STANFORD – Vijfentwintig jaar na de aanvaarding van de VN-conventie over Klimaatverandering op 9 mei 1992 moet de wereld nog steeds een verdrag implementeren dat de opwarming van de aarde op doeltreffende wijze aanpakt. Nu president Donald Trump de Verenigde Staten uit het Parijse klimaatverdrag heeft teruggetrokken, is het tijd om de krachten die verantwoordelijk zijn voor dit uitstel diepgaander te onderzoeken.
Gedurende de hele jaren negentig heeft het American Petroleum Institute (API) – de grootste sectorale organisatie en lobby-groepering op het gebied van olie en gas in de VS – herhaaldelijk gebruik gemaakt van economische modellen die zijn ontworpen door twee economen, Paul Bernstein en W. David Montgomery, ter ondersteuning van het betoog dat een klimaatvriendelijk beleid veel te duur zou zijn. Het API heeft met succes gelobbied voor het opschorten van maatregelen die oplossingen voor de klimaatverandering aandragen. Daarbij werden de voorspellingen van Bernstein en Montgomery aangehaald om te kunnen beweren dat het werkgelegenheidsverlies en de economische kosten de positieve milieu-effecten zouden overtreffen.
Deze argumenten werden te berde gebracht in 1991, teneinde het idee te torpederen om controles in te voeren op de kooldioxide-uitstoot; in 1993, tegen de door de regering-Clinton voorgestelde BTU-belasting (een energie-accijns om grondstoffen te belasten op basis van hun hitte- en kooldioxide-productie); in 1996, tegen de doelstellingen van de VN-conferentie van Genève (COP2); in 1997, tegen de doelstellingen van de VN-conferentie van Kyoto (COP3); en in 1998, tegen de tenuitvoerlegging van het Kyoto Protocol. Het lobbyplan van het API was repetitief van aard en werkte ook nog eens.
De olie- en gasindustrie hebben de rapporten van Bernstein, die ooit bij de Hawaiian Electric Company werkte, en Montgomery, een voormalige onderminister bij het Amerikaanse ministerie van Energie, gepresenteerd als feitelijk en onafhankelijk, en als de vruchten van een echt economisch debat. In de aanloop naar de bijeenkomst van 1997 in het Japanse Kyoto beweerde het olieconcern Mobil bijvoorbeeld in een advertentie in The Wall Street Journal en The New York Times dat “de kosten van het beperken van de uitstoot uiteen kunnen lopen van $200 tot $580 per ton kooldioxide,” op basis van “een onderzoek dat zojuist is gepubliceerd door Charles River Associates.” Mobil zei er niet bij door wie dat rapport was geschreven (Bernstein en Montgomery waren de eerste twee auteurs) of door wie het was gefinancierd (het API).
De berichtgeving van Mobil was misleidend, maar klopte de analyse waarvan Bernstein en Montgomery de auteurs waren dan echt niet? Denk er maar eens over na: zij negeerden de negatieve kosten van de klimaatverandering en opperden dat schone energie nóóit zou kunnen concurreren met fossiele brandstoffen, wat gewoon niet waar is. Zij wisten van te voren al wat de uitkomst van hun onderzoek zou zijn.
De olie- en gasindustrie werd rijkelijk beloond voor hun misbruik van het publieke vertrouwen. De Amerikanen kozen uiteindelijk een president, George W. Bush, die geloof hechtte aan de beweringen van de sector en de VS terugtrok uit het Kyoto Protocol.
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Zestien jaar later stond Trump in de rozentuin van het Witte Huis en maakte hij met evenveel bombarie bekend dat het klimaatverdrag van Parijs de Amerikaanse economie zou verwoesten en Amerika tegen 2025 zo'n 2,7 miljoen banen zou gaan kosten, de meeste in de bouw. Deze voorspelling, zei Trump een maand geleden, was afkomstig van “de National Economic Research Associates.”
Voor het geval u het zich afvraagt: de eerste twee auteurs van het door Trump aangehaalde rapport – dat in maart verscheen – zijn Bernstein en Montgomery. Ditmaal werden ze ingehuurd door de American Council for Capital Formation, een denktank en lobbygroep uit Washington DC, die al vaker opdracht heeft gegeven tot zeer twijfelachtige onderzoeken, bedoeld om het klimaatbeleid ter discussie te stellen.
Gedurende de hele jaren negentig hebben de olie- en gasindustrie en haar bondgenoten de kunst geperfectioneerd van het tegenhouden van de Amerikaanse steun aan belangrijke mondiale initiatieven op het gebied van de klimaatverandering. Het lijkt erop dat de meesters nu terug zijn van weggeweest en dat hun repertoire niet is veranderd. Dat is ook nooit nodig geweest.
Naast het opdracht geven tot onderzoeken waarin wordt beweerd dat klimaatbeleid de Amerikaanse economie schaadt, beweert de industrie ook bij voortduring dat pogingen om de opwarming van de aarde aan te pakken vooral schadelijk zijn voor de VS, de risico's niet terugdringen, en de verlichting van de armoede tegenhouden. Al deze drie bijkomende argumenten verschenen ook ten tonele in de bekendmaking van Trump over het akkoord van Parijs.
Als een schildpad op een paal zit, weet je dat hij daar niet uit zichzelf terecht is gekomen. Het telkens opnieuw opduiken van dezelfde vier argumenten, die inmiddels al een kwart eeuw geleden zijn ontwikkeld door een industrie die profiteert van het uitstel van klimaatbeleid – argumenten die met veel succes zijn ingezet, juist omdat hun oorsprong en werkelijke bedoelingen voor het publiek verborgen zijn gehouden –, heeft veel weg van de vier spartelende pootjes van de schildpad.
Als de geschiedenis zich herhaalt, mogen we de komende maanden het volgende verwachten: door de industrie gesponsorde economische “onderzoeken,” flitsende online-verhalen, rapporten van denktanks, en opgepoetste frontgroeperingen die zich voordoen als grassroots-organisaties. Dit zijn de componenten die zich in de loop der tijd hebben bewezen als onderdelen van een strategie die door de fossiele brandstofsector en anderen wordt gebruikt om het klimaatbeleid te blokkeren, te hinderen en te controleren.
We mogen de industrie het klimaatbeleid niet langer laten belemmeren. Dit betekent dat we het spoor van het geld moeten volgen waarmee de pseudo-wetenschap van het uitstel wordt gefinancierd, en de ingehuurde “wetenschappers” aan de kaak moeten stellen die het publiek valse beelden voorschotelen.
Dezelfde argumenten – en mensen – die door de fossiele brandstofindustrie zijn gebruikt om het klimaatbeleid tientallen jaren geleden te blokkeren zijn terug van weggeweest. Omwille van de mensheid mogen we niet toestaan dat ze opnieuw slagen in hun missie.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
At the end of a year of domestic and international upheaval, Project Syndicate commentators share their favorite books from the past 12 months. Covering a wide array of genres and disciplines, this year’s picks provide fresh perspectives on the defining challenges of our time and how to confront them.
ask Project Syndicate contributors to select the books that resonated with them the most over the past year.
STANFORD – Vijfentwintig jaar na de aanvaarding van de VN-conventie over Klimaatverandering op 9 mei 1992 moet de wereld nog steeds een verdrag implementeren dat de opwarming van de aarde op doeltreffende wijze aanpakt. Nu president Donald Trump de Verenigde Staten uit het Parijse klimaatverdrag heeft teruggetrokken, is het tijd om de krachten die verantwoordelijk zijn voor dit uitstel diepgaander te onderzoeken.
Gedurende de hele jaren negentig heeft het American Petroleum Institute (API) – de grootste sectorale organisatie en lobby-groepering op het gebied van olie en gas in de VS – herhaaldelijk gebruik gemaakt van economische modellen die zijn ontworpen door twee economen, Paul Bernstein en W. David Montgomery, ter ondersteuning van het betoog dat een klimaatvriendelijk beleid veel te duur zou zijn. Het API heeft met succes gelobbied voor het opschorten van maatregelen die oplossingen voor de klimaatverandering aandragen. Daarbij werden de voorspellingen van Bernstein en Montgomery aangehaald om te kunnen beweren dat het werkgelegenheidsverlies en de economische kosten de positieve milieu-effecten zouden overtreffen.
Deze argumenten werden te berde gebracht in 1991, teneinde het idee te torpederen om controles in te voeren op de kooldioxide-uitstoot; in 1993, tegen de door de regering-Clinton voorgestelde BTU-belasting (een energie-accijns om grondstoffen te belasten op basis van hun hitte- en kooldioxide-productie); in 1996, tegen de doelstellingen van de VN-conferentie van Genève (COP2); in 1997, tegen de doelstellingen van de VN-conferentie van Kyoto (COP3); en in 1998, tegen de tenuitvoerlegging van het Kyoto Protocol. Het lobbyplan van het API was repetitief van aard en werkte ook nog eens.
De olie- en gasindustrie hebben de rapporten van Bernstein, die ooit bij de Hawaiian Electric Company werkte, en Montgomery, een voormalige onderminister bij het Amerikaanse ministerie van Energie, gepresenteerd als feitelijk en onafhankelijk, en als de vruchten van een echt economisch debat. In de aanloop naar de bijeenkomst van 1997 in het Japanse Kyoto beweerde het olieconcern Mobil bijvoorbeeld in een advertentie in The Wall Street Journal en The New York Times dat “de kosten van het beperken van de uitstoot uiteen kunnen lopen van $200 tot $580 per ton kooldioxide,” op basis van “een onderzoek dat zojuist is gepubliceerd door Charles River Associates.” Mobil zei er niet bij door wie dat rapport was geschreven (Bernstein en Montgomery waren de eerste twee auteurs) of door wie het was gefinancierd (het API).
De berichtgeving van Mobil was misleidend, maar klopte de analyse waarvan Bernstein en Montgomery de auteurs waren dan echt niet? Denk er maar eens over na: zij negeerden de negatieve kosten van de klimaatverandering en opperden dat schone energie nóóit zou kunnen concurreren met fossiele brandstoffen, wat gewoon niet waar is. Zij wisten van te voren al wat de uitkomst van hun onderzoek zou zijn.
De olie- en gasindustrie werd rijkelijk beloond voor hun misbruik van het publieke vertrouwen. De Amerikanen kozen uiteindelijk een president, George W. Bush, die geloof hechtte aan de beweringen van de sector en de VS terugtrok uit het Kyoto Protocol.
HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Zestien jaar later stond Trump in de rozentuin van het Witte Huis en maakte hij met evenveel bombarie bekend dat het klimaatverdrag van Parijs de Amerikaanse economie zou verwoesten en Amerika tegen 2025 zo'n 2,7 miljoen banen zou gaan kosten, de meeste in de bouw. Deze voorspelling, zei Trump een maand geleden, was afkomstig van “de National Economic Research Associates.”
Voor het geval u het zich afvraagt: de eerste twee auteurs van het door Trump aangehaalde rapport – dat in maart verscheen – zijn Bernstein en Montgomery. Ditmaal werden ze ingehuurd door de American Council for Capital Formation, een denktank en lobbygroep uit Washington DC, die al vaker opdracht heeft gegeven tot zeer twijfelachtige onderzoeken, bedoeld om het klimaatbeleid ter discussie te stellen.
Gedurende de hele jaren negentig hebben de olie- en gasindustrie en haar bondgenoten de kunst geperfectioneerd van het tegenhouden van de Amerikaanse steun aan belangrijke mondiale initiatieven op het gebied van de klimaatverandering. Het lijkt erop dat de meesters nu terug zijn van weggeweest en dat hun repertoire niet is veranderd. Dat is ook nooit nodig geweest.
Naast het opdracht geven tot onderzoeken waarin wordt beweerd dat klimaatbeleid de Amerikaanse economie schaadt, beweert de industrie ook bij voortduring dat pogingen om de opwarming van de aarde aan te pakken vooral schadelijk zijn voor de VS, de risico's niet terugdringen, en de verlichting van de armoede tegenhouden. Al deze drie bijkomende argumenten verschenen ook ten tonele in de bekendmaking van Trump over het akkoord van Parijs.
Als een schildpad op een paal zit, weet je dat hij daar niet uit zichzelf terecht is gekomen. Het telkens opnieuw opduiken van dezelfde vier argumenten, die inmiddels al een kwart eeuw geleden zijn ontwikkeld door een industrie die profiteert van het uitstel van klimaatbeleid – argumenten die met veel succes zijn ingezet, juist omdat hun oorsprong en werkelijke bedoelingen voor het publiek verborgen zijn gehouden –, heeft veel weg van de vier spartelende pootjes van de schildpad.
Als de geschiedenis zich herhaalt, mogen we de komende maanden het volgende verwachten: door de industrie gesponsorde economische “onderzoeken,” flitsende online-verhalen, rapporten van denktanks, en opgepoetste frontgroeperingen die zich voordoen als grassroots-organisaties. Dit zijn de componenten die zich in de loop der tijd hebben bewezen als onderdelen van een strategie die door de fossiele brandstofsector en anderen wordt gebruikt om het klimaatbeleid te blokkeren, te hinderen en te controleren.
We mogen de industrie het klimaatbeleid niet langer laten belemmeren. Dit betekent dat we het spoor van het geld moeten volgen waarmee de pseudo-wetenschap van het uitstel wordt gefinancierd, en de ingehuurde “wetenschappers” aan de kaak moeten stellen die het publiek valse beelden voorschotelen.
Dezelfde argumenten – en mensen – die door de fossiele brandstofindustrie zijn gebruikt om het klimaatbeleid tientallen jaren geleden te blokkeren zijn terug van weggeweest. Omwille van de mensheid mogen we niet toestaan dat ze opnieuw slagen in hun missie.
Vertaling: Menno Grootveld