NAIROBI – De Afrikanen, die in de frontlinie zijn geworpen van een klimaatcrisis die zij niet hebben veroorzaakt, dringen er al lang bij de rijke landen op aan om af te stappen van fossiele brandstoffen en hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Maar in plaats van gehoor te geven aan die oproepen, zijn de rijken verslaafd gebleven aan olie en gas – waarvan, in het geval van Europa, een groot deel afkomstig is uit Rusland. Nu gaan ze nog een stap verder: in hun streven om niet langer afhankelijk te zijn van Russische energie, wenden ʼs werelds rijkste economieën zich tot Afrika.
De afgelopen maanden heeft de Italiaanse premier Mario Draghi zich onvermoeibaar ingezet voor nieuwe gasdeals met Algerije, Angola, Egypte en de Republiek Congo. De sluiting van elke deal – waarvan de voorwaarden ondoorzichtig blijven – werd bijgewoond door de CEO van Eni, het grootste fossiele-brandstoffenbedrijf dat actief is op het Afrikaanse continent. Met andere woorden: Draghi, een overheidsfunctionaris, heeft publieke middelen gebruikt om een Italiaans bedrijf overweldigende particuliere winsten te bezorgen.
Evenzo begon de Duitse bondskanselier Olaf Scholz in mei zijn eerste officiële reis naar Afrika in Senegal, waar hij plannen aankondigde om ʻintensiefʼ energieprojecten na te streven. Er zijn reeds besprekingen begonnen over gaswinning en de productie van vloeibaar aardgas (LNG), waarbij Scholz zich bereid verklaarde technische investeringen aan te bieden in de infrastructuur van de elektriciteitscentrales in Senegal.
Niet alleen degenen die de fossiele brandstoffen van het continent willen importeren, zijn van mening dat Afrika daar meer van uit de bodem zou moeten halen. Mary Robinson, voormalig president van Ierland en Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties, heeft onlangs betoogd dat Afrika zijn enorme aardgasreserves zou moeten exploiteren.
Robinson gelooft dat dit rechtvaardig zou zijn: door de toegang tot energie te verbeteren en de ontwikkeling van het continent te stimuleren, zou de winning van aardgas de honderden miljoenen Afrikanen helpen die tot dusverre door het systeem van fossiele brandstoffen in de steek zijn gelaten. Maar uiteindelijk verschilt wat zij bepleit niet veel van de strategie van Draghi en Scholz: het geld van de Europese belastingbetalers gebruiken om grote bedrijven te helpen de gasexploratie en -exploitatie op Afrikaans grondgebied uit te breiden.
Robinson denkt dat het gas (en de winsten) naar de Afrikanen zullen gaan, maar het is veel waarschijnlijker dat het naar Europa verdwijnt. Zoals de Oegandese klimaatactiviste Vanessa Nakate onlangs opmerkte, is de ontwikkeling van fossiele brandstoffen niets nieuws voor Afrika, en toch is het al heel lang niet gelukt om de energiearmoede te verminderen of welvaart te brengen.
Afrikaanse economieën die afhankelijk zijn van de export van fossiele brandstoffen kennen feitelijk een tragere economische groei – soms wel drie keer zo traag – als economieën met een gediversifieerde economie. In Mozambique hebben buitenlandse bedrijven, onder leiding van Eni en TotalEnergies, bijna dertig miljard dollar geïnvesteerd in de ontwikkeling van offshore aardgasreserves en LNG-capaciteit. Toch heeft zeventig procent van de bevolking nog steeds geen toegang tot elektriciteit.
Het is onaanvaardbaar, om niet te zeggen onrechtvaardig, dat Duitsland en Italië Afrikaanse landen ertoe aanzetten hun beperkte financiële reserves te steken in de ontwikkeling van een industrie voor de winning en uitvoer van fossiele brandstoffen voor Europese consumenten, vooral omdat de Europese vraag binnen enkele jaren zal instorten, nu de investeringen in duurzame energiebronnen op gang beginnen te komen.
Dergelijke investeringen vormen een integraal onderdeel van het plan van de Europese Unie om een einde te maken aan haar afhankelijkheid van Russische energie. De EU streeft er nu naar het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in haar energiemix te verhogen naar veertig procent – of zelfs 45 procent – in 2030, en de totale vraag naar gas zal naar verwachting in 2030 met dertig procent zijn gedaald. Bovendien zijn Duitsland en Italië beide van plan om in de komende dertig jaar een netto-nuluitstoot te bereiken. De nieuwe EU-grensbelasting op koolstof zal de transitie verder versnellen, aangezien die belasting landen bestraft die vast blijven zitten aan fossiele brandstoffen.
Olie- en gasbedrijven zijn zich terdege bewust van de impact die deze verschuiving op hun bedrijfsresultaten zal hebben. Voor hen komt het doel om de productie in Afrika op te voeren neer op een cynische poging om elke druppel winst uit een krimpende bedrijfstak te persen nu het nog kan. Het feit dat zij de Afrikaanse landen met de gestrande activa zullen laten zitten, is voor hen net zo onbelangrijk als hun bijdragen aan de klimaatverandering zijn geweest.
Robinson heeft in één ding gelijk: Afrikanen moeten toegang hebben tot energie om een waardig leven te kunnen leiden. Maar dat is geen reden om te investeren in een systeem dat al heeft gefaald – precies het systeem waarvan Europa zich nu probeert te bevrijden. In plaats daarvan moet Afrika investeren in gedistribueerde hernieuwbare energiesystemen, die ons continent echte welvaart en veiligheid zouden bezorgen, in plaats van ons voedsel te vergiftigen, onze rivieren te vervuilen en onze longen te verstikken ten bate van verre aandeelhouders.
Afrikaanse voorvechters van klimaatrechtvaardigheid zijn er heel duidelijk over dat we een catastrofe op aarde willen voorkomen, net zo goed als we universele toegang tot energie willen garanderen. Helaas lijken de Afrikaanse leiders onze inzet voor beide doelen niet te delen. De Algerijnse president Abdelmadjid Tebboune en de Egyptische president Abdel Fattah el-Sisi hebben hun ontmoeting met westerse leiders niet gebruikt om steun te eisen voor de transitie naar hernieuwbare energie, maar zijn overeengekomen de olie- en gasproductie en -export naar Europa op te voeren. De Senegalese president Macky Sall lijkt erop gebrand zich bij hen aan te sluiten en van Senegal een fossiele-brandstofleverancier voor Europa te maken.
Tijdens eeuwen van koloniale overheersing vroegen wij, als de Europese leiders tegen de Afrikanen zeiden dat ze moesten springen: ʻHoe hoog?ʼ Nu vertellen Duitsland en Italië ons dat we onszelf moeten opzadelen met een infrastructuur voor fossiele brandstoffen die onze economieën weldra zal belasten en ons naar een klimaatramp zal voeren. We moeten reageren met een krachtig ʻneeʼ en in plaats daarvan eisen dat landen als Duitsland en Italië, en leiders als Robinson, ons steunen bij de ontwikkeling en implementatie van hernieuwbare-energiesystemen.
Vertaling: Menno Grootveld
NAIROBI – De Afrikanen, die in de frontlinie zijn geworpen van een klimaatcrisis die zij niet hebben veroorzaakt, dringen er al lang bij de rijke landen op aan om af te stappen van fossiele brandstoffen en hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Maar in plaats van gehoor te geven aan die oproepen, zijn de rijken verslaafd gebleven aan olie en gas – waarvan, in het geval van Europa, een groot deel afkomstig is uit Rusland. Nu gaan ze nog een stap verder: in hun streven om niet langer afhankelijk te zijn van Russische energie, wenden ʼs werelds rijkste economieën zich tot Afrika.
De afgelopen maanden heeft de Italiaanse premier Mario Draghi zich onvermoeibaar ingezet voor nieuwe gasdeals met Algerije, Angola, Egypte en de Republiek Congo. De sluiting van elke deal – waarvan de voorwaarden ondoorzichtig blijven – werd bijgewoond door de CEO van Eni, het grootste fossiele-brandstoffenbedrijf dat actief is op het Afrikaanse continent. Met andere woorden: Draghi, een overheidsfunctionaris, heeft publieke middelen gebruikt om een Italiaans bedrijf overweldigende particuliere winsten te bezorgen.
Evenzo begon de Duitse bondskanselier Olaf Scholz in mei zijn eerste officiële reis naar Afrika in Senegal, waar hij plannen aankondigde om ʻintensiefʼ energieprojecten na te streven. Er zijn reeds besprekingen begonnen over gaswinning en de productie van vloeibaar aardgas (LNG), waarbij Scholz zich bereid verklaarde technische investeringen aan te bieden in de infrastructuur van de elektriciteitscentrales in Senegal.
Niet alleen degenen die de fossiele brandstoffen van het continent willen importeren, zijn van mening dat Afrika daar meer van uit de bodem zou moeten halen. Mary Robinson, voormalig president van Ierland en Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties, heeft onlangs betoogd dat Afrika zijn enorme aardgasreserves zou moeten exploiteren.
Robinson gelooft dat dit rechtvaardig zou zijn: door de toegang tot energie te verbeteren en de ontwikkeling van het continent te stimuleren, zou de winning van aardgas de honderden miljoenen Afrikanen helpen die tot dusverre door het systeem van fossiele brandstoffen in de steek zijn gelaten. Maar uiteindelijk verschilt wat zij bepleit niet veel van de strategie van Draghi en Scholz: het geld van de Europese belastingbetalers gebruiken om grote bedrijven te helpen de gasexploratie en -exploitatie op Afrikaans grondgebied uit te breiden.
Robinson denkt dat het gas (en de winsten) naar de Afrikanen zullen gaan, maar het is veel waarschijnlijker dat het naar Europa verdwijnt. Zoals de Oegandese klimaatactiviste Vanessa Nakate onlangs opmerkte, is de ontwikkeling van fossiele brandstoffen niets nieuws voor Afrika, en toch is het al heel lang niet gelukt om de energiearmoede te verminderen of welvaart te brengen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Afrikaanse economieën die afhankelijk zijn van de export van fossiele brandstoffen kennen feitelijk een tragere economische groei – soms wel drie keer zo traag – als economieën met een gediversifieerde economie. In Mozambique hebben buitenlandse bedrijven, onder leiding van Eni en TotalEnergies, bijna dertig miljard dollar geïnvesteerd in de ontwikkeling van offshore aardgasreserves en LNG-capaciteit. Toch heeft zeventig procent van de bevolking nog steeds geen toegang tot elektriciteit.
Het is onaanvaardbaar, om niet te zeggen onrechtvaardig, dat Duitsland en Italië Afrikaanse landen ertoe aanzetten hun beperkte financiële reserves te steken in de ontwikkeling van een industrie voor de winning en uitvoer van fossiele brandstoffen voor Europese consumenten, vooral omdat de Europese vraag binnen enkele jaren zal instorten, nu de investeringen in duurzame energiebronnen op gang beginnen te komen.
Dergelijke investeringen vormen een integraal onderdeel van het plan van de Europese Unie om een einde te maken aan haar afhankelijkheid van Russische energie. De EU streeft er nu naar het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in haar energiemix te verhogen naar veertig procent – of zelfs 45 procent – in 2030, en de totale vraag naar gas zal naar verwachting in 2030 met dertig procent zijn gedaald. Bovendien zijn Duitsland en Italië beide van plan om in de komende dertig jaar een netto-nuluitstoot te bereiken. De nieuwe EU-grensbelasting op koolstof zal de transitie verder versnellen, aangezien die belasting landen bestraft die vast blijven zitten aan fossiele brandstoffen.
Olie- en gasbedrijven zijn zich terdege bewust van de impact die deze verschuiving op hun bedrijfsresultaten zal hebben. Voor hen komt het doel om de productie in Afrika op te voeren neer op een cynische poging om elke druppel winst uit een krimpende bedrijfstak te persen nu het nog kan. Het feit dat zij de Afrikaanse landen met de gestrande activa zullen laten zitten, is voor hen net zo onbelangrijk als hun bijdragen aan de klimaatverandering zijn geweest.
Robinson heeft in één ding gelijk: Afrikanen moeten toegang hebben tot energie om een waardig leven te kunnen leiden. Maar dat is geen reden om te investeren in een systeem dat al heeft gefaald – precies het systeem waarvan Europa zich nu probeert te bevrijden. In plaats daarvan moet Afrika investeren in gedistribueerde hernieuwbare energiesystemen, die ons continent echte welvaart en veiligheid zouden bezorgen, in plaats van ons voedsel te vergiftigen, onze rivieren te vervuilen en onze longen te verstikken ten bate van verre aandeelhouders.
Afrikaanse voorvechters van klimaatrechtvaardigheid zijn er heel duidelijk over dat we een catastrofe op aarde willen voorkomen, net zo goed als we universele toegang tot energie willen garanderen. Helaas lijken de Afrikaanse leiders onze inzet voor beide doelen niet te delen. De Algerijnse president Abdelmadjid Tebboune en de Egyptische president Abdel Fattah el-Sisi hebben hun ontmoeting met westerse leiders niet gebruikt om steun te eisen voor de transitie naar hernieuwbare energie, maar zijn overeengekomen de olie- en gasproductie en -export naar Europa op te voeren. De Senegalese president Macky Sall lijkt erop gebrand zich bij hen aan te sluiten en van Senegal een fossiele-brandstofleverancier voor Europa te maken.
Tijdens eeuwen van koloniale overheersing vroegen wij, als de Europese leiders tegen de Afrikanen zeiden dat ze moesten springen: ʻHoe hoog?ʼ Nu vertellen Duitsland en Italië ons dat we onszelf moeten opzadelen met een infrastructuur voor fossiele brandstoffen die onze economieën weldra zal belasten en ons naar een klimaatramp zal voeren. We moeten reageren met een krachtig ʻneeʼ en in plaats daarvan eisen dat landen als Duitsland en Italië, en leiders als Robinson, ons steunen bij de ontwikkeling en implementatie van hernieuwbare-energiesystemen.
Vertaling: Menno Grootveld