POTSDAM – Wat is het volgende punt op de mondiale klimaatagenda? De conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP26), die dit jaar in Glasgow is gehouden, is zeker niet mislukt, maar was ook geen groot succes. Hoewel de wereldleiders een aantal veelbelovende nieuwe afspraken over streefcijfers hebben gemaakt, wordt de mondiale uitstoot van broeikasgassen tot dusver niet teruggedrongen in het tempo dat we nodig hebben. En hoewel de klimaatbeloften van sommige landen zijn aangescherpt, is het gebrek aan concrete maatregelen om die beloften na te komen een echte zorg. We zien nog steeds een gapende beleidskloof.
De klimaatwetenschap toont duidelijk aan dat toekomstige welvaart en rechtvaardigheid slechts in één richting liggen: die van een natuurpositieve, koolstofvrije wereldeconomie. Na de extreme weersomstandigheden van dit jaar en de messcherpe, wetenschappelijk onderbouwde boodschappen in het zesde evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering hebben we geen bevestiging van de feiten meer nodig. De wereld wordt geconfronteerd met enorme bedreigingen voor de biodiversiteit en de natuur. Om op koers te blijven en tegen 2050 koolstofneutraliteit te bereiken, moeten we de uitstoot vóór 2030 aanzienlijk verminderen.
Veel beleidsmakers blijven aarzelen en vrezen dat klimaatmaatregelen het bedrijfsleven zullen belasten. Maar veel topleiders uit het bedrijfsleven zetten hun ondernemingen steeds vaker op een duurzamer koers. De overgrote meerderheid van hen heeft de bevindingen van de klimaatwetenschap aanvaard, en is de fase van ontkenning en aarzeling voorbij. Deze bredere trend was duidelijk te zien in Glasgow, waar topmanagers van veel van ʼs werelds grootste bedrijven aanwezig waren.
In de aanloop naar COP26 interviewden we leidinggevenden van meer dan twintig Duitse topbedrijven (waaronder BASF, Daimler, Deutsche Bank, Deutsche Telekom, Lufthansa en Siemens), en onderzochten we hun respectieve duurzaamheidsstrategieën. Een van onze belangrijkste bevindingen was dat negen van de tien Duitse CEOʼs duurzaamheid de komende vijf jaar minstens even belangrijk vinden als digitalisering.
Dit is een opvallende verandering, en het zijn niet alleen goedkope woorden. Gemiddeld willen de bedrijven die aan de studie deelnamen al in 2035 klimaatneutraliteit bereiken, niet alleen op hun fabrieksterreinen maar in hun hele mondiale waardeketen. Leiders uit het Duitse bedrijfsleven maken zich geen illusies dat dit makkelijk zal zijn; de meesten erkennen dat zij de daad nog bij het woord zullen moeten voegen. Niettemin is duurzaamheid duidelijk bovenaan de agenda van de CEOʼs komen te staan en heeft dit thema COVID-19 verdrongen als het belangrijkste onderwerp.
Ons onderzoek suggereert dat er een nieuw verhaal is ontstaan in het Duitse bedrijfsleven. Bedrijven beschouwen een robuuste duurzaamheidsstrategie nu als noodzakelijk voor het behoud van hun ʻlicense to operate.ʼ Meer bedrijven beginnen in te zien dat duurzaamheid zakelijke kansen biedt. En meer CEOʼs nemen hun persoonlijke verantwoordelijkheid, door nieuwe mechanismen voor corporate governance in te voeren en duurzaamheidsdoelstellingen op te nemen in de beloning van de raad van bestuur.
In de context van de bredere klimaatuitdaging vormt Duitsland een bijzonder interessante casestudy. Met zijn sterk geïndustrialiseerde economie wil Duitsland een pionier worden op het gebied van decarbonisatie, zonder zijn internationale concurrentiepositie te verliezen. Vanuit het oogpunt van de gemiddelde Duitse CEO wordt vooruitgang niet tegengehouden door een gebrek aan groene technologieën of steun van de belangrijkste belanghebbenden, maar door de nog steeds hoge aanloopkosten. Voor 60 procent van de ondervraagden staan duurzaamheid en winstgevendheid nog steeds op gespannen voet met elkaar. Toch werpen veel bestaande duurzaamheidsprojecten al vruchten af, en zullen de kosten blijven dalen naarmate de mogelijkheden toenemen om de verkoop van duurzame producten uit te breiden.
Om de manier waarop bedrijven werken te veranderen, zijn drie soorten actie nodig. In de eerste plaats moeten zij dringend hun negatieve voetafdruk op de planeet en de samenleving verkleinen door een einde te maken aan hun overmatig gebruik en vernietiging van natuurlijke hulpbronnen. In de tweede plaats moeten zij hun positieve handafdruk vergroten door middel van systeembrede, doelgerichte (in plaats van uitsluitend op winst gerichte) bedrijfsstrategieën, teneinde veerkracht op te bouwen en bij te dragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen.
En in de derde plaats moeten zij een hartafdruk maken en de steun van alle belanghebbenden verwerven. Hier kunnen we allemaal invloed uitoefenen, door als consument ons gedrag te veranderen, door als kiezer gedurfd beleid te steunen, door als wetenschapper nieuwe kennis te creëren, en door als beleidsmakers zinvolle stimulansen en kaders vast te stellen.
De Duitse bedrijven die we hebben onderzocht, bieden goede voorbeelden van duurzame bedrijfsactiviteiten. Sommige van hen gebruiken ʻgroene digitale tweelingenʼ bij hun productontwikkeling, om de klimaateffecten van een product te kwantificeren nog voordat een prototype is gebouwd. Andere brengen verslag uit over hun ʻproductvoetafdrukʼ om leveranciers en klanten transparantie te bieden over emissies, en weloverwogen keuzes tussen alternatieven mogelijk te maken. Veel bedrijven werken sectoroverschrijdend samen om duurzame projecten uit te voeren en te financieren. En verschillende grote Duitse bedrijven leiden werknemers op tot ʻduurzaamheidsambassadeursʼ die anderen kunnen laten zien hoe soortgelijke strategieën kunnen worden gevolgd.
Dergelijke modellen moeten zich snel verspreiden, want de overgang naar een veiligere, gezondere, duurzame wereld verloopt niet van een leien dakje. De wereldeconomie wordt nog steeds bepaald door verkeerd afgestemde stimuleringsmaatregelen die het winstgevend maken om het klimaat en de biosfeer te vervuilen, te vernietigen en te destabiliseren. We hebben dringend behoefte aan op de klimaatwetenschap afgestemd beleid dat een nieuw kader biedt voor het bedrijfsleven. COP26 heeft dit niet opgeleverd – en zal dit waarschijnlijk ook nooit kunnen doen. Er zullen bijkomende formules nodig zijn, te beginnen met de G7-top in Duitsland in 2022. De EU zou zich kunnen aansluiten bij de VS-China-verklaring in Glasgow en zelfs een op de wetenschap gebaseerde ʻklimaat-G3ʼ kunnen vormen.
Maar er zijn ook meer bedrijven nodig die het op zich nemen om wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen vast te stellen. Dit geldt niet alleen voor het terugdringen van koolstofdioxide-emissies, maar ook voor het behoud van andere beperkte hulpbronnen, met name water, biodiversiteit, voedsel en bodem.
De uitdagingen die voor ons liggen, zijn immens, maar de kansen ook. We bevinden ons momenteel in een fase van versnelling, omdat we ons nog maar net bewust zijn van de urgentie van het probleem. Het koolstofbudget om in lijn te blijven met een opwarming van de aarde van niet meer dan 1,5° Celsius zal (bij het huidige emissietempo) hoogstens tot het einde van dit decennium meegaan. We moeten nu beginnen met het terugdringen van de uitstoot, in alle sectoren en op alle niveaus.
Zoals uit onze studie blijkt, scharen leiders uit het bedrijfsleven zich achter de wetenschap en tonen zij zich bereid hun activiteiten te transformeren. De vraag is nu of beleidsmakers het noodzakelijke kader kunnen bieden om een veilige toekomst voor iedereen te garanderen.
Vertaling: Menno Grootveld
POTSDAM – Wat is het volgende punt op de mondiale klimaatagenda? De conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP26), die dit jaar in Glasgow is gehouden, is zeker niet mislukt, maar was ook geen groot succes. Hoewel de wereldleiders een aantal veelbelovende nieuwe afspraken over streefcijfers hebben gemaakt, wordt de mondiale uitstoot van broeikasgassen tot dusver niet teruggedrongen in het tempo dat we nodig hebben. En hoewel de klimaatbeloften van sommige landen zijn aangescherpt, is het gebrek aan concrete maatregelen om die beloften na te komen een echte zorg. We zien nog steeds een gapende beleidskloof.
De klimaatwetenschap toont duidelijk aan dat toekomstige welvaart en rechtvaardigheid slechts in één richting liggen: die van een natuurpositieve, koolstofvrije wereldeconomie. Na de extreme weersomstandigheden van dit jaar en de messcherpe, wetenschappelijk onderbouwde boodschappen in het zesde evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering hebben we geen bevestiging van de feiten meer nodig. De wereld wordt geconfronteerd met enorme bedreigingen voor de biodiversiteit en de natuur. Om op koers te blijven en tegen 2050 koolstofneutraliteit te bereiken, moeten we de uitstoot vóór 2030 aanzienlijk verminderen.
Veel beleidsmakers blijven aarzelen en vrezen dat klimaatmaatregelen het bedrijfsleven zullen belasten. Maar veel topleiders uit het bedrijfsleven zetten hun ondernemingen steeds vaker op een duurzamer koers. De overgrote meerderheid van hen heeft de bevindingen van de klimaatwetenschap aanvaard, en is de fase van ontkenning en aarzeling voorbij. Deze bredere trend was duidelijk te zien in Glasgow, waar topmanagers van veel van ʼs werelds grootste bedrijven aanwezig waren.
In de aanloop naar COP26 interviewden we leidinggevenden van meer dan twintig Duitse topbedrijven (waaronder BASF, Daimler, Deutsche Bank, Deutsche Telekom, Lufthansa en Siemens), en onderzochten we hun respectieve duurzaamheidsstrategieën. Een van onze belangrijkste bevindingen was dat negen van de tien Duitse CEOʼs duurzaamheid de komende vijf jaar minstens even belangrijk vinden als digitalisering.
Dit is een opvallende verandering, en het zijn niet alleen goedkope woorden. Gemiddeld willen de bedrijven die aan de studie deelnamen al in 2035 klimaatneutraliteit bereiken, niet alleen op hun fabrieksterreinen maar in hun hele mondiale waardeketen. Leiders uit het Duitse bedrijfsleven maken zich geen illusies dat dit makkelijk zal zijn; de meesten erkennen dat zij de daad nog bij het woord zullen moeten voegen. Niettemin is duurzaamheid duidelijk bovenaan de agenda van de CEOʼs komen te staan en heeft dit thema COVID-19 verdrongen als het belangrijkste onderwerp.
Ons onderzoek suggereert dat er een nieuw verhaal is ontstaan in het Duitse bedrijfsleven. Bedrijven beschouwen een robuuste duurzaamheidsstrategie nu als noodzakelijk voor het behoud van hun ʻlicense to operate.ʼ Meer bedrijven beginnen in te zien dat duurzaamheid zakelijke kansen biedt. En meer CEOʼs nemen hun persoonlijke verantwoordelijkheid, door nieuwe mechanismen voor corporate governance in te voeren en duurzaamheidsdoelstellingen op te nemen in de beloning van de raad van bestuur.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
In de context van de bredere klimaatuitdaging vormt Duitsland een bijzonder interessante casestudy. Met zijn sterk geïndustrialiseerde economie wil Duitsland een pionier worden op het gebied van decarbonisatie, zonder zijn internationale concurrentiepositie te verliezen. Vanuit het oogpunt van de gemiddelde Duitse CEO wordt vooruitgang niet tegengehouden door een gebrek aan groene technologieën of steun van de belangrijkste belanghebbenden, maar door de nog steeds hoge aanloopkosten. Voor 60 procent van de ondervraagden staan duurzaamheid en winstgevendheid nog steeds op gespannen voet met elkaar. Toch werpen veel bestaande duurzaamheidsprojecten al vruchten af, en zullen de kosten blijven dalen naarmate de mogelijkheden toenemen om de verkoop van duurzame producten uit te breiden.
Om de manier waarop bedrijven werken te veranderen, zijn drie soorten actie nodig. In de eerste plaats moeten zij dringend hun negatieve voetafdruk op de planeet en de samenleving verkleinen door een einde te maken aan hun overmatig gebruik en vernietiging van natuurlijke hulpbronnen. In de tweede plaats moeten zij hun positieve handafdruk vergroten door middel van systeembrede, doelgerichte (in plaats van uitsluitend op winst gerichte) bedrijfsstrategieën, teneinde veerkracht op te bouwen en bij te dragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen.
En in de derde plaats moeten zij een hartafdruk maken en de steun van alle belanghebbenden verwerven. Hier kunnen we allemaal invloed uitoefenen, door als consument ons gedrag te veranderen, door als kiezer gedurfd beleid te steunen, door als wetenschapper nieuwe kennis te creëren, en door als beleidsmakers zinvolle stimulansen en kaders vast te stellen.
De Duitse bedrijven die we hebben onderzocht, bieden goede voorbeelden van duurzame bedrijfsactiviteiten. Sommige van hen gebruiken ʻgroene digitale tweelingenʼ bij hun productontwikkeling, om de klimaateffecten van een product te kwantificeren nog voordat een prototype is gebouwd. Andere brengen verslag uit over hun ʻproductvoetafdrukʼ om leveranciers en klanten transparantie te bieden over emissies, en weloverwogen keuzes tussen alternatieven mogelijk te maken. Veel bedrijven werken sectoroverschrijdend samen om duurzame projecten uit te voeren en te financieren. En verschillende grote Duitse bedrijven leiden werknemers op tot ʻduurzaamheidsambassadeursʼ die anderen kunnen laten zien hoe soortgelijke strategieën kunnen worden gevolgd.
Dergelijke modellen moeten zich snel verspreiden, want de overgang naar een veiligere, gezondere, duurzame wereld verloopt niet van een leien dakje. De wereldeconomie wordt nog steeds bepaald door verkeerd afgestemde stimuleringsmaatregelen die het winstgevend maken om het klimaat en de biosfeer te vervuilen, te vernietigen en te destabiliseren. We hebben dringend behoefte aan op de klimaatwetenschap afgestemd beleid dat een nieuw kader biedt voor het bedrijfsleven. COP26 heeft dit niet opgeleverd – en zal dit waarschijnlijk ook nooit kunnen doen. Er zullen bijkomende formules nodig zijn, te beginnen met de G7-top in Duitsland in 2022. De EU zou zich kunnen aansluiten bij de VS-China-verklaring in Glasgow en zelfs een op de wetenschap gebaseerde ʻklimaat-G3ʼ kunnen vormen.
Maar er zijn ook meer bedrijven nodig die het op zich nemen om wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen vast te stellen. Dit geldt niet alleen voor het terugdringen van koolstofdioxide-emissies, maar ook voor het behoud van andere beperkte hulpbronnen, met name water, biodiversiteit, voedsel en bodem.
De uitdagingen die voor ons liggen, zijn immens, maar de kansen ook. We bevinden ons momenteel in een fase van versnelling, omdat we ons nog maar net bewust zijn van de urgentie van het probleem. Het koolstofbudget om in lijn te blijven met een opwarming van de aarde van niet meer dan 1,5° Celsius zal (bij het huidige emissietempo) hoogstens tot het einde van dit decennium meegaan. We moeten nu beginnen met het terugdringen van de uitstoot, in alle sectoren en op alle niveaus.
Zoals uit onze studie blijkt, scharen leiders uit het bedrijfsleven zich achter de wetenschap en tonen zij zich bereid hun activiteiten te transformeren. De vraag is nu of beleidsmakers het noodzakelijke kader kunnen bieden om een veilige toekomst voor iedereen te garanderen.
Vertaling: Menno Grootveld