LONDEN – Sinds textielarbeiders aan het begin van de negentiende eeuw de mechanische weefgetouwen vernietigden die hun levensonderhoud bedreigden, worden in debatten over automatisering altijd weer doemscenario's geschetst over de toekomst van de arbeid. Nu er weer een nieuw tijdperk van automatisering voor de deur staat, moeten we ons afvragen hoe bezorgd we over de toekomst van ons eigen levensonderhoud moeten zijn.
In een recent rapport van het McKinsey Global Institute wordt geschat dat, afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van een land, de voortschrijdende automatisering ervoor zal zorgen dat wereldwijd 3 tot 14 procent van de werknemers tegen het jaar 2030 van baan zal moeten veranderen of bijscholing zal moeten ondergaan. Sinds 1990 is nu al ongeveer 10 procent van alle arbeidsplaatsen in Europa verdwenen, tijdens de eerste golf van technologische verandering. Door de vooruitgang op het gebied van de kunstmatige intelligentie (AI), waardoor een breder scala aan werkzaamheden wordt geraakt, kan dat percentage de komende jaren verdubbelen.
Historisch gezien hebben de veranderingen op het gebied van de werkgelegenheid zich in golven voorgedaan. De eerste was de structurele verschuiving van de landbouw naar de industrie, en de tweede de verschuiving van de industrie naar de dienstensector. Maar tijdens dit hele proces is de productiviteitswinst telkens geherinvesteerd om nieuwe innovaties, banen en bedrijfstakken te scheppen, waardoor de economische groei werd bevorderd naarmate oudere, minder productieve arbeidsplaatsen werden vervangen door geavanceerdere banen.
De interne verbrandingsmotor heeft bijvoorbeeld de paardenkarren verdreven, maar ook tot vele nieuwe bedrijfstakken geleid, van autodealers tot motels. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw heeft de computer de typemachine verdrongen, maar een hele hoop nieuwe beroepen in het leven geroepen, van mensen die in callcenters werken tot software-ontwikkelaars.
Omdat de verreikende economische en sociale voordelen van nieuwe technologieën doorgaans minder aandacht krijgen dan het verlies aan arbeidsplaatsen, is het de moeite waard om op te merken dat automatiseringstechnologieën nú al aantonen dat ze onze levens kunnen verbeteren. In november lieten onderzoekers van de Stanford Universiteit zien dat AI-systemen vaak beter dan deskundige radiologen in staat zijn om op longfoto's longontstekingen te ontdekken.
In een tijdperk van minder productiviteitsgroei en slinkende beroepsbevolkingen in China, Duitsland en elders kan automatisering voor een broodnodige economische impuls zorgen. Een hogere productiviteit betekent snellere economische groei, meer consumentenuitgaven, meer vraag naar arbeid, en dus meer banencreatie.
Niettemin moet iedere discussie over op AI gebaseerde automatisering ook rekening houden met de zorgen onder het publiek. Hoewel nieuwe beroepen waarschijnlijk in de plaats zullen komen van de beroepen die verloren gaan door toedoen van de automatisering, kan het enige tijd duren voordat de lonen zich hebben aangepast aan de realiteit van de hogere arbeidsproductiviteit.
Begin negentiende eeuw zijn de lonen bijna vijftig jaar gestagneerd voordat ze weer omhoog gingen. Dat kan een extreme situatie zijn geweest. Maar voor laag-opgeleide werknemers kan de transitie zoals die vandaag de dag gaande is net zo pijnlijk zijn. Nu de zorgen over de toegenomen ongelijkheid toch al toenemen, moeten overheden het beleid opnieuw vormgeven dat voorziet in inkomens- en overgangssteun voor werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt.
Vooruit blikkend zullen beleidsmakers en bedrijven vijf gedragsregels in het achterhoofd moeten houden. De eerste is dat AI en automatisering zonder enige terughoudendheid moeten worden omarmd. Zelfs als het mogelijk zou zijn het tempo van de veranderingen te vertragen, zou het bezwijken voor die verleiding een vergissing zijn. Door de gevolgen van de mondiale concurrentie zou het bemoeilijken van de technologische vooruitgang op een bepaald gebied eenvoudigweg ten koste gaan van de algehele welvaart. We hebben onlangs geschat dat de Noord-Europese economieën wel eens 0,5 procentpunt van hun jaarlijkse bbp-groei zouden kunnen verliezen als zij geen gelijke tred weten te houden met hun buurlanden bij het adopteren van AI.
De tweede gedragsregel is het uitrusten van werknemers met de juiste vaardigheden. Debatten over de toekomst van werk zien dikwijls de vraag over het hoofd hoe de arbeidsmarkt zich zal ontwikkelen, en of het verschil in opleidingsniveau – dat op dit moment in de ontwikkelde landen al acuut is – zal verbeteren of verslechteren. Volgens recent onderzoek van de OESO heeft een derde van de werknemers in de geavanceerde economieën een opleidingsachterstand of problemen bij het adequaat afhandelen van hun werkzaamheden.
Voor de banen van de toekomst zullen niet alleen meer cognitieve vaardigheden nodig zijn, maar ook meer creativiteit en sociale vaardigheden, zoals coaching. We schatten dat als de vaardigheden van werknemers niet worden opgewaardeerd, het verschil in opleidingsniveau binnen tien jaar kan verdubbelen, wat zal resulteren in grote productiviteitsverliezen en hogere niveaus van ongelijkheid.
Voor het opwaarderen van vaardigheden op grote schaal zal coördinatie vereist zijn tussen ouders, opleiders, overheden, werkgevers en werknemers, met de nadruk op laag-opgeleide individuen. Helaas zijn de afgelopen twintig jaar de overheidsuitgaven aan de arbeidsmarkten, in verhouding tot het bbp, in de Verenigde Staten met 0,5 procentpunt gedaald en in Canada, Duitsland en Scandinavië met ruim 3 procentpunten.
De derde gedragsregel is het zich richten op mogelijkheden om de menselijke arbeid aan te vullen. Anders dan de oudere industriële robots kunnen nieuwere technologieën veilig en efficiënt met mensen omgaan, die ze soms moeten trainen en steeds vaker naadloos met algoritmes en machines zullen moeten leren werken. De praktijk van een arts kan bijvoorbeeld enorm worden verbeterd door gebruik te maken van diagnostische algoritmes. Beleidsmakers en bedrijven moeten proberen dit soort complementariteit door alle sectoren heen te optimaliseren.
De vierde gedragsregel is dat bedrijven zullen moeten innoveren en inspringen op nieuwe marktmogelijkheden, in hetzelfde tempo waarin menselijke taken worden vervangen. Tijdens de eerste robotiseringsgolf hebben landen als Duitsland en Zweden bijvoorbeeld banen in de automobielindustrie vervangen door de introductie van CAD (computer-aided design)-robots; maar tegelijkertijd brachten ze andere banen terug uit Azië en creëerden ze zelfs nieuwe banen in de elektronicasector. Op dezelfde manier biedt AI talloze mogelijkheden voor innovatie en het aanboren van mondiale waardeketens. Door deze mogelijkheden snel te benutten, kunnen we zorgen voor een soepeler transitie van oude naar nieuwe banen.
Tenslotte is het van groot belang dat we de door AI verworven productiviteitswinst herinvesteren in zo veel mogelijk economische sectoren. Dergelijke herinvesteringen zijn de voornaamste reden dat technologische veranderingen in het verleden de werkgelegenheid ten goede zijn gekomen. Maar zonder een sterk lokaal ecosysteem voor AI mogen de huidige productiviteitswinsten niet worden geherinvesteerd op een manier die de uitgaven aanjaagt en de vraag naar arbeid stimuleert. Beleidsmakers moeten er dringend voor zorgen dat er sprake is van sterke prikkels voor herinvesteringen.
Automatisering heeft een slechte reputatie gekregen als “job killer.” Maar om ervoor te zorgen dat de voordelen opwegen tegen de mogelijk ontwrichtende effecten ervan, moeten spelers uit de particuliere en de publieke sector een sterk gezamenlijk leiderschap uitoefenen – en de vijf gedragsregels voor het nieuwe automatiseringstijdperk bovenaan de agenda plaatsen.
Vertaling: Menno Grootveld
LONDEN – Sinds textielarbeiders aan het begin van de negentiende eeuw de mechanische weefgetouwen vernietigden die hun levensonderhoud bedreigden, worden in debatten over automatisering altijd weer doemscenario's geschetst over de toekomst van de arbeid. Nu er weer een nieuw tijdperk van automatisering voor de deur staat, moeten we ons afvragen hoe bezorgd we over de toekomst van ons eigen levensonderhoud moeten zijn.
In een recent rapport van het McKinsey Global Institute wordt geschat dat, afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van een land, de voortschrijdende automatisering ervoor zal zorgen dat wereldwijd 3 tot 14 procent van de werknemers tegen het jaar 2030 van baan zal moeten veranderen of bijscholing zal moeten ondergaan. Sinds 1990 is nu al ongeveer 10 procent van alle arbeidsplaatsen in Europa verdwenen, tijdens de eerste golf van technologische verandering. Door de vooruitgang op het gebied van de kunstmatige intelligentie (AI), waardoor een breder scala aan werkzaamheden wordt geraakt, kan dat percentage de komende jaren verdubbelen.
Historisch gezien hebben de veranderingen op het gebied van de werkgelegenheid zich in golven voorgedaan. De eerste was de structurele verschuiving van de landbouw naar de industrie, en de tweede de verschuiving van de industrie naar de dienstensector. Maar tijdens dit hele proces is de productiviteitswinst telkens geherinvesteerd om nieuwe innovaties, banen en bedrijfstakken te scheppen, waardoor de economische groei werd bevorderd naarmate oudere, minder productieve arbeidsplaatsen werden vervangen door geavanceerdere banen.
De interne verbrandingsmotor heeft bijvoorbeeld de paardenkarren verdreven, maar ook tot vele nieuwe bedrijfstakken geleid, van autodealers tot motels. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw heeft de computer de typemachine verdrongen, maar een hele hoop nieuwe beroepen in het leven geroepen, van mensen die in callcenters werken tot software-ontwikkelaars.
Omdat de verreikende economische en sociale voordelen van nieuwe technologieën doorgaans minder aandacht krijgen dan het verlies aan arbeidsplaatsen, is het de moeite waard om op te merken dat automatiseringstechnologieën nú al aantonen dat ze onze levens kunnen verbeteren. In november lieten onderzoekers van de Stanford Universiteit zien dat AI-systemen vaak beter dan deskundige radiologen in staat zijn om op longfoto's longontstekingen te ontdekken.
In een tijdperk van minder productiviteitsgroei en slinkende beroepsbevolkingen in China, Duitsland en elders kan automatisering voor een broodnodige economische impuls zorgen. Een hogere productiviteit betekent snellere economische groei, meer consumentenuitgaven, meer vraag naar arbeid, en dus meer banencreatie.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Niettemin moet iedere discussie over op AI gebaseerde automatisering ook rekening houden met de zorgen onder het publiek. Hoewel nieuwe beroepen waarschijnlijk in de plaats zullen komen van de beroepen die verloren gaan door toedoen van de automatisering, kan het enige tijd duren voordat de lonen zich hebben aangepast aan de realiteit van de hogere arbeidsproductiviteit.
Begin negentiende eeuw zijn de lonen bijna vijftig jaar gestagneerd voordat ze weer omhoog gingen. Dat kan een extreme situatie zijn geweest. Maar voor laag-opgeleide werknemers kan de transitie zoals die vandaag de dag gaande is net zo pijnlijk zijn. Nu de zorgen over de toegenomen ongelijkheid toch al toenemen, moeten overheden het beleid opnieuw vormgeven dat voorziet in inkomens- en overgangssteun voor werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt.
Vooruit blikkend zullen beleidsmakers en bedrijven vijf gedragsregels in het achterhoofd moeten houden. De eerste is dat AI en automatisering zonder enige terughoudendheid moeten worden omarmd. Zelfs als het mogelijk zou zijn het tempo van de veranderingen te vertragen, zou het bezwijken voor die verleiding een vergissing zijn. Door de gevolgen van de mondiale concurrentie zou het bemoeilijken van de technologische vooruitgang op een bepaald gebied eenvoudigweg ten koste gaan van de algehele welvaart. We hebben onlangs geschat dat de Noord-Europese economieën wel eens 0,5 procentpunt van hun jaarlijkse bbp-groei zouden kunnen verliezen als zij geen gelijke tred weten te houden met hun buurlanden bij het adopteren van AI.
De tweede gedragsregel is het uitrusten van werknemers met de juiste vaardigheden. Debatten over de toekomst van werk zien dikwijls de vraag over het hoofd hoe de arbeidsmarkt zich zal ontwikkelen, en of het verschil in opleidingsniveau – dat op dit moment in de ontwikkelde landen al acuut is – zal verbeteren of verslechteren. Volgens recent onderzoek van de OESO heeft een derde van de werknemers in de geavanceerde economieën een opleidingsachterstand of problemen bij het adequaat afhandelen van hun werkzaamheden.
Voor de banen van de toekomst zullen niet alleen meer cognitieve vaardigheden nodig zijn, maar ook meer creativiteit en sociale vaardigheden, zoals coaching. We schatten dat als de vaardigheden van werknemers niet worden opgewaardeerd, het verschil in opleidingsniveau binnen tien jaar kan verdubbelen, wat zal resulteren in grote productiviteitsverliezen en hogere niveaus van ongelijkheid.
Voor het opwaarderen van vaardigheden op grote schaal zal coördinatie vereist zijn tussen ouders, opleiders, overheden, werkgevers en werknemers, met de nadruk op laag-opgeleide individuen. Helaas zijn de afgelopen twintig jaar de overheidsuitgaven aan de arbeidsmarkten, in verhouding tot het bbp, in de Verenigde Staten met 0,5 procentpunt gedaald en in Canada, Duitsland en Scandinavië met ruim 3 procentpunten.
De derde gedragsregel is het zich richten op mogelijkheden om de menselijke arbeid aan te vullen. Anders dan de oudere industriële robots kunnen nieuwere technologieën veilig en efficiënt met mensen omgaan, die ze soms moeten trainen en steeds vaker naadloos met algoritmes en machines zullen moeten leren werken. De praktijk van een arts kan bijvoorbeeld enorm worden verbeterd door gebruik te maken van diagnostische algoritmes. Beleidsmakers en bedrijven moeten proberen dit soort complementariteit door alle sectoren heen te optimaliseren.
De vierde gedragsregel is dat bedrijven zullen moeten innoveren en inspringen op nieuwe marktmogelijkheden, in hetzelfde tempo waarin menselijke taken worden vervangen. Tijdens de eerste robotiseringsgolf hebben landen als Duitsland en Zweden bijvoorbeeld banen in de automobielindustrie vervangen door de introductie van CAD (computer-aided design)-robots; maar tegelijkertijd brachten ze andere banen terug uit Azië en creëerden ze zelfs nieuwe banen in de elektronicasector. Op dezelfde manier biedt AI talloze mogelijkheden voor innovatie en het aanboren van mondiale waardeketens. Door deze mogelijkheden snel te benutten, kunnen we zorgen voor een soepeler transitie van oude naar nieuwe banen.
Tenslotte is het van groot belang dat we de door AI verworven productiviteitswinst herinvesteren in zo veel mogelijk economische sectoren. Dergelijke herinvesteringen zijn de voornaamste reden dat technologische veranderingen in het verleden de werkgelegenheid ten goede zijn gekomen. Maar zonder een sterk lokaal ecosysteem voor AI mogen de huidige productiviteitswinsten niet worden geherinvesteerd op een manier die de uitgaven aanjaagt en de vraag naar arbeid stimuleert. Beleidsmakers moeten er dringend voor zorgen dat er sprake is van sterke prikkels voor herinvesteringen.
Automatisering heeft een slechte reputatie gekregen als “job killer.” Maar om ervoor te zorgen dat de voordelen opwegen tegen de mogelijk ontwrichtende effecten ervan, moeten spelers uit de particuliere en de publieke sector een sterk gezamenlijk leiderschap uitoefenen – en de vijf gedragsregels voor het nieuwe automatiseringstijdperk bovenaan de agenda plaatsen.
Vertaling: Menno Grootveld