NAIROBI – Er wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van de groene waterstofindustrie in Afrika, met name in het Tsau Khaeb National Park in Namibië. In mei ondertekende de Namibische regering een haalbaarheids- en implementatieovereenkomst met Hyphen Hydrogen Energy voor een project voor de productie en levering van groene waterstof in de buurt van de kustplaats Lüderitz. In juni stemde de regering ermee in om een belang van 24 procent te nemen in het tien miljard dollar kostende project, waarvan de waarde bijna gelijk is aan het bbp van Namibië.
Als het project volledig operationeel is, zal het naar verwachting 350.000 ton groene waterstof per jaar produceren en drieduizend vaste banen creëren (naast vijftienduizend tijdelijke banen in de bouw). Het zou Namibië kunnen positioneren als een belangrijke producent van goedkope groene waterstof. Maar er blijven belangrijke vragen over de lokale waardetoevoeging van het project en hoe de creatie van een nieuwe winningsindustrie kan worden vermeden.
Decennialang hebben Afrikaanse landen miljarden dollars geïnvesteerd in energiesystemen die werken op fossiele brandstoffen, en toch hebben zeshonderd miljoen mensen op het continent nog steeds geen toegang tot elektriciteit. Zelfs nu de opwarming van de Aarde ecosystemen vernietigt, de voedselzekerheid ondermijnt en de waterschaarste verergert, is Afrika nog steeds sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen; hernieuwbare energiebronnen zijn slechts goed voor ongeveer 21 procent van de elektriciteitsopwekking. Maar door de snel escalerende klimaatcrisis is het dringend nodig om het energiesysteem van het continent af te wenden van olie en gas.
Een snelle uitrol van hernieuwbare energie kan een ommekeer teweegbrengen en Afrika helpen het hoofd te bieden aan de dubbele uitdaging van klimaatverandering en onderontwikkeling. Maar om iedereen toegang te geven tot elektriciteit, moeten dergelijke systemen milieuvriendelijk en sociaal inclusief zijn. Ironisch genoeg betekent de beperkte energie-infrastructuur van het continent dat Afrikaanse landen fossiele brandstoffen kunnen overslaan (om zo te voorkomen dat hun activa vastlopen terwijl de wereld overschakelt op hernieuwbare energie) en een groene economie kunnen opbouwen, die is gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen en is ontworpen om aan hun behoeften te voldoen.
Goedkope groene waterstof kan de toegang tot energie op het continent uitbreiden en de transitie naar hernieuwbare energie versnellen. En door lokale waardeketens te creëren, groene banen te genereren, en technologie en kennis over te dragen, kan het ook enorm bijdragen aan de ontwikkeling van de producerende landen.
Maar om deze voordelen te benutten, moet de ontwikkeling van groene waterstof in Afrika in de eerste plaats de Afrikaanse belangen dienen. Dat betekent dat de processen en het beleid voor het genereren en gebruiken van groene waterstof moeten voldoen aan de normen die zijn vastgelegd in de Sustainable Development Goals, de ambitieuze mondiale doelstellingen die in 2015 door de Verenigde Naties zijn geïntroduceerd. Ze moeten ook voldoen aan de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs en de Agenda 2063 van de Afrikaanse Unie.
Dergelijke projecten moeten ook de integriteit van ecosystemen in stand houden, fatsoenlijk werk en economische welvaart bevorderen, sociale inclusie en cohesie stimuleren en de mensenrechten respecteren. Cruciaal is dat deze doelstellingen alleen kunnen worden bereikt door een brede publieke acceptatie: de vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming en participatie van mogelijk getroffen gemeenschappen.
Goed bestuur en transparantie bij de ontwikkeling van groene waterstof kunnen de machtsverhoudingen tussen de ontwikkelde wereld en de Afrikaanse landen veranderen. In plaats van in de val van het ‘groene kolonialisme’ te trappen, zouden deze landen gelijkwaardige partnerschappen kunnen opbouwen waarin kwesties als gelijkheid en eigendom, inclusie, concurrentie om hulpbronnen en ontheemding van de bevolking rechtstreeks worden aangepakt.
Groene waterstofprojecten brengen zeker aanzienlijke risico’s met zich mee. De belangrijkste risico’s zijn conflicten over landgebruik, gedwongen herhuisvesting, onteigening en andere potentiële mensenrechtenschendingen. Er zijn ook milieuzorgen, zoals het feit dat voor de productie grote hoeveelheden zoet waternodig zijn. Aangezien één op de drie Afrikanen te maken heeft met waterschaarste, kan de ontwikkeling van deze energiebron het probleem verergeren en zelfs conflicten veroorzaken of verergeren, vooral in de droogste regio’s van Afrika.
Bovendien kunnen grootschalige installaties en exportinfrastructuur kwetsbare ecosystemen beschadigen, beschermde gebieden vernietigen en het leven in zee in gevaar brengen. Dit geldt vooral als ontzilt zeewater wordt gebruikt voor de productie van waterstof en het pekelwater onbehandeld in plaatselijke waterlichamen terechtkomt.
Maar de grootste zorg is dat de groene waterstof die in Afrika wordt geproduceerd naar elders kan worden geëxporteerd. Dit zou het doel van het ontwikkelen van hernieuwbare energiecapaciteit op het continent tenietdoen. In plaats van de toegang tot elektriciteit uit te breiden en de klimaatbestendigheid te vergroten, zou deze nieuwe industrie slechts de laatste zijn in een lange reeks van onrechtvaardigheden op het gebied van energie. Bovendien zou het verspilling zijn: het omzetten van waterstof in derivaten zoals ammoniak – die geschikter zijn voor transport – kan resulteren in 13 tot 25 procent energieverlies, terwijl het transport zelf een hoge energie-input vereist.
Groene waterstof kan economische groei en welvaart voor de producerende landen bevorderen. Maar om het potentieel van een waterstofeconomie te realiseren, moeten Afrikaanse leiders ervoor zorgen dat de industrie gestructureerd wordt om een rechtvaardige energietransitie op het continent te bewerkstelligen en de behoeften van lokale gemeenschappen te dienen, niet buitenlandse belangen.
Vertaling: Menno Grootveld
NAIROBI – Er wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van de groene waterstofindustrie in Afrika, met name in het Tsau Khaeb National Park in Namibië. In mei ondertekende de Namibische regering een haalbaarheids- en implementatieovereenkomst met Hyphen Hydrogen Energy voor een project voor de productie en levering van groene waterstof in de buurt van de kustplaats Lüderitz. In juni stemde de regering ermee in om een belang van 24 procent te nemen in het tien miljard dollar kostende project, waarvan de waarde bijna gelijk is aan het bbp van Namibië.
Als het project volledig operationeel is, zal het naar verwachting 350.000 ton groene waterstof per jaar produceren en drieduizend vaste banen creëren (naast vijftienduizend tijdelijke banen in de bouw). Het zou Namibië kunnen positioneren als een belangrijke producent van goedkope groene waterstof. Maar er blijven belangrijke vragen over de lokale waardetoevoeging van het project en hoe de creatie van een nieuwe winningsindustrie kan worden vermeden.
Decennialang hebben Afrikaanse landen miljarden dollars geïnvesteerd in energiesystemen die werken op fossiele brandstoffen, en toch hebben zeshonderd miljoen mensen op het continent nog steeds geen toegang tot elektriciteit. Zelfs nu de opwarming van de Aarde ecosystemen vernietigt, de voedselzekerheid ondermijnt en de waterschaarste verergert, is Afrika nog steeds sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen; hernieuwbare energiebronnen zijn slechts goed voor ongeveer 21 procent van de elektriciteitsopwekking. Maar door de snel escalerende klimaatcrisis is het dringend nodig om het energiesysteem van het continent af te wenden van olie en gas.
Een snelle uitrol van hernieuwbare energie kan een ommekeer teweegbrengen en Afrika helpen het hoofd te bieden aan de dubbele uitdaging van klimaatverandering en onderontwikkeling. Maar om iedereen toegang te geven tot elektriciteit, moeten dergelijke systemen milieuvriendelijk en sociaal inclusief zijn. Ironisch genoeg betekent de beperkte energie-infrastructuur van het continent dat Afrikaanse landen fossiele brandstoffen kunnen overslaan (om zo te voorkomen dat hun activa vastlopen terwijl de wereld overschakelt op hernieuwbare energie) en een groene economie kunnen opbouwen, die is gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen en is ontworpen om aan hun behoeften te voldoen.
Goedkope groene waterstof kan de toegang tot energie op het continent uitbreiden en de transitie naar hernieuwbare energie versnellen. En door lokale waardeketens te creëren, groene banen te genereren, en technologie en kennis over te dragen, kan het ook enorm bijdragen aan de ontwikkeling van de producerende landen.
Maar om deze voordelen te benutten, moet de ontwikkeling van groene waterstof in Afrika in de eerste plaats de Afrikaanse belangen dienen. Dat betekent dat de processen en het beleid voor het genereren en gebruiken van groene waterstof moeten voldoen aan de normen die zijn vastgelegd in de Sustainable Development Goals, de ambitieuze mondiale doelstellingen die in 2015 door de Verenigde Naties zijn geïntroduceerd. Ze moeten ook voldoen aan de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs en de Agenda 2063 van de Afrikaanse Unie.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Dergelijke projecten moeten ook de integriteit van ecosystemen in stand houden, fatsoenlijk werk en economische welvaart bevorderen, sociale inclusie en cohesie stimuleren en de mensenrechten respecteren. Cruciaal is dat deze doelstellingen alleen kunnen worden bereikt door een brede publieke acceptatie: de vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming en participatie van mogelijk getroffen gemeenschappen.
Goed bestuur en transparantie bij de ontwikkeling van groene waterstof kunnen de machtsverhoudingen tussen de ontwikkelde wereld en de Afrikaanse landen veranderen. In plaats van in de val van het ‘groene kolonialisme’ te trappen, zouden deze landen gelijkwaardige partnerschappen kunnen opbouwen waarin kwesties als gelijkheid en eigendom, inclusie, concurrentie om hulpbronnen en ontheemding van de bevolking rechtstreeks worden aangepakt.
Groene waterstofprojecten brengen zeker aanzienlijke risico’s met zich mee. De belangrijkste risico’s zijn conflicten over landgebruik, gedwongen herhuisvesting, onteigening en andere potentiële mensenrechtenschendingen. Er zijn ook milieuzorgen, zoals het feit dat voor de productie grote hoeveelheden zoet waternodig zijn. Aangezien één op de drie Afrikanen te maken heeft met waterschaarste, kan de ontwikkeling van deze energiebron het probleem verergeren en zelfs conflicten veroorzaken of verergeren, vooral in de droogste regio’s van Afrika.
Bovendien kunnen grootschalige installaties en exportinfrastructuur kwetsbare ecosystemen beschadigen, beschermde gebieden vernietigen en het leven in zee in gevaar brengen. Dit geldt vooral als ontzilt zeewater wordt gebruikt voor de productie van waterstof en het pekelwater onbehandeld in plaatselijke waterlichamen terechtkomt.
Maar de grootste zorg is dat de groene waterstof die in Afrika wordt geproduceerd naar elders kan worden geëxporteerd. Dit zou het doel van het ontwikkelen van hernieuwbare energiecapaciteit op het continent tenietdoen. In plaats van de toegang tot elektriciteit uit te breiden en de klimaatbestendigheid te vergroten, zou deze nieuwe industrie slechts de laatste zijn in een lange reeks van onrechtvaardigheden op het gebied van energie. Bovendien zou het verspilling zijn: het omzetten van waterstof in derivaten zoals ammoniak – die geschikter zijn voor transport – kan resulteren in 13 tot 25 procent energieverlies, terwijl het transport zelf een hoge energie-input vereist.
Groene waterstof kan economische groei en welvaart voor de producerende landen bevorderen. Maar om het potentieel van een waterstofeconomie te realiseren, moeten Afrikaanse leiders ervoor zorgen dat de industrie gestructureerd wordt om een rechtvaardige energietransitie op het continent te bewerkstelligen en de behoeften van lokale gemeenschappen te dienen, niet buitenlandse belangen.
Vertaling: Menno Grootveld