GENÈVE – Net als boeren die de teelt van gewassen voor het komende seizoen plannen, moeten we nu de kiem leggen voor de post-pandemische toekomst die we willen. Dat betekent dat we gendergelijkheid en duurzaamheid tot de kern van het herstelbeleid moeten maken en een inclusievere ontwikkeling door ʻgoede handelʼ moeten bevorderen.
De meest serieuze uitdaging waar we voor staan is economische ongelijkheid – niet alleen tussen, maar ook binnen landen. COVID-19 heeft vooral de diepte van de genderongelijkheid aangetoond, nu vrouwen het meest lijden onder de economische gevolgen van de pandemie. Uit onderzoek van het International Trade Centre blijkt dat bijna 65 procent van de door vrouwen geleide kleine bedrijven in 120 landen zwaar getroffen zijn door de crisis (vergeleken met net iets meer dan de helft van de bedrijven die door mannen geleid worden). Sectoren die vooral vrouwen werk bieden – waaronder de detailhandel, de horeca, het toerisme en de kleine nijverheid – werden het hardst getroffen.
Bovendien betekenen de versnelde digitalisering en de veranderende samenstelling van aanbodketens dat vrouwelijke ondernemers overal – maar vooral in de ontwikkelingslanden – met extra obstakels geconfronteerd worden, uiteenlopend van de toegang tot informatie en geld tot het verwerven van vaardigheden en netwerken.
In een recent commentaar in de Financial Times riep Linda Scott van de Saïd Business School van de universiteit van Oxford op tot een einde aan het ʻmannelijk monopolieʼ in de internationale handel. Als vrouwen belangrijke spelers zouden worden in het economisch herstel, zo betoogde zij, ʻzou daar een waterval aan voordelen uit voortvloeien en zou het lijden aanzienlijk worden verminderd.ʼ Het met succes aanpakken van dit probleem zou vrouwelijke ondernemers in nieuwe mondiale waardeketens positioneren, waardoor ze geholpen zouden worden om aan moderne productnormen te voldoen en te profiteren van de proliferatie van e-commerce mogelijkheden.
Het herstel na de pandemie moet ook duurzaam zijn – en het bedrijfsleven reageert daarop. Vorige maand verwelkomden ruim twintig toonaangevende bedrijven, van Adidas tot Unilever, het initiatief van de Europese Unie om nieuwe bindende normen te introduceren ter bevordering van de duurzaamheid, terwijl ruim duizend CEOʼs een verklaring van de Verenigde Naties ondertekenden waarin werd opgeroepen tot hernieuwde mondiale samenwerking.
Beleidsmakers maken ook steeds vaker een koppeling tussen het herstel na COVID-19 en klimaatactie – zoals wordt geïllustreerd door de voorwaardelijke reddingsoperaties van de Franse regering voor Air France en Renault. Op de recente Algemene Vergadering van de VN heeft China uiting gegeven aan zijn intentie om vóór 2060 koolstofneutraal te worden, en alle landen opgeroepen om ʻeen groen herstel van de wereldeconomie in het tijdperk na COVID-19 te bewerkstelligen.ʼ
Europese, Latijns-Amerikaanse, Caribische, en Pacifische leiders hebben verzachting van de klimaatverandering en inclusieve ontwikkeling tot de kern van hun herstelplannen na de pandemie gemaakt. Sommigen, zoals de premier van Nieuw-Zeeland, Jacinda Ardern, hebben beloofd hun reactie op COVID-19 te koppelen aan klimaatactie. Versies van ʻgreen new dealsʼ krijgen over de hele wereld voet aan de grond.
In september heeft voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie plannen op tafel gelegd om de broeikasgasemissies in de Europese Unie in 2030 met 55 procent terug te dringen. Frankrijk had al eerder een herstelplan van 100 miljard euro geadopteerd, inclusief 30 miljard euro ter ondersteuning van een groene transitie.
De stemming is aan het veranderen. De wereld kijkt uit naar manieren om op goede handel over te schakelen – schoner, eerlijker en beter opgewassen tegen schokken. Maar de nieuwe plannen mogen de steun voor kleine en middelgrote bedrijven niet over het hoofd zien. Veel van dat soort bedrijven worden geleid door vrouwen of hebben vrouwelijke werknemers, participeren in mondiale waardeketens en zijn van belang voor lokale economieën.
Het door de EU voorgestelde ʻcarbon border adjustment mechanismʼ– dat door Von der Leyen werd benadrukt in haar State of the Union-boodschap – zal bijvoorbeeld leiden tot zorgen in de ontwikkelingslanden. De Boston Consulting Group denkt dat een dergelijk regime zou betekenen dat ʻniet-Europese bedrijven, die weinig druk vanuit de regelgeving hebben gevoeld om hun emissies in kaart te brengen, te rapporteren en onder controle te krijgen, deze capaciteit nu in alle haast zullen moeten opbouwen en zich tot het uiterste moeten inspannen om concurrerend te blijven in Europa.ʼ
Als gevolg daarvan kan bijvoorbeeld een Europese papierproducent, die goed weet te voldoen aan de eisen van de nieuwe regelgeving, een concurrentievoordeel verkrijgen ten opzichte van een Aziatisch of Afrikaans bedrijf uit dezelfde sector dat momenteel naar Europa exporteert. De internationale gemeenschap moet een breed plan ontwikkelen over hoe een schonere en gelijkere wereld op te bouwen, en met partners uit de publieke en de particuliere sector samenwerken op weg naar gemeenschappelijke doelstellingen.
Als het gaat om waardeketens oefenen kleine en middelgrote bedrijven zelf druk uit op bedrijfstakken om de uitdaging aan te gaan van het voldoen aan nieuwe sociale en ecologische eisen, en van het terugdringen van de zogenoemde ʻaudit fatigue.ʼ Initiatieven als het Social and Labor Convergence Program, dat actief is in de kleding- en schoenensector, kunnen worden ondersteund met een bescheiden financiering en worden ondergebracht bij een neutrale, niet op winst beluste organisatie. Zij kunnen efficiënte, schaalbare en duurzame sociale rapportages maken over hele bedrijfstakken en waardeketens, en geloofwaardige en vergelijkbare data leveren. Dit model kan middelen vrijmaken voor bedrijven om de arbeidsomstandigheden en -processen te verbeteren, en in de ontwikkelingslanden bijdragen aan het voldoen aan de normen van de herstelprogrammaʼs na COVID-19.
Op het gebied van de gendergelijkheid steunt een groeiend aantal bedrijven, zoals UPS, MasterCard, Visa, Procter & Gamble, en eBay het vrouwelijk ondernemerschap via hele waardeketens omvattende diversiteitsprogrammaʼs, mentoring, plannen om de capaciteit uit te breiden, en gerichte dienstverlening. Deze initiatieven zijn erin geslaagd op te schalen doordat ze de expertise en netwerken van internationale organisaties en lokale instellingen beter op elkaar kunnen aansluiten, middelen kunnen vrijmaken die overheden dikwijls ontberen, en kunnen worden ingezet op flexibele en op de markt gebaseerde manieren.
De vele ongelijkheden die door toedoen van COVID-19 aan het licht zijn gekomen, kunnen steeds moeilijker genegeerd worden. We hebben een gouden kans om op stoutmoedige wijze het herstel aan te pakken en gendergelijkheid, sociale verantwoordelijkheid en milieubescherming centraal te stellen in onze plannen. Met een doelbewuste en strategische focus op deze kwesties kan de toekomst die we zaaien vruchtbaarder zijn dan het verleden.
Vertaling: Menno Grootveld
GENÈVE – Net als boeren die de teelt van gewassen voor het komende seizoen plannen, moeten we nu de kiem leggen voor de post-pandemische toekomst die we willen. Dat betekent dat we gendergelijkheid en duurzaamheid tot de kern van het herstelbeleid moeten maken en een inclusievere ontwikkeling door ʻgoede handelʼ moeten bevorderen.
De meest serieuze uitdaging waar we voor staan is economische ongelijkheid – niet alleen tussen, maar ook binnen landen. COVID-19 heeft vooral de diepte van de genderongelijkheid aangetoond, nu vrouwen het meest lijden onder de economische gevolgen van de pandemie. Uit onderzoek van het International Trade Centre blijkt dat bijna 65 procent van de door vrouwen geleide kleine bedrijven in 120 landen zwaar getroffen zijn door de crisis (vergeleken met net iets meer dan de helft van de bedrijven die door mannen geleid worden). Sectoren die vooral vrouwen werk bieden – waaronder de detailhandel, de horeca, het toerisme en de kleine nijverheid – werden het hardst getroffen.
Bovendien betekenen de versnelde digitalisering en de veranderende samenstelling van aanbodketens dat vrouwelijke ondernemers overal – maar vooral in de ontwikkelingslanden – met extra obstakels geconfronteerd worden, uiteenlopend van de toegang tot informatie en geld tot het verwerven van vaardigheden en netwerken.
In een recent commentaar in de Financial Times riep Linda Scott van de Saïd Business School van de universiteit van Oxford op tot een einde aan het ʻmannelijk monopolieʼ in de internationale handel. Als vrouwen belangrijke spelers zouden worden in het economisch herstel, zo betoogde zij, ʻzou daar een waterval aan voordelen uit voortvloeien en zou het lijden aanzienlijk worden verminderd.ʼ Het met succes aanpakken van dit probleem zou vrouwelijke ondernemers in nieuwe mondiale waardeketens positioneren, waardoor ze geholpen zouden worden om aan moderne productnormen te voldoen en te profiteren van de proliferatie van e-commerce mogelijkheden.
Het herstel na de pandemie moet ook duurzaam zijn – en het bedrijfsleven reageert daarop. Vorige maand verwelkomden ruim twintig toonaangevende bedrijven, van Adidas tot Unilever, het initiatief van de Europese Unie om nieuwe bindende normen te introduceren ter bevordering van de duurzaamheid, terwijl ruim duizend CEOʼs een verklaring van de Verenigde Naties ondertekenden waarin werd opgeroepen tot hernieuwde mondiale samenwerking.
Beleidsmakers maken ook steeds vaker een koppeling tussen het herstel na COVID-19 en klimaatactie – zoals wordt geïllustreerd door de voorwaardelijke reddingsoperaties van de Franse regering voor Air France en Renault. Op de recente Algemene Vergadering van de VN heeft China uiting gegeven aan zijn intentie om vóór 2060 koolstofneutraal te worden, en alle landen opgeroepen om ʻeen groen herstel van de wereldeconomie in het tijdperk na COVID-19 te bewerkstelligen.ʼ
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Europese, Latijns-Amerikaanse, Caribische, en Pacifische leiders hebben verzachting van de klimaatverandering en inclusieve ontwikkeling tot de kern van hun herstelplannen na de pandemie gemaakt. Sommigen, zoals de premier van Nieuw-Zeeland, Jacinda Ardern, hebben beloofd hun reactie op COVID-19 te koppelen aan klimaatactie. Versies van ʻgreen new dealsʼ krijgen over de hele wereld voet aan de grond.
In september heeft voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie plannen op tafel gelegd om de broeikasgasemissies in de Europese Unie in 2030 met 55 procent terug te dringen. Frankrijk had al eerder een herstelplan van 100 miljard euro geadopteerd, inclusief 30 miljard euro ter ondersteuning van een groene transitie.
De stemming is aan het veranderen. De wereld kijkt uit naar manieren om op goede handel over te schakelen – schoner, eerlijker en beter opgewassen tegen schokken. Maar de nieuwe plannen mogen de steun voor kleine en middelgrote bedrijven niet over het hoofd zien. Veel van dat soort bedrijven worden geleid door vrouwen of hebben vrouwelijke werknemers, participeren in mondiale waardeketens en zijn van belang voor lokale economieën.
Het door de EU voorgestelde ʻcarbon border adjustment mechanismʼ– dat door Von der Leyen werd benadrukt in haar State of the Union-boodschap – zal bijvoorbeeld leiden tot zorgen in de ontwikkelingslanden. De Boston Consulting Group denkt dat een dergelijk regime zou betekenen dat ʻniet-Europese bedrijven, die weinig druk vanuit de regelgeving hebben gevoeld om hun emissies in kaart te brengen, te rapporteren en onder controle te krijgen, deze capaciteit nu in alle haast zullen moeten opbouwen en zich tot het uiterste moeten inspannen om concurrerend te blijven in Europa.ʼ
Als gevolg daarvan kan bijvoorbeeld een Europese papierproducent, die goed weet te voldoen aan de eisen van de nieuwe regelgeving, een concurrentievoordeel verkrijgen ten opzichte van een Aziatisch of Afrikaans bedrijf uit dezelfde sector dat momenteel naar Europa exporteert. De internationale gemeenschap moet een breed plan ontwikkelen over hoe een schonere en gelijkere wereld op te bouwen, en met partners uit de publieke en de particuliere sector samenwerken op weg naar gemeenschappelijke doelstellingen.
Als het gaat om waardeketens oefenen kleine en middelgrote bedrijven zelf druk uit op bedrijfstakken om de uitdaging aan te gaan van het voldoen aan nieuwe sociale en ecologische eisen, en van het terugdringen van de zogenoemde ʻaudit fatigue.ʼ Initiatieven als het Social and Labor Convergence Program, dat actief is in de kleding- en schoenensector, kunnen worden ondersteund met een bescheiden financiering en worden ondergebracht bij een neutrale, niet op winst beluste organisatie. Zij kunnen efficiënte, schaalbare en duurzame sociale rapportages maken over hele bedrijfstakken en waardeketens, en geloofwaardige en vergelijkbare data leveren. Dit model kan middelen vrijmaken voor bedrijven om de arbeidsomstandigheden en -processen te verbeteren, en in de ontwikkelingslanden bijdragen aan het voldoen aan de normen van de herstelprogrammaʼs na COVID-19.
Op het gebied van de gendergelijkheid steunt een groeiend aantal bedrijven, zoals UPS, MasterCard, Visa, Procter & Gamble, en eBay het vrouwelijk ondernemerschap via hele waardeketens omvattende diversiteitsprogrammaʼs, mentoring, plannen om de capaciteit uit te breiden, en gerichte dienstverlening. Deze initiatieven zijn erin geslaagd op te schalen doordat ze de expertise en netwerken van internationale organisaties en lokale instellingen beter op elkaar kunnen aansluiten, middelen kunnen vrijmaken die overheden dikwijls ontberen, en kunnen worden ingezet op flexibele en op de markt gebaseerde manieren.
De vele ongelijkheden die door toedoen van COVID-19 aan het licht zijn gekomen, kunnen steeds moeilijker genegeerd worden. We hebben een gouden kans om op stoutmoedige wijze het herstel aan te pakken en gendergelijkheid, sociale verantwoordelijkheid en milieubescherming centraal te stellen in onze plannen. Met een doelbewuste en strategische focus op deze kwesties kan de toekomst die we zaaien vruchtbaarder zijn dan het verleden.
Vertaling: Menno Grootveld