GENÈVE – Van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne tot de rivaliteit van Amerika met China, hebben tektonische geopolitieke verschuivingen het multilateralisme de afgelopen jaren aan het wankelen gebracht. Hoewel veel van de gevolgen – van stijgende voedsel- en energieprijzen tot de toenemende risico’s van grote conflicten – al uitvoerig zijn besproken, moet er meer aandacht worden besteed aan de implicaties van deze verschuivingen voor de inspanningen om de veelzijdige klimaat- en natuurcrisis aan te pakken.
De geopolitieke veranderingen die we nu meemaken, dreigen de wereldorde in tweeën te splijten. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is het besluit van een groot deel van het Mondiale Zuiden om de grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne vorig jaar te steunen – of in ieder geval te weigeren die te veroordelen – ondanks de inspanningen van het Westen om het Kremlin te isoleren en te straffen.
Bovendien zal de BRICS-groep van grote opkomende economieën (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika) – die altijd heeft geprobeerd alternatieven te creëren voor door het Westen geleide internationale instellingen – mogelijk groeien, aangezien negentien landen interesse hebben getoond om toe te treden. Er wordt ook gesproken over het creëren van een nieuwe BRICS-munt om de wereldwijde dominantie van de Amerikaanse dollar uit te dagen.
Het zou in de beste tijden al moeilijk zijn om gemeenschappelijke doeleinden te formuleren en de gecoördineerde actie op te zetten die nodig is om de klimaat- en natuurcrisis aan te pakken. In een wereld die wordt gekenmerkt door wantrouwen, concurrentie, fiscale beperkingen en uiteenlopende politieke prioriteiten, lijkt dit bijna onmogelijk. En toch, in plaats van bruggen te slaan, maken velen – vooral in het Mondiale Noorden – de verdeeldheid alleen maar groter.
De recente wetgeving van de Europese Unie die de import verbiedt van producten die verband houden met ontbossing is hier een goed voorbeeld van. De wet – die bedrijven die goederen als koffie, rundvlees en soja in de EU verkopen verplicht om verifieerbaar bewijs te leveren dat deze producten niet zijn verbouwd op recent ontbost land – is toegejuicht door groene activisten en Europese politici. Maar de maatregel heeft ook veel kritiek gekregen – en niet alleen van de kant van de agro-industrie die de kosten voor milieuvernietiging wil vermijden. Kort voordat de maatregel werd aangenomen, kwamen de regeringen van Brazilië en Indonesië met een brief, ondertekend door veertien lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie, waarin ze betreurden dat de EU ‘unilaterale wetgeving’ nastreefde in plaats van ‘internationaal engagement.’ Door geen overleg te plegen met de betrokken landen, bedacht de EU ‘dure en onpraktische traceerbaarheids- en geolokalisatievereisten’ voor een ‘onzekere en discriminerende’ lijst van producten.
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Vrijwillige koolstofkredietmarkten en opkomende biodiversiteitskredietmarkten vertonen vergelijkbare gebreken. Critici uit de rijke landen klagen dat deze markten er niet in zijn geslaagd om geloofwaardige ‘extra’ reducties van koolstof in de atmosfeer op te leveren. Schandalen als gevolg van wijdverbreide gebreken in gecertificeerde, op de natuur gebaseerde koolstofkredieten zijn hier een goed voorbeeld van. Leiders uit het Mondiale Zuiden wijzen op hun beurt op de ongelijkheid die hierdoor in stand wordt gehouden, waarbij koolstofkredieten in het Mondiale Zuiden voor slechts vijf tot tien dollar worden gekocht en in Europa voor honderd dollar of meer worden verkocht.
Bovendien wijzen leiders uit ontwikkelingslanden op de terughoudendheid van rijkere landen om het behoud van bestaande bossen te financieren. Op de recente One Forest Summit, die gezamenlijk werd georganiseerd door de Gabonese president Ali Bongo Ondimba en de Franse president Emmanuel Macron, merkte de Gabonese minister van Milieu, Lee White, op dat ‘bossen, als enkele van de belangrijkste koolstofputten ter wereld, potentieel twintig tot dertig procent van de oplossing voor de klimaatverandering vertegenwoordigen.’ Koolstofkredieten kunnen bijdragen aan de financiering van bosbehoud, maar alleen als ze worden gekocht tegen eerlijke en voorspelbare prijzen.
Er zijn relatief eenvoudige manieren om de betrokkenheid te verbeteren en de vooruitgang naar gezamenlijke klimaat- en natuurdoeleinden te versnellen. De ontbossingswet van de EU zou bijvoorbeeld veel meer effect kunnen hebben – en tot effectievere samenwerking kunnen leiden – als deze ook steun zou omvatten voor maatregelen om relevante wetgeving in de betrokken landen vooruit te helpen in plaats van terzijde te schuiven. Bovendien zouden rijke landen, voortbouwend op de inzichten die tijdens de One Forest Summit zijn gedeeld, het idee kunnen omarmen om betalingen voor ecosysteemdiensten te doen aan landen die hun bossen in stand houden, en een bodemprijs kunnen vaststellen voor koolstof- en biodiversiteitskredieten.
De onlangs aangekondigde Alliance of Nature Positive Economies van de G7 – opgevat als een ‘forum om op vrijwillige basis kennis te delen en informatienetwerken te creëren, in samenwerking met de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld’ – zou de verschuiving naar meer samenwerking buiten de G7 kunnen ondersteunen. De sleutel zou zijn om zich te richten op de vraag hoe natuur- en klimaatdoelstellingen kunnen worden bereikt zonder de bestaande technologische voordelen te vergroten en meer handelsbelemmeringen op te werpen, en in plaats daarvan te focussen op inclusiviteit en gelijkheid.
Het Braziliaanse voorzitterschap van de G20 in 2024 en de rol van Brazilië als gastheer van de VN-conferentie over klimaatverandering in 2025 (COP30) bieden ook belangrijke kansen. Als ’s werelds meest invloedrijke vertegenwoordiger van ontwikkelingslanden met een rijke natuur kan Brazilië deze platforms gebruiken om meer steun te mobiliseren voor de landen die het meest doen om het klimaat te beschermen en de natuur te behouden, ondanks het feit dat ze het minst hebben bijgedragen aan de crises waarmee we worden geconfronteerd. De transformatie van de mondiale economische en financiële architectuur om duurzaamheidsdoeleinden te bevorderen zal van cruciaal belang zijn.
Natuur en klimaat zullen hoe dan ook deel uitmaken van de nieuwe geopolitiek. Het alternatief voor een meer inclusieve aanpak is niet tragere vooruitgang, maar mogelijk helemaal geen vooruitgang. Net zoals Rusland zijn energie-export heeft omgebogen naar landen die de westerse sancties niet omarmen, kunnen voedselexporteurs, die geconfronteerd worden met de facto ontbossings-‘sancties’ van de EU, gewoon nieuwe kopers proberen te vinden voor hun goederen. In dergelijke situaties verliest iedereen, ook de natuur.
Zonder een gezamenlijke aanpak zouden natuurrijke landen zelfs kunnen besluiten om een soevereine verkopersclub op te richten teneinde hun handelsvoorwaarden te verbeteren, zoals de OPEC lange tijd heeft gedaan voor olieproducenten. Brazilië, Indonesië en de Democratische Republiek Congo – die ’s werelds grootste tropische bossen bezitten – hebben al een alliantie gevormd die zich voornamelijk richt op het uitoefenen van druk op de rijke wereld om bosbehoud te financieren.
Maatregelen zoals de ontbossingswetgeving van de EU of vrijwillige koolstofmarkten lijken misschien stappen in de goede richting. En ze kunnen op de korte termijn voordelen opleveren. Maar door de ontwikkelingslanden van zich te vervreemden – nota bene in een tijd van wereldwijde geopolitieke herschikkingen – kunnen de kosten op de lange termijn wel eens veel te hoog uitvallen.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
The Norwegian finance ministry recently revealed just how much the country has benefited from Russia's invasion of Ukraine, estimating its windfall natural-gas revenues for 2022-23 to be around $111 billion. Yet rather than transferring these gains to those on the front line, the government is hoarding them.
argue that the country should give its windfall gains from gas exports to those on the front lines.
GENÈVE – Van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne tot de rivaliteit van Amerika met China, hebben tektonische geopolitieke verschuivingen het multilateralisme de afgelopen jaren aan het wankelen gebracht. Hoewel veel van de gevolgen – van stijgende voedsel- en energieprijzen tot de toenemende risico’s van grote conflicten – al uitvoerig zijn besproken, moet er meer aandacht worden besteed aan de implicaties van deze verschuivingen voor de inspanningen om de veelzijdige klimaat- en natuurcrisis aan te pakken.
De geopolitieke veranderingen die we nu meemaken, dreigen de wereldorde in tweeën te splijten. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is het besluit van een groot deel van het Mondiale Zuiden om de grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne vorig jaar te steunen – of in ieder geval te weigeren die te veroordelen – ondanks de inspanningen van het Westen om het Kremlin te isoleren en te straffen.
Bovendien zal de BRICS-groep van grote opkomende economieën (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika) – die altijd heeft geprobeerd alternatieven te creëren voor door het Westen geleide internationale instellingen – mogelijk groeien, aangezien negentien landen interesse hebben getoond om toe te treden. Er wordt ook gesproken over het creëren van een nieuwe BRICS-munt om de wereldwijde dominantie van de Amerikaanse dollar uit te dagen.
Ondertussen werkt China hard aan de uitbreiding van het internationale gebruik van zijn eigen munt, de renminbi, en boekt daarbij enig succes. Onlangs nog heeft de Braziliaanse president Luiz InácioLula da Silvastappen ondernomen om de handel tussen China en Brazilië in renminbi te vergemakkelijken.
Het zou in de beste tijden al moeilijk zijn om gemeenschappelijke doeleinden te formuleren en de gecoördineerde actie op te zetten die nodig is om de klimaat- en natuurcrisis aan te pakken. In een wereld die wordt gekenmerkt door wantrouwen, concurrentie, fiscale beperkingen en uiteenlopende politieke prioriteiten, lijkt dit bijna onmogelijk. En toch, in plaats van bruggen te slaan, maken velen – vooral in het Mondiale Noorden – de verdeeldheid alleen maar groter.
De recente wetgeving van de Europese Unie die de import verbiedt van producten die verband houden met ontbossing is hier een goed voorbeeld van. De wet – die bedrijven die goederen als koffie, rundvlees en soja in de EU verkopen verplicht om verifieerbaar bewijs te leveren dat deze producten niet zijn verbouwd op recent ontbost land – is toegejuicht door groene activisten en Europese politici. Maar de maatregel heeft ook veel kritiek gekregen – en niet alleen van de kant van de agro-industrie die de kosten voor milieuvernietiging wil vermijden. Kort voordat de maatregel werd aangenomen, kwamen de regeringen van Brazilië en Indonesië met een brief, ondertekend door veertien lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie, waarin ze betreurden dat de EU ‘unilaterale wetgeving’ nastreefde in plaats van ‘internationaal engagement.’ Door geen overleg te plegen met de betrokken landen, bedacht de EU ‘dure en onpraktische traceerbaarheids- en geolokalisatievereisten’ voor een ‘onzekere en discriminerende’ lijst van producten.
HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Vrijwillige koolstofkredietmarkten en opkomende biodiversiteitskredietmarkten vertonen vergelijkbare gebreken. Critici uit de rijke landen klagen dat deze markten er niet in zijn geslaagd om geloofwaardige ‘extra’ reducties van koolstof in de atmosfeer op te leveren. Schandalen als gevolg van wijdverbreide gebreken in gecertificeerde, op de natuur gebaseerde koolstofkredieten zijn hier een goed voorbeeld van. Leiders uit het Mondiale Zuiden wijzen op hun beurt op de ongelijkheid die hierdoor in stand wordt gehouden, waarbij koolstofkredieten in het Mondiale Zuiden voor slechts vijf tot tien dollar worden gekocht en in Europa voor honderd dollar of meer worden verkocht.
Bovendien wijzen leiders uit ontwikkelingslanden op de terughoudendheid van rijkere landen om het behoud van bestaande bossen te financieren. Op de recente One Forest Summit, die gezamenlijk werd georganiseerd door de Gabonese president Ali Bongo Ondimba en de Franse president Emmanuel Macron, merkte de Gabonese minister van Milieu, Lee White, op dat ‘bossen, als enkele van de belangrijkste koolstofputten ter wereld, potentieel twintig tot dertig procent van de oplossing voor de klimaatverandering vertegenwoordigen.’ Koolstofkredieten kunnen bijdragen aan de financiering van bosbehoud, maar alleen als ze worden gekocht tegen eerlijke en voorspelbare prijzen.
Er zijn relatief eenvoudige manieren om de betrokkenheid te verbeteren en de vooruitgang naar gezamenlijke klimaat- en natuurdoeleinden te versnellen. De ontbossingswet van de EU zou bijvoorbeeld veel meer effect kunnen hebben – en tot effectievere samenwerking kunnen leiden – als deze ook steun zou omvatten voor maatregelen om relevante wetgeving in de betrokken landen vooruit te helpen in plaats van terzijde te schuiven. Bovendien zouden rijke landen, voortbouwend op de inzichten die tijdens de One Forest Summit zijn gedeeld, het idee kunnen omarmen om betalingen voor ecosysteemdiensten te doen aan landen die hun bossen in stand houden, en een bodemprijs kunnen vaststellen voor koolstof- en biodiversiteitskredieten.
De onlangs aangekondigde Alliance of Nature Positive Economies van de G7 – opgevat als een ‘forum om op vrijwillige basis kennis te delen en informatienetwerken te creëren, in samenwerking met de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld’ – zou de verschuiving naar meer samenwerking buiten de G7 kunnen ondersteunen. De sleutel zou zijn om zich te richten op de vraag hoe natuur- en klimaatdoelstellingen kunnen worden bereikt zonder de bestaande technologische voordelen te vergroten en meer handelsbelemmeringen op te werpen, en in plaats daarvan te focussen op inclusiviteit en gelijkheid.
Het Braziliaanse voorzitterschap van de G20 in 2024 en de rol van Brazilië als gastheer van de VN-conferentie over klimaatverandering in 2025 (COP30) bieden ook belangrijke kansen. Als ’s werelds meest invloedrijke vertegenwoordiger van ontwikkelingslanden met een rijke natuur kan Brazilië deze platforms gebruiken om meer steun te mobiliseren voor de landen die het meest doen om het klimaat te beschermen en de natuur te behouden, ondanks het feit dat ze het minst hebben bijgedragen aan de crises waarmee we worden geconfronteerd. De transformatie van de mondiale economische en financiële architectuur om duurzaamheidsdoeleinden te bevorderen zal van cruciaal belang zijn.
Natuur en klimaat zullen hoe dan ook deel uitmaken van de nieuwe geopolitiek. Het alternatief voor een meer inclusieve aanpak is niet tragere vooruitgang, maar mogelijk helemaal geen vooruitgang. Net zoals Rusland zijn energie-export heeft omgebogen naar landen die de westerse sancties niet omarmen, kunnen voedselexporteurs, die geconfronteerd worden met de facto ontbossings-‘sancties’ van de EU, gewoon nieuwe kopers proberen te vinden voor hun goederen. In dergelijke situaties verliest iedereen, ook de natuur.
Zonder een gezamenlijke aanpak zouden natuurrijke landen zelfs kunnen besluiten om een soevereine verkopersclub op te richten teneinde hun handelsvoorwaarden te verbeteren, zoals de OPEC lange tijd heeft gedaan voor olieproducenten. Brazilië, Indonesië en de Democratische Republiek Congo – die ’s werelds grootste tropische bossen bezitten – hebben al een alliantie gevormd die zich voornamelijk richt op het uitoefenen van druk op de rijke wereld om bosbehoud te financieren.
Maatregelen zoals de ontbossingswetgeving van de EU of vrijwillige koolstofmarkten lijken misschien stappen in de goede richting. En ze kunnen op de korte termijn voordelen opleveren. Maar door de ontwikkelingslanden van zich te vervreemden – nota bene in een tijd van wereldwijde geopolitieke herschikkingen – kunnen de kosten op de lange termijn wel eens veel te hoog uitvallen.
Vertaling: Menno Grootveld