economists Scott Olson/Getty Images

Moeten we de economen de schuld geven?

BERKELEY – Nu we getuige zijn van iets wat lijkt op de historische neergang van het Westen, is het de moeite waard ons af te vragen welke rol economen gespeeld hebben in de rampen van het afgelopen decennium.

Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog tot 2007 hebben westerse politieke leiders in ieder geval gedaan alsof ze geïnteresseerd waren in het verwezenlijken van volledige werkgelegenheid, prijsstabiliteit, een aanvaardbaar eerlijke verdeling van inkomen en rijkdom, en een open internationale orde waarin alle landen zouden profiteren van handel en financiële diensten. Het is waar dat deze doeleinden altijd op gespannen voet met elkaar hebben gestaan, zodat we groeiprikkels soms vóór inkomensgelijkheid plaatsten, en openheid vóór de belangen van specifieke werkers of industrieën. Niettemin was de beleidsvorming in het algemeen gericht op het bereiken van al deze vier doeleinden.

Toen kwam 2008 en veranderde alles. Het doel van volledige werkgelegenheid verdween van de radar van de westerse leiders, ook al was er geen sprake van inflatiedreiging of van extra voordelen die konden worden ontleend aan toegenomen openheid. Op dezelfde manier werd het doel van het scheppen van een internationale orde die iedereen moest dienen zonder pardon opgegeven. Beide doeleinden werden geofferd in het belang van het herstel van het fortuin van de superrijken, wellicht met een vage hoop dat deze rijkdom op een goede dag zou “doorsijpelen.”

Op macroniveau wordt het verhaal van het decennium ná 2008 vrijwel altijd begrepen als het falen van de economische analyse en communicatie. Wij economen zijn er zogenaamd niet in geslaagd aan politici en bureaucraten over te dragen wat er gedaan moest worden, omdat we de situatie niet volledig en fatsoenlijk in real time hadden geanalyseerd.

Sommige economen, zoals Carmen M. Reinhart en Kenneth Rogoff van de Harvard Universiteit, zagen de gevaren van de financiële crisis, maar overdreven de risico's schromelijk van overheidsuitgaven die de werkgelegenheid in het kielzog van die crisis een impuls moesten geven. Anderen, zoals ik, begrepen dat een expansief monetair beleid niet genoeg zou zijn; maar omdat we op de verkeerde manier naar de mondiale onevenwichtigheden hadden gekeken, zagen we de voornaamste risicobron over het hoofd – het falen van het financiële toezicht in de VS.

Nog weer anderen, zoals de toenmalige voorzitter van de Federal Reserve (het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) Ben Bernanke, begrepen het belang van het laag houden van de rente, maar overschatten de effectiviteit van additionele instrumenten van het monetair beleid, zoals de kwantitatieve versoepeling. De moraal van het verhaal is dat als wij economen maar eerder onze mond hadden opengedaan, overtuigender waren geweest over de zaken waar we gelijk in hadden, en erkend hadden waar we fout zaten, de toestand vandaag de dag aanzienlijk beter zou zijn.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Historicus Adam Tooze van de Columbia Universiteit kan maar weinig met dit verhaal. In zijn nieuwe geschiedenis van het tijdperk na 2007, Crashed: How a Decade of Financial Crises Changed the World, laat hij zien dat de economische geschiedenis van de afgelopen tien jaar meer is gedreven door diepere historische stromingen dan door vergissingen op het gebied van de analyse en de communicatie van technocraten.

In de jaren vóór de crisis hadden de financiële deregulering en belastingverlagingen voor de rijken de overheidstekorten en -schulden steeds hoger doen uitkomen, terwijl de ongelijkheid steeds verder werd vergroot. De zaken werden er niet beter op toen de regering van George W. Bush besloot een ondoordachte oorlog tegen Irak te gaan voeren, waardoor de geloofwaardigheid van Amerika om de Noord-Atlantische regio door de crisisjaren heen te loodsen effectief te grabbel werd gegooid.

Het was ook in deze tijd dat de Republikeinse Partij last begon te krijgen van een zenuwinzinking. Alsof het gebrek aan kwalificaties van Bush en de oorlogshitserij van de voormalige vice-president Dick Cheney nog niet erg genoeg waren, deed de partij er qua cynisme nog een schepje bovenop. In 2008 schaarden de Republikeinen zich achter de running mate van wijlen senator John McCain, Sarah Palin, een volkse demagoog die nog minder geschikt was voor het presidentschap dan Bush of Cheney; en in 2010 werd de partij in feite gekaapt door de populistische Tea Party.

Na de crash van 2008 en de zogenoemde Grote Recessie legden jaren van slappe groei de basis voor de politieke omwenteling van 2016. Terwijl de Republikeinen een grof gebekte, racistische ster van de reality tv omarmden, raakten veel Democraten in vervoering voor een zelfverklaarde socialistische senator met nauwelijks enige wetgevende prestaties op zijn naam. “Deze ontknoping,” schrijft Tooze, “kan een beetje cartoonesk hebben geleken,” alsof het echte leven de kunst van de HBO-serie “Veep” wilde imiteren.

Uiteraard moeten we nóg een sleutelfiguur noemen. Tussen de financiële crisis van 2008 en de politieke crisis van 2016 lag het presidentschap van Barack Obama. In 2014, toen hij nog een rijzende ster was in de Senaat, had Obama gewaarschuwd dat het mislukken van de opbouw van een “paars Amerika,” dat de werkende en de middenklasse zou moeten omvatten, tot nativisme en een politieke ineenstorting zou leiden.

Maar na de crisis had de regering-Obama weinig trek in het medicijn dat de vroegere president Franklin D. Roosevelt had voorgeschreven voor de aanpak van problemen van deze omvang. “Het land heeft behoefte aan … stoutmoedige en aanhoudende experimenten,” zei Roosevelt in 1932, op het hoogtepunt van de Grote Depressie. “Het is verstandig om een methode uit te zoeken en te beproeven; als die niet werkt, moet je dat eerlijk toegeven en iets anders proberen. Maar probeer vooral iets.”

Het feit dat Obama er niet in is geslaagd agressief op te treden, ondanks zijn eigen eerdere observaties, onderstreept het centrale betoog van Tooze. Professionele economen konden de machthebbers niet overtuigen van wat er gedaan moest worden, omdat die machthebbers opereerden in een context van politieke ineenstorting en verloren gegane Amerikaanse geloofwaardigheid. Omdat de beleidsvorming was onderworpen aan de kwalijke invloeden van een opkomende plutocratie, zwommen economen die opriepen tot “stoutmoedige en aanhoudende experimenten” tegen de stroom in, ook al rechtvaardigden goed-gefundeerde economische theorieën precies die koers.

Toch vind ik het betoog van Tooze niet zo sterk als hij denkt dat het is. Wij economen en onze theorieën hebben een groot verschil gemaakt. Met uitzondering van Griekenland hebben de ontwikkelde economieën geen herhaling van de Grote Depressie hoeven doorstaan, wat op het hoogtepunt van de crisis een zeer reële mogelijkheid was. Als we verstandiger, uitgesprokener en minder verdeeld en afgeleid waren geweest, hadden we misschien een groter verschil kunnen maken. Maar dat betekent niet dat we helemaal geen verschil hebben gemaakt.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/T3c2lp3nl