichtingen uitstelt in ruil voor een verbintenis tot hervormingen. Het doel is om waarde te creëren door middel van coördinatie, waarbij ervan wordt uitgegaan dat een land uit de schulden kan groeien als het de beschikking krijgt over liquiditeit en als het een beleid voert dat gericht is op duurzame groei.
Om effectief te zijn, moet dit overbruggingspact worden verankerd in een nationaal vernieuwingsprogramma dat maatregelen omvat om de begrotingen in te perken en hervormingen om een nieuw groeipad in te slaan. Daarvoor is meer financiering nodig van zowel het IMF als de Wereldbank, met voorwaarden die verder gaan dan het gebruikelijke driejarige IMF-programma. Landen die van deze optie gebruik willen maken, zouden als eerste moeten kunnen profiteren van een verhoging van de financiering van het IMF en de MDB’s, wat op zijn beurt een systemische schuldencrisis zou helpen voorkomen die iedereen zou schaden.
Om lekkage naar andere schuldeisers te voorkomen, zouden sommige schulden tijdens de programmaperiode moeten worden herschikt. De gebruikte rentevoet zou niet hoger mogen zijn dan het groeipercentage dat in het kader van het vernieuwingsprogramma is gepland, om de schuldsituatie niet te verergeren. De aanpak zou vooraf door alle groepen crediteuren moeten worden aanvaard, maar de verplichting om leningen die niet kunnen worden geherfinancierd te herschikken zou moeten worden afgedwongen door een dreigement van het IMF om noodleningen te verstrekken.
Ten slotte zou er aan het einde van het programma, als de buitenlandse schuld onhoudbaar blijkt, een schuldreductieprogramma moeten worden opgesteld – zoals in het kader van het HIPC Initiatief. Deze mogelijkheid vermindert de noodzaak om op voorhand schuldreducties aan te bieden aan marginaal insolvabele landen, in een tijd van grote wereldwijde economische onzekerheid.
De wereld moet dringend vooruitgang boeken op weg naar een duurzamere toekomst. De door ons voorgestelde aanpak zou de grote kloof tussen onze aspiraties en onze realiteit helpen overbruggen door de vele illiquide landen in de wereld de kans te geven zich voor te bereiden op de uitdagingen die voor ons liggen. Zonder een dergelijk initiatief zal het doel om biljoenen dollars te mobiliseren voor klimaatvriendelijke ontwikkeling een utopie blijven.
Vertaling: Menno Grootveld.