NEW YORK – De ontvangst van Thomas Piketty’s recente boek Capital in the Twenty-First Century in de Verenigde Staten en in andere geavanceerde economieën getuigt van de stijgende zorg over de groeiende ongelijkheid. Zijn boek geeft nog meer gewicht aan het al overweldigende bewijs dat het inkomen en rijkdom aan de top steeds verder omhoog schiet.
Bovendien biedt Piketty’s boek een ander perspectief op de ongeveer dertig jaar die volgden op de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog, waarbij hij deze periode als een historische anomalie beschouwt, eventueel veroorzaakt door de ongebruikelijke sociale cohesie die cataclysmische gebeurtenissen kunnen veroorzaken. In dat tijdperk van snelle economische groei werd de welvaart breed gedeeld, waarbij alle groepen erop vooruit gingen, maar waar die aan onderkant een grotere percentuele vooruitgang maakten.
Piketty werpt ook een nieuw licht op de ‘hervormingen’ die in de jaren 80 door Ronald Reagan en Margaret Thatcher werden verkocht als aanjagers van groei waar iedereen van zou profiteren. Hun hervormingen werden gevolgd door een langzamere groei en een verhoogde mondiale instabiliteit en de groei die er al was bevoordeelde vooral de mensen aan de top.
Maar het werk van Piketty werpt ook fundamentele vragen op over zowel de economische theorie als de toekomst van het kapitalisme. Hij noteert grote verhogingen in de welvaart/productie ratio. In de standaardtheorie zouden zulke verhogingen geassocieerd worden met een daling in de kapitaalopbrengsten en een verhoging van de lonen. Maar op dit moment lijken de kapitaalopbrengsten niet te zijn gedaald, alhoewel de lonen dat wel zijn. (In de VS bijvoorbeeld zijn de gemiddelde lonen de laatste veertig jaar gestagneerd.)
De meest voor de hand liggende verklaring is dat de stijging van in geld gemeten rijkdom niet correspondeert met een stijging van productief kapitaal, en de data lijken deze interpretatie te ondersteunen. Veel van de welvaartsgroei kwam voort uit de stijging van de waarde van vastgoed. Voor de financiële crisis van 2008 was er duidelijk sprake van een vastgoedbubbel in veel landen; zelfs nu is er misschien nog geen algehele ‘correctie’ geweest. De groei van de waarde kan ook een concurrentie onder de rijken om ‘positionele’ goederen representeren; een huis aan het strand of een appartement aan New York’s Fifth Avenue.
Soms correspondeert een stijging in gemeten financiële rijkdom met niet veel anders dan een verschuiving van ‘ongemeten’ rijkdom naar gemeten rijkdom; verschuivingen die in realiteit een verslechtering kunnen weerspiegelen in de algehele economische prestaties. Als de monopoliekracht groter wordt of als firma’s (zoals banken) betere methodes ontwikkelen om gewone klanten te exploiteren zal dit zich uiten als hogere winsten; en wanneer deze te gelde gemaakt worden als een vergroting van de financiële rijkdom.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Maar als dit gebeurt verminderen het welbevinden van de maatschappij en de economische efficiency natuurlijk, zelfs als de gemeten rijkdom stijgt. We houden simpelweg geen rekening met de afname van de waarde van menselijk kapitaal; de welvaart van de arbeiders.
Bovendien groeit de gemeten rijkdom in de financiële sector als banken er succesvol in zijn om hun politieke invloed aan te wenden om verliezen op de maatschappij af te wenden en steeds meer van hun op dubieuze wijze verkregen winsten te behouden. We meten niet de corresponderende vermindering van de welvaart van de belastingbetaler. Als bedrijven de overheid eveneens overtuigen om teveel te betalen voor hun producten (zoals de grote farmaceutische bedrijven gelukt is), of toegang krijgen tot openbare diensten tegen prijzen onder de marktwaarde (zoals mijnbedrijven gelukt is), dan groeit de gerapporteerde financiële rijkdom alhoewel de daling in welvaart van gewone burgers niet gerapporteerd wordt.
Wat we tot nu toe gezien hebben (stagnatie van lonen en een groeiende ongelijkheid, zelfs terwijl de rijkdom stijgt) reflecteert niet de werking van een normale markteconomie, maar van wat ik ‘ersatz-kapitalisme’ noem. Het probleem ligt er wellicht niet in hoe markten werken of zouden moeten werken, maar in ons politieke systeem dat erin heeft gefaald om te verzekeren dat markten concurrerend zijn en dat regels heeft ontworpen die vertekende markten in stand houden waarin de bedrijven en rijken alle anderen kunnen exploiteren (en dit helaas ook doen).
Markten bestaan natuurlijk niet in een vacuüm. Er moeten spelregels zijn en deze worden vastgesteld door politieke processen. Hoge niveaus van economische ongelijkheid in landen zoals de VS, en in steeds meer landen die zijn economische model hebben gevolgd, leiden tot politieke ongelijkheid. In zo een systeem worden de kansen voor economische ontwikkeling ook ongelijk, wat lage niveaus van sociale mobiliteit tot gevolg heeft.
Dus de voorspelling van Piketty van nog grotere ongelijkheidsniveaus weerspiegelt niet de onverbiddelijke wetten van de economie. Simpele veranderingen zoals hogere belastingen op kapitaalopbrengsten en erfenissen, grotere uitgaves om de toegang tot onderwijs te vergroten, een strenge handhaving van antitrustwetten, hervormingen van het bedrijfstoezicht die de lonen aan leidinggevenden vastleggen en financiële regels die de mogelijkheden van banken inperken om de rest van de maatschappij te exploiteren, zouden de ongelijkheid verminderen en de kansengelijkheid opmerkelijk vergroten.
Als we de spelregels in orde maken zouden we misschien zelfs de snelle en gedeelde economische groei kunnen herstellen die de middenklasse-maatschappijen van midden 20e eeuw karakteriseerden. De hoofdvraag waar we nu mee geconfronteerd worden gaat niet over het kapitaal in de 21e eeuw, maar over de democratie in de 21e eeuw.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Since Plato’s Republic 2,300 years ago, philosophers have understood the process by which demagogues come to power in free and fair elections, only to overthrow democracy and establish tyrannical rule. The process is straightforward, and we have now just watched it play out.
observes that philosophers since Plato have understood how tyrants come to power in free elections.
Despite being a criminal, a charlatan, and an aspiring dictator, Donald Trump has won not only the Electoral College, but also the popular vote – a feat he did not achieve in 2016 or 2020. A nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians are to blame.
points the finger at a nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians.
NEW YORK – De ontvangst van Thomas Piketty’s recente boek Capital in the Twenty-First Century in de Verenigde Staten en in andere geavanceerde economieën getuigt van de stijgende zorg over de groeiende ongelijkheid. Zijn boek geeft nog meer gewicht aan het al overweldigende bewijs dat het inkomen en rijkdom aan de top steeds verder omhoog schiet.
Bovendien biedt Piketty’s boek een ander perspectief op de ongeveer dertig jaar die volgden op de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog, waarbij hij deze periode als een historische anomalie beschouwt, eventueel veroorzaakt door de ongebruikelijke sociale cohesie die cataclysmische gebeurtenissen kunnen veroorzaken. In dat tijdperk van snelle economische groei werd de welvaart breed gedeeld, waarbij alle groepen erop vooruit gingen, maar waar die aan onderkant een grotere percentuele vooruitgang maakten.
Piketty werpt ook een nieuw licht op de ‘hervormingen’ die in de jaren 80 door Ronald Reagan en Margaret Thatcher werden verkocht als aanjagers van groei waar iedereen van zou profiteren. Hun hervormingen werden gevolgd door een langzamere groei en een verhoogde mondiale instabiliteit en de groei die er al was bevoordeelde vooral de mensen aan de top.
Maar het werk van Piketty werpt ook fundamentele vragen op over zowel de economische theorie als de toekomst van het kapitalisme. Hij noteert grote verhogingen in de welvaart/productie ratio. In de standaardtheorie zouden zulke verhogingen geassocieerd worden met een daling in de kapitaalopbrengsten en een verhoging van de lonen. Maar op dit moment lijken de kapitaalopbrengsten niet te zijn gedaald, alhoewel de lonen dat wel zijn. (In de VS bijvoorbeeld zijn de gemiddelde lonen de laatste veertig jaar gestagneerd.)
De meest voor de hand liggende verklaring is dat de stijging van in geld gemeten rijkdom niet correspondeert met een stijging van productief kapitaal, en de data lijken deze interpretatie te ondersteunen. Veel van de welvaartsgroei kwam voort uit de stijging van de waarde van vastgoed. Voor de financiële crisis van 2008 was er duidelijk sprake van een vastgoedbubbel in veel landen; zelfs nu is er misschien nog geen algehele ‘correctie’ geweest. De groei van de waarde kan ook een concurrentie onder de rijken om ‘positionele’ goederen representeren; een huis aan het strand of een appartement aan New York’s Fifth Avenue.
Soms correspondeert een stijging in gemeten financiële rijkdom met niet veel anders dan een verschuiving van ‘ongemeten’ rijkdom naar gemeten rijkdom; verschuivingen die in realiteit een verslechtering kunnen weerspiegelen in de algehele economische prestaties. Als de monopoliekracht groter wordt of als firma’s (zoals banken) betere methodes ontwikkelen om gewone klanten te exploiteren zal dit zich uiten als hogere winsten; en wanneer deze te gelde gemaakt worden als een vergroting van de financiële rijkdom.
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Maar als dit gebeurt verminderen het welbevinden van de maatschappij en de economische efficiency natuurlijk, zelfs als de gemeten rijkdom stijgt. We houden simpelweg geen rekening met de afname van de waarde van menselijk kapitaal; de welvaart van de arbeiders.
Bovendien groeit de gemeten rijkdom in de financiële sector als banken er succesvol in zijn om hun politieke invloed aan te wenden om verliezen op de maatschappij af te wenden en steeds meer van hun op dubieuze wijze verkregen winsten te behouden. We meten niet de corresponderende vermindering van de welvaart van de belastingbetaler. Als bedrijven de overheid eveneens overtuigen om teveel te betalen voor hun producten (zoals de grote farmaceutische bedrijven gelukt is), of toegang krijgen tot openbare diensten tegen prijzen onder de marktwaarde (zoals mijnbedrijven gelukt is), dan groeit de gerapporteerde financiële rijkdom alhoewel de daling in welvaart van gewone burgers niet gerapporteerd wordt.
Wat we tot nu toe gezien hebben (stagnatie van lonen en een groeiende ongelijkheid, zelfs terwijl de rijkdom stijgt) reflecteert niet de werking van een normale markteconomie, maar van wat ik ‘ersatz-kapitalisme’ noem. Het probleem ligt er wellicht niet in hoe markten werken of zouden moeten werken, maar in ons politieke systeem dat erin heeft gefaald om te verzekeren dat markten concurrerend zijn en dat regels heeft ontworpen die vertekende markten in stand houden waarin de bedrijven en rijken alle anderen kunnen exploiteren (en dit helaas ook doen).
Markten bestaan natuurlijk niet in een vacuüm. Er moeten spelregels zijn en deze worden vastgesteld door politieke processen. Hoge niveaus van economische ongelijkheid in landen zoals de VS, en in steeds meer landen die zijn economische model hebben gevolgd, leiden tot politieke ongelijkheid. In zo een systeem worden de kansen voor economische ontwikkeling ook ongelijk, wat lage niveaus van sociale mobiliteit tot gevolg heeft.
Dus de voorspelling van Piketty van nog grotere ongelijkheidsniveaus weerspiegelt niet de onverbiddelijke wetten van de economie. Simpele veranderingen zoals hogere belastingen op kapitaalopbrengsten en erfenissen, grotere uitgaves om de toegang tot onderwijs te vergroten, een strenge handhaving van antitrustwetten, hervormingen van het bedrijfstoezicht die de lonen aan leidinggevenden vastleggen en financiële regels die de mogelijkheden van banken inperken om de rest van de maatschappij te exploiteren, zouden de ongelijkheid verminderen en de kansengelijkheid opmerkelijk vergroten.
Als we de spelregels in orde maken zouden we misschien zelfs de snelle en gedeelde economische groei kunnen herstellen die de middenklasse-maatschappijen van midden 20e eeuw karakteriseerden. De hoofdvraag waar we nu mee geconfronteerd worden gaat niet over het kapitaal in de 21e eeuw, maar over de democratie in de 21e eeuw.
Vertaling: Melle Trap