man robot Anton Novoderezhkin\TASS via Getty Images

Leidt de automatisering tot een nieuw soort slavernij?

LONDEN – Uit opiniepeilingen die over de hele wereld zijn gehouden blijkt dat mensen arbeidszekerheid willen. En tegelijkertijd hebben ze altijd gedroomd over een leven zonder hard werken. De “opkomst van de robots” heeft de spanning tussen deze twee impulsen tastbaar gemaakt.

Schattingen over het banenverlies in de nabije toekomst als gevolg van de automatisering variëren van 9% tot 47%, en die banen zelf worden ook steeds onzekerder. Toch belooft de automatisering verlichting van de meeste vormen van gedwongen arbeid, waardoor de buitengewone voorspelling van Aristoteles dat al het noodzakelijke werk op een goede dag door “mechanische slaven” zal worden uitgevoerd, waardoor mensen vrij zullen zijn om het “goede leven” te leiden, dichter bij verwezenlijking komt. Daardoor duikt de eeuwenoude vraag weer op: zijn machines een bedreiging voor de mens of een manier om hem te bevrijden?

In beginsel hoeft er geen tegenspraak te zijn. Het automatiseren van een deel van de menselijke arbeid moet mensen in staat stellen minder te werken tegen een hoger loon, zoals dat al sinds de Industriële Revolutie is gebeurd. Het aantal arbeidsuren is gedaald en de reële inkomens zijn gestegen, ook al is de wereldbevolking zeven maal zo groot geworden, dankzij de toegenomen productiviteit van door machines ondersteunde arbeid. In de rijke landen is de productiviteit – de productie per gewerkt uur – 25 maal hoger dan in 1831. De wereld is steeds rijker geworden, terwijl er minder manuren nodig waren om die rijkdom te produceren.

Waarom zou dit weldadige proces niet kunnen blijven voortduren? Waar is de slang in de tuin? De meeste economen zouden zeggen dat het probleem in ons hoofd zit. Mensen zien net als beginnende schakers alleen maar de eerste zet, niet de gevolgen daarvan. De eerste zet is dat werkers in een bepaalde sector worden vervangen door machines, zoals de Luddite-wevers die in de negentiende eeuw hun werk kwijtraakten door de komst van mechanische weefgetouwen. In de ijzingwekkende woorden van David Ricardo worden ze “overtollig.”

Maar wat gebeurt er daarna? De prijs van kleding daalt, omdat er meer van kan worden geproduceerd, tegen dezelfde kosten. Mensen kunnen dus meer kleding kopen, en van een grotere verscheidenheid, evenals andere dingen die zij zich eerder niet konden veroorloven. Er komen nieuwe banen om te beantwoorden aan de veranderende vraag. Die komen in de plaats van de oorspronkelijke banen die verloren zijn gegaan, en als de productiviteitsgroei aanhoudt, kan ook het aantal arbeidsuren dalen.

Merk op dat er in dit rooskleurige scenario geen vakbonden, minimumlonen, arbeidsbescherming of herverdelingsprogramma's nodig zijn om het reële (aan de inflatie aangepaste) inkomen van de werkers te verhogen. Stijgende lonen zijn een automatisch gevolg van de daling van de kosten van goederen. Vooropgesteld dat er geen neerwaartse druk op de geldlonen is door de toegenomen concurrentie om werk, is het automatische gevolg van technologische innovatie een stijging van de levensstandaard.

HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
PS_Sales_Holiday2024_1333x1000

HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week

At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.

Subscribe Now

Dit is het beroemde argument van Friedrich Hayek tegen iedere poging van regeringen of centrale banken om het prijsniveau te stabiliseren. In iedere technologisch geavanceerde economie zouden de prijzen moeten dalen, behalve op een paar nichemarkten. Zakenmensen hebben geen lage inflatie nodig om de productie uit te kunnen breiden. Zij hebben genoeg aan het vooruitzicht van meer omzet. Als goederen “duur” zijn, duidt dat op technologische stagnatie.

Maar onze beginnende schaker stelt twee belangrijke vragen: “Als de automatisering zich niet beperkt tot één enkele bedrijfstak, maar zich ook naar andere uitbreidt, zullen dan niet steeds meer banen overbodig worden? En zal de toegenomen concurrentie om de resterende banen de lonen dan niet drukken, waardoor de winst van de goedkoopte wordt gecompenseerd of zelfs in zijn tegendeel verkeert?”

De econoom antwoordt dat mensen niet vervangen, maar aangevuld zullen worden. Geautomatiseerde systemen, al dan niet in de vorm van robots, zullen de waarde van menselijke arbeid verhogen, niet vernietigen, net zoals een mens plus een goede computer samen nog steeds de beste computer kunnen verslaan bij het schaken. Mensen zullen uiteraard nieuwe vaardigheden moeten verwerven. Dit zal tijd kosten, en het zal doorlopend moeten gebeuren. Maar zodra dat gaande is, is er geen reden om enig netto-verlies van banen te verwachten. En omdat de waarde van de banen groter zal worden, zullen de reële inkomens blijven stijgen. In plaats van bang te zijn voor de machines, moeten mensen zich ontspannen en genieten van de tocht naar een glorieuze toekomst.

Bovendien, zo zal de econoom eraan toevoegen, kunnen machines niet veel werk overnemen waarvoor persoonijk contact, fysieke behendigheid, of niet-routinematige besluitvorming nodig is, tenminste niet zo snel. En dus zal er in ieder toekomstig arbeidspatroon plaats voor mensen zijn.

Laten we voor het moment de gigantische kosten negeren die vastzitten aan deze complete herinrichting van de menselijke arbeid. De vraag is welke banen het meest op de tocht staan, in welke sectoren. Volgens MIT-econoom David Autor zal automatisering de plaats innemen van meer routinematige werkzaamheden en hoog-gekwalificeerde, niet-routinematige arbeid aanvullen. Terwijl de gevolgen voor zeer laag-gekwalificeerde arbeid betrekkelijk gering zullen zijn, zullen werkzaamheden waarvoor middelmatige vaardigheden vereist zijn geleidelijk aan verdwijnen, terwijl de vraag naar hoog-gekwalificeerde arbeid zal toenemen. “Fantastische banen” aan de top en “waardeloze banen” aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zoals de LSE-economen Maarten Goos en Alan Manning het hebben beschreven. De opmars van de technologie stopt bij wat alleen door mensen kan worden gedaan.

Maar een toekomst die vorm krijgt langs de lijnen die door Autor worden geopperd heeft verontrustend dystopische implicaties. Het is makkelijk te zien waarom fantastische menselijke banen zullen blijven bestaan en zelfs nog beter beloond zullen worden. Buitengewoon talent zal altijd gewaardeerd worden. Maar is het waar dat waardeloze banen alleen zullen toevallen aan mensen met minimale vaardigheden? Hoe lang zal het duren voordat degenen die op de nominatie staan overbodig te worden genoeg nieuwe vaardigheden hebben verworven om gelijke tred te kunnen houden met de steeds beter presterende machines? En zullen zij gedurende dat proces niet de gelederen versterken van degenen die moeten concurreren om waardeloze banen? Hoeveel generaties zullen moeten worden opgeofferd om de belofte van de automatisering waar te maken? De science fiction is de economische analyse ver vooruit, door zich een toekomst voor te stellen waarin een kleine minderheid van rijke renteniers kan genieten van de vrijwel onbeperkte diensten van een minimaal betaalde meerderheid.

De optimist zegt: laat het aan de markt over om tot een nieuw, superieur evenwicht te komen, zoals dat altijd is gebeurd. De pessimist zegt: zonder collectieve actie om controle uit te oefenen op het tempo van de innovatie, dreigt een nieuw soort slavernij te ontstaan. Maar hoewel de noodzaak van beleidsinterventie om de automatisering ten goede te laten komen van de gehele mensheid boven iedere twijfel verheven is, is de werkelijke slang in de tuin filosofische en ethische blindheid. “Van een samenleving kan worden gezegd dat zij decadent is,” schreef de Tsjechische filosoof Jan Patočka, “als zij zodanig functioneert dat zij een decadent leven bevordert, een leven dat verslaafd is aan wat naar zijn aard onmenselijk is.”

Het is niet de menselijke werkgelegenheid die bedreigd wordt door de opkomst van de robots. Het is de mensheid zelf.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/X2eNURbnl