LONDEN – Velen hebben de COP27-klimaatconferentie van vorige maand afgedaan als een mislukking, vanwege het gebrek aan vooruitgang ten aanzien van de toezeggingen die vorig jaar tijdens de COP26-top zijn gedaan en vanwege het ontbreken van duidelijke verbintenissen om fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen. Meer in het algemeen is het COP-proces zelf bekritiseerd als inadequaat en uiteindelijk onwerkbaar, gezien de afhankelijkheid van unanimiteit onder alle partijen.
COP27 heeft echter één opmerkelijke doorbraak opgeleverd: de geavanceerde economieën van de wereld, waaronder de Verenigde Staten en de Europese Unie, hebben eindelijk enige verantwoordelijkheid aanvaard voor de ʻverliezen en schadeʼ als gevolg van de klimaatverandering. In de bureaucratische taal van het slotcommuniqué kwamen zij overeen ʻnieuwe financieringsregelingen vast te stellen om ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de nadelige gevolgen van de klimaatverandering bij te staan bij het opvangen van verliezen en schade.ʼ Een speciaal comité van 24 landen is opgericht om te bepalen hoe het nieuwe fonds zal worden gefinancierd, beheerd en verdeeld. Hun conclusies worden verwacht op de COP28-top in de Verenigde Arabische Emiraten eind volgend jaar.
Maar aangezien de Republikeinen binnenkort de controle over het Huis van Afgevaardigden zullen hebben, is het moeilijk te geloven dat de VS veel geld op tafel zullen leggen. Het is ook onzeker of China een belangrijke bijdrage zal leveren. Hoewel het nu een belangrijke bron van emissies is, beschouwen de Verenigde Naties het nog steeds als een ʻontwikkelingsland.ʼ En hoewel de EU in beginsel heeft aanvaard dat de landen die het meest verantwoordelijk zijn voor de klimaatverandering de kosten daarvan moeten helpen dragen, stevent zij af op een recessie, waardoor de bijdrage van de Europeanen waarschijnlijk beperkt zal blijven.
De betrokkenheid van China is bijzonder belangrijk. Niet alleen genereert China bijna een derde van de wereldwijde uitstoot, maar de EU heeft de Chinese bijdrage als voorwaarde gesteld voor haar eigen deelname. De voormalige Britse premier Gordon Brownwaarschuwt dan ook dat we zouden kunnen eindigen met een ʻfonds zonder financiers.ʼ
Maar hoe reëel dat gevaar ook is, het mag geen afbreuk doen aan het belang van wat de regeringen tijdens COP27 zijn overeengekomen. Dat de ontwikkelde wereld de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de klimaatverandering aanvaardt, vormt een reden voor herstelbetalingen en wijst op een mate van aansprakelijkheid die nu voor rechtbanken overal ter wereld kan worden getoetst. ʻKlimaatrechtvaardigheidʼ zal zich ontwikkelen van een krachtige slogan tot een levendige juridische kwestie. Als de klimaatverandering het resultaat is van emissies – in het verleden en nu – en de oorzaak is van de toename en ernst van extreme weersomstandigheden, betekent dit dat de overstromingen van dit jaar in Pakistan en de sluipende woestijnvorming in Noord-Afrika kunnen worden toegeschreven aan degenen die de emissies hebben veroorzaakt.
Maar wie is er dan precies aansprakelijk? De regeringen van de ontwikkelde wereld hebben aanvaard dat zij gedeeltelijk verantwoordelijk zijn. Maar de verantwoordelijkheid, en dus de aansprakelijkheid, kan ook worden toegeschreven aan de bedrijven die de producten die de emissies hebben veroorzaakt, hebben geproduceerd, verkocht en daarvan hebben geprofiteerd. Energiebedrijven kunnen proberen aan te voeren dat er tot de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw geen wetenschappelijke consensus bestond over de negatieve klimaateffecten van de verbranding van koolwaterstoffen. Maar vanaf de jaren negentig is dat verweer niet meer houdbaar.
Het tijdperk van potentiële aansprakelijkheid begon dus ongeveer dertig jaar geleden, toen de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering en anderen een corpus van geloofwaardig wetenschappelijk onderzoek begonnen te creëren. En nu is het tijdperk van de echte klimaataansprakelijkheid aangebroken. Voor de betrokken bedrijven – vooral die welke onderworpen zijn aan de wetten en politieke beslissingen van de geavanceerde economieën – vormt een dergelijke aansprakelijkheid een existentiële bedreiging. Zij is vergelijkbaar met de Master Settlement Agreement die een oplossing bood voor het conflict tussen de tabaksindustrie en 46 Amerikaanse procureurs-generaal over de verantwoordelijkheid voor de medische kosten van roken.
Maar terwijl die schikking inhield dat de bedrijven over een periode van 25 jaar in totaal 206 miljard dollar moesten betalen, zijn de klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande kosten veel groter. De risicoʼs zijn mondiaal en nemen nog steeds toe, omdat de emissies blijven stijgen. In feite moet het ergste nog komen, en de potentiële kosten zijn bijna niet te berekenen.
Er zal zeker een felle juridische strijd komen. Maar door in principe de verantwoordelijkheid voor de wereldwijde kosten van de klimaatverandering te aanvaarden, hebben de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering de geest uit de fles gelaten. Fossiele-brandstofbedrijven en hun beleggers zullen niet meer kunnen beweren dat ze niet gewaarschuwd waren.
Het is waar dat COP27 veel deelnemers en waarnemers heeft teleurgesteld. Klimaatwetenschappers, activisten en anderen zijn begrijpelijkerwijs ontstemd dat de urgentie van de klimaatverandering wordt genegeerd en dat meer directe kwesties zoals de kosten van levensonderhoud en de oorlog van Rusland in Oekraïne de aandacht van beleidsmakers en het publiek opeisen. Maar de realiteit is dat COP27 waarschijnlijk zal worden herinnerd als een keerpunt. Nu de ontwikkelde wereld eindelijk een zekere financiële verantwoordelijkheid heeft aanvaard voor de verliezen en schade als gevolg van de klimaatverandering, zal het bredere klimaatdebat voortaan draaien om de kwestie van de aansprakelijkheid. En dat zou op zijn beurt de drijfveren van de hoofdrolspelers fundamenteel kunnen veranderen.
Vertaling: Menno Grootveld
LONDEN – Velen hebben de COP27-klimaatconferentie van vorige maand afgedaan als een mislukking, vanwege het gebrek aan vooruitgang ten aanzien van de toezeggingen die vorig jaar tijdens de COP26-top zijn gedaan en vanwege het ontbreken van duidelijke verbintenissen om fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen. Meer in het algemeen is het COP-proces zelf bekritiseerd als inadequaat en uiteindelijk onwerkbaar, gezien de afhankelijkheid van unanimiteit onder alle partijen.
COP27 heeft echter één opmerkelijke doorbraak opgeleverd: de geavanceerde economieën van de wereld, waaronder de Verenigde Staten en de Europese Unie, hebben eindelijk enige verantwoordelijkheid aanvaard voor de ʻverliezen en schadeʼ als gevolg van de klimaatverandering. In de bureaucratische taal van het slotcommuniqué kwamen zij overeen ʻnieuwe financieringsregelingen vast te stellen om ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de nadelige gevolgen van de klimaatverandering bij te staan bij het opvangen van verliezen en schade.ʼ Een speciaal comité van 24 landen is opgericht om te bepalen hoe het nieuwe fonds zal worden gefinancierd, beheerd en verdeeld. Hun conclusies worden verwacht op de COP28-top in de Verenigde Arabische Emiraten eind volgend jaar.
Maar aangezien de Republikeinen binnenkort de controle over het Huis van Afgevaardigden zullen hebben, is het moeilijk te geloven dat de VS veel geld op tafel zullen leggen. Het is ook onzeker of China een belangrijke bijdrage zal leveren. Hoewel het nu een belangrijke bron van emissies is, beschouwen de Verenigde Naties het nog steeds als een ʻontwikkelingsland.ʼ En hoewel de EU in beginsel heeft aanvaard dat de landen die het meest verantwoordelijk zijn voor de klimaatverandering de kosten daarvan moeten helpen dragen, stevent zij af op een recessie, waardoor de bijdrage van de Europeanen waarschijnlijk beperkt zal blijven.
De betrokkenheid van China is bijzonder belangrijk. Niet alleen genereert China bijna een derde van de wereldwijde uitstoot, maar de EU heeft de Chinese bijdrage als voorwaarde gesteld voor haar eigen deelname. De voormalige Britse premier Gordon Brownwaarschuwt dan ook dat we zouden kunnen eindigen met een ʻfonds zonder financiers.ʼ
Maar hoe reëel dat gevaar ook is, het mag geen afbreuk doen aan het belang van wat de regeringen tijdens COP27 zijn overeengekomen. Dat de ontwikkelde wereld de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de klimaatverandering aanvaardt, vormt een reden voor herstelbetalingen en wijst op een mate van aansprakelijkheid die nu voor rechtbanken overal ter wereld kan worden getoetst. ʻKlimaatrechtvaardigheidʼ zal zich ontwikkelen van een krachtige slogan tot een levendige juridische kwestie. Als de klimaatverandering het resultaat is van emissies – in het verleden en nu – en de oorzaak is van de toename en ernst van extreme weersomstandigheden, betekent dit dat de overstromingen van dit jaar in Pakistan en de sluipende woestijnvorming in Noord-Afrika kunnen worden toegeschreven aan degenen die de emissies hebben veroorzaakt.
Maar wie is er dan precies aansprakelijk? De regeringen van de ontwikkelde wereld hebben aanvaard dat zij gedeeltelijk verantwoordelijk zijn. Maar de verantwoordelijkheid, en dus de aansprakelijkheid, kan ook worden toegeschreven aan de bedrijven die de producten die de emissies hebben veroorzaakt, hebben geproduceerd, verkocht en daarvan hebben geprofiteerd. Energiebedrijven kunnen proberen aan te voeren dat er tot de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw geen wetenschappelijke consensus bestond over de negatieve klimaateffecten van de verbranding van koolwaterstoffen. Maar vanaf de jaren negentig is dat verweer niet meer houdbaar.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Het tijdperk van potentiële aansprakelijkheid begon dus ongeveer dertig jaar geleden, toen de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering en anderen een corpus van geloofwaardig wetenschappelijk onderzoek begonnen te creëren. En nu is het tijdperk van de echte klimaataansprakelijkheid aangebroken. Voor de betrokken bedrijven – vooral die welke onderworpen zijn aan de wetten en politieke beslissingen van de geavanceerde economieën – vormt een dergelijke aansprakelijkheid een existentiële bedreiging. Zij is vergelijkbaar met de Master Settlement Agreement die een oplossing bood voor het conflict tussen de tabaksindustrie en 46 Amerikaanse procureurs-generaal over de verantwoordelijkheid voor de medische kosten van roken.
Maar terwijl die schikking inhield dat de bedrijven over een periode van 25 jaar in totaal 206 miljard dollar moesten betalen, zijn de klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande kosten veel groter. De risicoʼs zijn mondiaal en nemen nog steeds toe, omdat de emissies blijven stijgen. In feite moet het ergste nog komen, en de potentiële kosten zijn bijna niet te berekenen.
Er zal zeker een felle juridische strijd komen. Maar door in principe de verantwoordelijkheid voor de wereldwijde kosten van de klimaatverandering te aanvaarden, hebben de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering de geest uit de fles gelaten. Fossiele-brandstofbedrijven en hun beleggers zullen niet meer kunnen beweren dat ze niet gewaarschuwd waren.
Het is waar dat COP27 veel deelnemers en waarnemers heeft teleurgesteld. Klimaatwetenschappers, activisten en anderen zijn begrijpelijkerwijs ontstemd dat de urgentie van de klimaatverandering wordt genegeerd en dat meer directe kwesties zoals de kosten van levensonderhoud en de oorlog van Rusland in Oekraïne de aandacht van beleidsmakers en het publiek opeisen. Maar de realiteit is dat COP27 waarschijnlijk zal worden herinnerd als een keerpunt. Nu de ontwikkelde wereld eindelijk een zekere financiële verantwoordelijkheid heeft aanvaard voor de verliezen en schade als gevolg van de klimaatverandering, zal het bredere klimaatdebat voortaan draaien om de kwestie van de aansprakelijkheid. En dat zou op zijn beurt de drijfveren van de hoofdrolspelers fundamenteel kunnen veranderen.
Vertaling: Menno Grootveld