EDINBURGH – De conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP28) in Dubai is nog maar een paar weken van ons verwijderd. Maar het wordt steeds duidelijker dat alleen een doortastend financieringsinitiatief onder leiding van de Verenigde Arabische Emiraten essentiële financiering en steun kan bieden aan het Mondiale Zuiden.
Ondanks een zomer van verwoestende droogtes, overstromingen en bosbranden die de noodzaak van dringende actie onderstreepten, hebben de besprekingen voorafgaand aan de top over een Loss and Damage Fund om ’s werelds armste landen te helpen de gevolgen van de klimaatverandering te beperken, weinig vooruitgang geboekt. Het fonds, zo werd besloten, zal voor vier jaar worden ondergebracht bij de Wereldbank – maar er is geen overeenstemming bereikt over de verplichtingen van de historische emittenten, en tot nu toe is er geen sprake van substantiële geldstromen.
Als voorzitter van COP28 staat Sultan Al Jaber van de VAE voor de cruciale taak om de huidige impasse te doorbreken en zijn belofte na te komen om een financieringsplan op te stellen om het jaarlijkse tekort van één biljoen dollar in het Mondiale Zuiden voor de financiering voor mitigatie- en adaptatie-initiatieven te overbruggen.
De VAE hebben de sleutel in handen voor het dichten van de klimaatfinancieringskloof. Door ’s werelds rijkste oliestaten ervan te overtuigen een vrijwillige belasting van drie procent te betalen over hun onverwachte extra inkomsten uit de olie- en gasexport, kan 25 miljard dollar worden opgehaald. Zo’n heffing zou het startkapitaal kunnen opleveren dat nodig is om de ontwikkelde economieën die verantwoordelijk zijn voor de meeste broeikasgasemissies wereldwijd te motiveren om garanties af te geven waarmee multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) hun investeringen kunnen opvoeren.
Al Jaber is zich terdege bewust van de dringende behoefte aan beslissende actie. In juni benadrukte hij in een privébericht aan een aantal regeringen het belang van een gecoördineerde strategie die staatsgaranties zou gebruiken om privékapitaal aan te trekken, wat de visie van de VAE weerspiegelt over nieuwe, innovatieve financiële mechanismen om privéfinanciering aan te trekken. Hij wil ook grootschalige mechanismen met staatsgaranties gebruiken om aanzienlijke particuliere investeringen te mobiliseren, waarbij hij dit ziet als een manier om alle partijen en belanghebbenden te verenigen in het bevorderen van klimaatactie.
Maar Al Jaber is niet alleen de voorzitter van COP28; hij is ook de CEO van de Abu Dhabi National Oil Company. Hij bevindt zich in een unieke positie om het goede voorbeeld te geven en zijn eigen land te sturen in de richting van een eerlijke bijdrage. Een heffing van 25 miljard dollar, wat neerkomt op minder dan tien procent van de jaarlijkse inkomsten van de olie- en gasindustrie in 2022, moet worden beschouwd als de minimale bijdrage die van grote olie-exporterende landen mag worden verwacht.
Het schrille contrast tussen de recordhoge exportinkomsten van de olieproducerende landen en de miljoenen mensen in het Mondiale Zuiden die door de stijgende elektriciteitskosten tot armoede worden gedreven, onderstreept deze noodzaak. In 2022 bedroegen de exportinkomsten van de OPEC-landen alleen al 888 miljard dollar, een stijging van 266 miljard dollar ten opzichte van het voorgaande jaar. De zes rijkste olie-exporteurs alleen al haalden ongeveer achthonderd miljard dollar binnen. De olie-exportinkomsten van de VAE zelf stegen van 76 miljard dollar in 2021 naar 119 miljard dollar.
De stijging van de energieprijzen is bijzonder lucratief geweest voor de oliestaten in het Midden-Oosten. De inkomsten uit de energie-export van Qatar stegen van 87 miljard dollar naar 132 miljard dollar in 2022, terwijl die van Koeweit stegen van 63 miljard dollar naar 98 miljard dollar, waardoor beide landen elk een heffing van twee miljard dollar zouden kunnen betalen. Noorwegen, dat zijn exportinkomsten bijna heeft verdrievoudigd van 48 miljard dollar naar 140 miljard dollar, kan zich makkelijk een heffing van vijf miljard dollar veroorloven.
Maar de grootste bijdrage zou moeten komen van Saoedi-Arabië, waarvan de inkomsten uit de olie-export omhoogschoten naar 311 miljard dollar in 2022 – een duizelingwekkende toename van 120 miljard dollar ten opzichte van het voorgaande jaar. Een bijdrage van negen miljard dollar zou minder zijn dan wat de Saoedi’s jaarlijks uitgeven aan voetbal en golf, en minder dan de helft van wat ze naar verluidt bereid waren te betalen om de Formule 1 over te nemen.
Bovendien zou een heffing op de onverwachte extra inkomsten uit fossiele brandstoffen alle ontwikkelde landen kunnen stimuleren om bij te dragen. Het principe van eerlijke lastenverdeling is eenvoudig: de landen en industrieën die van oudsher het meest hebben bijgedragen aan de uitstoot van broeikasgassen en het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking hebben, moeten een groter deel van de kosten dragen.
Een deel van de heffing van 25 miljard dollar moet rechtstreeks worden toegewezen aan het Loss and Damage Fund. De rest moet dienen als gestort kapitaal voor een nieuwe klimaatfinancieringsfaciliteit die gericht is op steun aan het Mondiale Zuiden. Dit kapitaal moet op zijn beurt worden aangevuld met miljardengaranties van ’s werelds grootste vervuilers. De MDB’s zouden deze fondsen dan als hefboom kunnen gebruiken om de middelen die beschikbaar zijn voor lage- en middeninkomenslanden mogelijk te verviervoudigen.
Dit strategisch gebruik van garanties wordt door diverse internationale instanties gesteund en in drie recente rapporten aan de G20 onderstreept, waaronder dat van de econoom N.K. Singhen de voormalige Amerikaanse minister van Financiën Lawrence H. Summers. Het goedkeuren van het voorstel van Singh en Summers om de jaarlijkse uitgaven van de Wereldbank te verdrievoudigen naar 390 miljard dollar, samen met het initiatief van premier Mia Amor Mottley van Barbados om honderd miljard dollar aan internationale financiering door te sluizen naar het Mondiale Zuiden, zou een belangrijke stap zijn in het mobiliseren van de één biljoen dollar aan jaarlijkse investeringen die nodig zijn voor de armste landen ter wereld, om hun transitie naar een klimaatbestendige toekomst te versnellen en hun ontwikkelingsdoelen te bereiken.
Vertaling: Menno Grootveld
EDINBURGH – De conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP28) in Dubai is nog maar een paar weken van ons verwijderd. Maar het wordt steeds duidelijker dat alleen een doortastend financieringsinitiatief onder leiding van de Verenigde Arabische Emiraten essentiële financiering en steun kan bieden aan het Mondiale Zuiden.
Ondanks een zomer van verwoestende droogtes, overstromingen en bosbranden die de noodzaak van dringende actie onderstreepten, hebben de besprekingen voorafgaand aan de top over een Loss and Damage Fund om ’s werelds armste landen te helpen de gevolgen van de klimaatverandering te beperken, weinig vooruitgang geboekt. Het fonds, zo werd besloten, zal voor vier jaar worden ondergebracht bij de Wereldbank – maar er is geen overeenstemming bereikt over de verplichtingen van de historische emittenten, en tot nu toe is er geen sprake van substantiële geldstromen.
Als voorzitter van COP28 staat Sultan Al Jaber van de VAE voor de cruciale taak om de huidige impasse te doorbreken en zijn belofte na te komen om een financieringsplan op te stellen om het jaarlijkse tekort van één biljoen dollar in het Mondiale Zuiden voor de financiering voor mitigatie- en adaptatie-initiatieven te overbruggen.
De VAE hebben de sleutel in handen voor het dichten van de klimaatfinancieringskloof. Door ’s werelds rijkste oliestaten ervan te overtuigen een vrijwillige belasting van drie procent te betalen over hun onverwachte extra inkomsten uit de olie- en gasexport, kan 25 miljard dollar worden opgehaald. Zo’n heffing zou het startkapitaal kunnen opleveren dat nodig is om de ontwikkelde economieën die verantwoordelijk zijn voor de meeste broeikasgasemissies wereldwijd te motiveren om garanties af te geven waarmee multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) hun investeringen kunnen opvoeren.
Al Jaber is zich terdege bewust van de dringende behoefte aan beslissende actie. In juni benadrukte hij in een privébericht aan een aantal regeringen het belang van een gecoördineerde strategie die staatsgaranties zou gebruiken om privékapitaal aan te trekken, wat de visie van de VAE weerspiegelt over nieuwe, innovatieve financiële mechanismen om privéfinanciering aan te trekken. Hij wil ook grootschalige mechanismen met staatsgaranties gebruiken om aanzienlijke particuliere investeringen te mobiliseren, waarbij hij dit ziet als een manier om alle partijen en belanghebbenden te verenigen in het bevorderen van klimaatactie.
Maar Al Jaber is niet alleen de voorzitter van COP28; hij is ook de CEO van de Abu Dhabi National Oil Company. Hij bevindt zich in een unieke positie om het goede voorbeeld te geven en zijn eigen land te sturen in de richting van een eerlijke bijdrage. Een heffing van 25 miljard dollar, wat neerkomt op minder dan tien procent van de jaarlijkse inkomsten van de olie- en gasindustrie in 2022, moet worden beschouwd als de minimale bijdrage die van grote olie-exporterende landen mag worden verwacht.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Het schrille contrast tussen de recordhoge exportinkomsten van de olieproducerende landen en de miljoenen mensen in het Mondiale Zuiden die door de stijgende elektriciteitskosten tot armoede worden gedreven, onderstreept deze noodzaak. In 2022 bedroegen de exportinkomsten van de OPEC-landen alleen al 888 miljard dollar, een stijging van 266 miljard dollar ten opzichte van het voorgaande jaar. De zes rijkste olie-exporteurs alleen al haalden ongeveer achthonderd miljard dollar binnen. De olie-exportinkomsten van de VAE zelf stegen van 76 miljard dollar in 2021 naar 119 miljard dollar.
De stijging van de energieprijzen is bijzonder lucratief geweest voor de oliestaten in het Midden-Oosten. De inkomsten uit de energie-export van Qatar stegen van 87 miljard dollar naar 132 miljard dollar in 2022, terwijl die van Koeweit stegen van 63 miljard dollar naar 98 miljard dollar, waardoor beide landen elk een heffing van twee miljard dollar zouden kunnen betalen. Noorwegen, dat zijn exportinkomsten bijna heeft verdrievoudigd van 48 miljard dollar naar 140 miljard dollar, kan zich makkelijk een heffing van vijf miljard dollar veroorloven.
Maar de grootste bijdrage zou moeten komen van Saoedi-Arabië, waarvan de inkomsten uit de olie-export omhoogschoten naar 311 miljard dollar in 2022 – een duizelingwekkende toename van 120 miljard dollar ten opzichte van het voorgaande jaar. Een bijdrage van negen miljard dollar zou minder zijn dan wat de Saoedi’s jaarlijks uitgeven aan voetbal en golf, en minder dan de helft van wat ze naar verluidt bereid waren te betalen om de Formule 1 over te nemen.
Bovendien zou een heffing op de onverwachte extra inkomsten uit fossiele brandstoffen alle ontwikkelde landen kunnen stimuleren om bij te dragen. Het principe van eerlijke lastenverdeling is eenvoudig: de landen en industrieën die van oudsher het meest hebben bijgedragen aan de uitstoot van broeikasgassen en het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking hebben, moeten een groter deel van de kosten dragen.
Een deel van de heffing van 25 miljard dollar moet rechtstreeks worden toegewezen aan het Loss and Damage Fund. De rest moet dienen als gestort kapitaal voor een nieuwe klimaatfinancieringsfaciliteit die gericht is op steun aan het Mondiale Zuiden. Dit kapitaal moet op zijn beurt worden aangevuld met miljardengaranties van ’s werelds grootste vervuilers. De MDB’s zouden deze fondsen dan als hefboom kunnen gebruiken om de middelen die beschikbaar zijn voor lage- en middeninkomenslanden mogelijk te verviervoudigen.
Dit strategisch gebruik van garanties wordt door diverse internationale instanties gesteund en in drie recente rapporten aan de G20 onderstreept, waaronder dat van de econoom N.K. Singhen de voormalige Amerikaanse minister van Financiën Lawrence H. Summers. Het goedkeuren van het voorstel van Singh en Summers om de jaarlijkse uitgaven van de Wereldbank te verdrievoudigen naar 390 miljard dollar, samen met het initiatief van premier Mia Amor Mottley van Barbados om honderd miljard dollar aan internationale financiering door te sluizen naar het Mondiale Zuiden, zou een belangrijke stap zijn in het mobiliseren van de één biljoen dollar aan jaarlijkse investeringen die nodig zijn voor de armste landen ter wereld, om hun transitie naar een klimaatbestendige toekomst te versnellen en hun ontwikkelingsdoelen te bereiken.
Vertaling: Menno Grootveld