LONDEN – De afhankelijkheid van het Westen van China voor zogenoemde cruciale mineralen baarde ooit slechts een handvol experts en beleidsdeskundigen zorgen. Nu is die bezorgdheid mainstream geworden, met tal van krantenkoppen en een BBC-documentaire over dit onderwerp. Maar de belangrijkste vraag is nog onvoldoende beantwoord: wat moeten we eraan doen?
Het valt niet te ontkennen dat er risicoʼs zijn. Zoals Europa de afgelopen maanden heeft geleerd, is het niet verstandig om op een vijandige staat te vertrouwen voor de levering van essentiële grondstoffen. Maar de oplossing voor de huidige energiecrisis – de transitie naar hernieuwbare energiebronnen versnellen – dreigt de huidige situatie in een andere vorm te laten terugkeren, omdat ze onze afhankelijkheid van mineralen als kobalt, nikkel, grafiet, lithium en koper vergroot.
Van elektrische batterijen tot windturbines en uitgebreide elektriciteitsnetten, dergelijke mineralen zijn essentieel voor de transitie naar schone energie. De Wereldbank heeft berekend dat hun productie tegen 2050 met ongeveer vijfhonderd procent zal moeten stijgen om de mondiale klimaatdoelstellingen te kunnen ondersteunen.
Net zoals Rusland een belangrijke bron van fossiele brandstoffen is, domineert China de verwerking van veel van deze cruciale mineralen. Het land raffineert ongeveer zestig tot zeventig procent van alle lithium, nikkel en kobalt ter wereld. En het heeft grote investeringen gedaan in de rijkste mondiale vindplaatsen van deze hulpbronnen, van kobalt in de Democratische Republiek Congo tot nikkel in Indonesië, zodat het een steeds groter deel van de mijnen waaruit deze gewonnen worden, in handen heeft.
Westerse regeringen haasten zich nu om strategieën te ontwikkelen om de energietransitie te bevorderen zonder al te afhankelijk te worden van China voor cruciale mineralen. In de Verenigde Staten bevat de onlangs aangenomen Inflation Reduction Act grote prikkels voor de fabrikanten van elektrische voertuigen om cruciale mineralen te betrekken van betrouwbare partners. Het Verenigd Koninkrijk heeft een ʻstrategie voor cruciale mineralenʼ bekendgemaakt, die inspanningen omvat om de binnenlandse capaciteit in de sector uit te breiden. De Europese Unie en Australië zijn bezig met soortgelijke initiatieven.
Al deze regeringen beschouwen meer recycling van metalen als deel van het antwoord. Maar zij erkennen ook dat dit voorlopig slechts een beperkte bijdrage zal kunnen leveren. Hun strategieën zijn er dan ook allemaal op gericht snel meer mijnen en verwerkingsinstallaties voor cruciale mineralen te ontwikkelen, hetzij in eigen land, hetzij in ʻbevriendeʼ landen.
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Maar deze strategieën gaan voorbij aan een belangrijk obstakel: de beladen lokale politiek bij het openen van nieuwe mijnen en industriële installaties. In rijke landen betekenen ʻnot in my backyardʼ-activisme, verzet van inheemse en milieugroeperingen, en complexe planningsprocessen dat het tientallen jaren kan duren om toestemming te krijgen voor de ontwikkeling van grootschalige nieuwe mijnen, als die toestemming er al komt.
In landen met lagere inkomens stuit de ontwikkeling van mijnen ook vaak op hevig lokaal verzet, dat nog wordt versterkt door het wijdverbreide wantrouwen jegens grote mijnbouwbedrijven in westerse handen. Zowel in rijke als in arme landen zijn talloze voorstellen voor nieuwe mijnen voor cruciale mineralen – bijvoorbeeld in de VS, Peru, Portugal en Servië – onlangs geblokkeerd of uitgesteld als gevolg van dergelijk verzet.
Zeker, dit activisme geeft een goed beeld van de levendigheid van de lokale democratie in met het Westen gelieerde landen. Maar het risico blijft bestaan dat als het Westen niet tegen een redelijke prijs toegang krijgt tot de grondstoffen die voor de energietransitie nodig zijn, het opnieuw overgeleverd zal zijn aan de genade van een vijandig regime. De bezorgdheid dat China van zijn dominantie op het gebied van deze mineralen een ʻwapenʼ zou kunnen maken, zoals Rusland dat heeft gedaan met aardgas, is nu wijdverbreid in beleidskringen.
Als het probleem niet snel wordt aangepakt, kunnen westerse regeringen zich genoodzaakt zien noodmaatregelen te nemen die voorbijgaan aan lokale belangen – bijvoorbeeld het openstellen van binnenlandse mijnen en faciliteiten als een kwestie van nationale veiligheid. Ze zouden ook kunnen proberen ontwikkelingslanden te dwingen hun productie uit te breiden, waarbij ze opnieuw de lokale gevoelens negeren. Dit is al ruim een eeuw het trieste patroon van de geopolitiek inzake energie en hulpbronnen.
Om dit te voorkomen moet snel vooruitgang worden geboekt in de richting van een nieuwe ʻGrand Bargainʼ tussen mijnexploitanten en lokale belanghebbenden. Daartoe moet dringend een ambitieus programma worden opgezet om de betrekkingen tussen beide partijen te herstellen, dat alle mineralen-rijke, met het Westen gelieerde landen omvat.
Mijnbouwbedrijven moeten er met steun van westerse regeringen voor zorgen dat nieuwe activiteiten meer lokale economische voordelen opleveren en meer rekening houden met plaatselijke behoeften. Zij moeten ook meer geloofwaardige, zichtbare controles uitvoeren op de milieu- en gezondheidsrisicoʼs die mijnen kunnen veroorzaken. In ontwikkelingslanden moeten mijnbouwbedrijven aantonen dat zij op deze fronten veel beter presteren dan Chinese bedrijven. Westerse mijnbouwbedrijven zijn al betrokken bij talrijke initiatieven voor goede praktijken op milieu- en sociaal gebied, maar deze moeten als strategische prioriteit worden opgevoerd.
In ruil voor deze inspanningen moeten lokale toezichthoudende instanties de vergunningsprocedures stroomlijnen en versnellen, en moeten lokale gemeenschappen en activisten de noodzaak aanvaarden om goed ontworpen projecten te steunen. Groen-georiënteerde campagnevoerders zullen zeker het belang inzien van het afwenden van een grote bedreiging voor de energietransitie; maar oude gewoonten zijn hardnekkig en de weerstand tegen grote bedrijven die grote projecten zoals mijnen nastreven is bij sommigen ingebakken. Regeringen kunnen hierbij helpen door te bemiddelen in geschillen tussen bedrijven en gemeenschappen.
Volgens sommigen is dit een pijnlijke oplossing voor een probleem dat zich nog moet voordoen. Maar de gevaren van de afhankelijkheid van China voor cruciale mineraalvoorraden zijn maar al te duidelijk. Een snellere mijnontwikkeling dichter bij huis is de beste manier om vooruitgang te boeken – en dat vereist een aantal radicaal nieuwe benaderingen.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
At the end of a year of domestic and international upheaval, Project Syndicate commentators share their favorite books from the past 12 months. Covering a wide array of genres and disciplines, this year’s picks provide fresh perspectives on the defining challenges of our time and how to confront them.
ask Project Syndicate contributors to select the books that resonated with them the most over the past year.
LONDEN – De afhankelijkheid van het Westen van China voor zogenoemde cruciale mineralen baarde ooit slechts een handvol experts en beleidsdeskundigen zorgen. Nu is die bezorgdheid mainstream geworden, met tal van krantenkoppen en een BBC-documentaire over dit onderwerp. Maar de belangrijkste vraag is nog onvoldoende beantwoord: wat moeten we eraan doen?
Het valt niet te ontkennen dat er risicoʼs zijn. Zoals Europa de afgelopen maanden heeft geleerd, is het niet verstandig om op een vijandige staat te vertrouwen voor de levering van essentiële grondstoffen. Maar de oplossing voor de huidige energiecrisis – de transitie naar hernieuwbare energiebronnen versnellen – dreigt de huidige situatie in een andere vorm te laten terugkeren, omdat ze onze afhankelijkheid van mineralen als kobalt, nikkel, grafiet, lithium en koper vergroot.
Van elektrische batterijen tot windturbines en uitgebreide elektriciteitsnetten, dergelijke mineralen zijn essentieel voor de transitie naar schone energie. De Wereldbank heeft berekend dat hun productie tegen 2050 met ongeveer vijfhonderd procent zal moeten stijgen om de mondiale klimaatdoelstellingen te kunnen ondersteunen.
Net zoals Rusland een belangrijke bron van fossiele brandstoffen is, domineert China de verwerking van veel van deze cruciale mineralen. Het land raffineert ongeveer zestig tot zeventig procent van alle lithium, nikkel en kobalt ter wereld. En het heeft grote investeringen gedaan in de rijkste mondiale vindplaatsen van deze hulpbronnen, van kobalt in de Democratische Republiek Congo tot nikkel in Indonesië, zodat het een steeds groter deel van de mijnen waaruit deze gewonnen worden, in handen heeft.
Westerse regeringen haasten zich nu om strategieën te ontwikkelen om de energietransitie te bevorderen zonder al te afhankelijk te worden van China voor cruciale mineralen. In de Verenigde Staten bevat de onlangs aangenomen Inflation Reduction Act grote prikkels voor de fabrikanten van elektrische voertuigen om cruciale mineralen te betrekken van betrouwbare partners. Het Verenigd Koninkrijk heeft een ʻstrategie voor cruciale mineralenʼ bekendgemaakt, die inspanningen omvat om de binnenlandse capaciteit in de sector uit te breiden. De Europese Unie en Australië zijn bezig met soortgelijke initiatieven.
Al deze regeringen beschouwen meer recycling van metalen als deel van het antwoord. Maar zij erkennen ook dat dit voorlopig slechts een beperkte bijdrage zal kunnen leveren. Hun strategieën zijn er dan ook allemaal op gericht snel meer mijnen en verwerkingsinstallaties voor cruciale mineralen te ontwikkelen, hetzij in eigen land, hetzij in ʻbevriendeʼ landen.
HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Maar deze strategieën gaan voorbij aan een belangrijk obstakel: de beladen lokale politiek bij het openen van nieuwe mijnen en industriële installaties. In rijke landen betekenen ʻnot in my backyardʼ-activisme, verzet van inheemse en milieugroeperingen, en complexe planningsprocessen dat het tientallen jaren kan duren om toestemming te krijgen voor de ontwikkeling van grootschalige nieuwe mijnen, als die toestemming er al komt.
In landen met lagere inkomens stuit de ontwikkeling van mijnen ook vaak op hevig lokaal verzet, dat nog wordt versterkt door het wijdverbreide wantrouwen jegens grote mijnbouwbedrijven in westerse handen. Zowel in rijke als in arme landen zijn talloze voorstellen voor nieuwe mijnen voor cruciale mineralen – bijvoorbeeld in de VS, Peru, Portugal en Servië – onlangs geblokkeerd of uitgesteld als gevolg van dergelijk verzet.
Zeker, dit activisme geeft een goed beeld van de levendigheid van de lokale democratie in met het Westen gelieerde landen. Maar het risico blijft bestaan dat als het Westen niet tegen een redelijke prijs toegang krijgt tot de grondstoffen die voor de energietransitie nodig zijn, het opnieuw overgeleverd zal zijn aan de genade van een vijandig regime. De bezorgdheid dat China van zijn dominantie op het gebied van deze mineralen een ʻwapenʼ zou kunnen maken, zoals Rusland dat heeft gedaan met aardgas, is nu wijdverbreid in beleidskringen.
Als het probleem niet snel wordt aangepakt, kunnen westerse regeringen zich genoodzaakt zien noodmaatregelen te nemen die voorbijgaan aan lokale belangen – bijvoorbeeld het openstellen van binnenlandse mijnen en faciliteiten als een kwestie van nationale veiligheid. Ze zouden ook kunnen proberen ontwikkelingslanden te dwingen hun productie uit te breiden, waarbij ze opnieuw de lokale gevoelens negeren. Dit is al ruim een eeuw het trieste patroon van de geopolitiek inzake energie en hulpbronnen.
Om dit te voorkomen moet snel vooruitgang worden geboekt in de richting van een nieuwe ʻGrand Bargainʼ tussen mijnexploitanten en lokale belanghebbenden. Daartoe moet dringend een ambitieus programma worden opgezet om de betrekkingen tussen beide partijen te herstellen, dat alle mineralen-rijke, met het Westen gelieerde landen omvat.
Mijnbouwbedrijven moeten er met steun van westerse regeringen voor zorgen dat nieuwe activiteiten meer lokale economische voordelen opleveren en meer rekening houden met plaatselijke behoeften. Zij moeten ook meer geloofwaardige, zichtbare controles uitvoeren op de milieu- en gezondheidsrisicoʼs die mijnen kunnen veroorzaken. In ontwikkelingslanden moeten mijnbouwbedrijven aantonen dat zij op deze fronten veel beter presteren dan Chinese bedrijven. Westerse mijnbouwbedrijven zijn al betrokken bij talrijke initiatieven voor goede praktijken op milieu- en sociaal gebied, maar deze moeten als strategische prioriteit worden opgevoerd.
In ruil voor deze inspanningen moeten lokale toezichthoudende instanties de vergunningsprocedures stroomlijnen en versnellen, en moeten lokale gemeenschappen en activisten de noodzaak aanvaarden om goed ontworpen projecten te steunen. Groen-georiënteerde campagnevoerders zullen zeker het belang inzien van het afwenden van een grote bedreiging voor de energietransitie; maar oude gewoonten zijn hardnekkig en de weerstand tegen grote bedrijven die grote projecten zoals mijnen nastreven is bij sommigen ingebakken. Regeringen kunnen hierbij helpen door te bemiddelen in geschillen tussen bedrijven en gemeenschappen.
Volgens sommigen is dit een pijnlijke oplossing voor een probleem dat zich nog moet voordoen. Maar de gevaren van de afhankelijkheid van China voor cruciale mineraalvoorraden zijn maar al te duidelijk. Een snellere mijnontwikkeling dichter bij huis is de beste manier om vooruitgang te boeken – en dat vereist een aantal radicaal nieuwe benaderingen.
Vertaling: Menno Grootveld