KIEV – In 1983 startte de Sovjet-Unie twee kernreactoren op in wat nu Oekraïne is. Eén daarvan, eenheid vier in Tsjernobyl, kreeg drie jaar later te maken met een explosie en brand, waarbij grote hoeveelheden radio-actieve deeltjes in de atmosfeer terechtkwamen – een catastrofaal ongeluk waarvan de gevolgen nog steeds buiten de grenzen van Oekraïne worden gevoeld. De andere reactor, eenheid één van de Zuid-Oekraïense kerncentrale, is nog steeds in bedrijf, ook al wijst alles erop dat hij zou moeten worden stilgelegd.
Het verlengen van de operationele periode van eenheid één en van de verouderde kerncentrales van het land zou waarschijnlijk niet mogelijk zijn geweest zonder de financiële steun van de Europese belastingbetalers via de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), als onderdeel van een “veiligheidsverbeteringsprogramma” van €600 mln. In strijd met zowel de Convention on Environmental Impact Assessment in a Transboundary Context (Conventie over de Inschatting van Grensoverschrijdende Milieuschade, kortweg Espoo-conventie) en de kredietovereenkomst met de EBRD werd het programma in werking gesteld zonder enige voorafgaande raadpleging van de Europese buurlanden van Oekraïne.
Dankzij deze inspanningen mocht de Zuid-Oekraïense centrale in 2013 van de Staatsinspectie voor de Nucleaire Sector (SNRIU) tien jaar langer blijven doordraaien. Maar volgens een samenhangend onderzoek dat vorige maand werd gepubliceerd door het Nationaal Ecologisch Centrum van Oekraïne (NECU) was de analyse waarop deze beslissing was gebaseerd zeer gebrekkig. In feite heeft de reactor van eenheid één te kampen met gevaarlijke zwakheden, waarbij de waargenomen slijtage in sommige onderdelen de maximaal toegestane waarden al met een factor tien overtreft. Zulke zwakheden, zo waarschuwt het onderzoek, kunnen leiden tot een nucleaire ramp, inclusief het vrijkomen van radioactieve deeltjes in de eenheid zelf of in het buitenmilieu.
Dit is niet bepaald een geïsoleerd geval. Drie van de kerncentrales in Oekraïne hebben hun beoogde levensduur er al op zitten, terwijl negen andere centrales binnen vijf jaar uit bedrijf genomen zouden moeten worden. Bij eenheid twee in Zuid-Oekraïne is het al over een week of drie zo ver, wat inhoudt dat de SNRIU nu zal moeten beslissen of de levensduur van die eenheid met twintig jaar zal worden verlengd.
De SNRIU zal dit cruciale besluit nemen zonder te beschikken over belangrijke informatie over de gezondheids- en milieurisico's die de reactor oplevert voor Oekraïne en zijn buurstaten. Hoewel dit indruist tegen de verantwoordelijkheid van Oekraïne als ondertekenaar van de Espoo-conventie, waarin staat dat er een grensoverschrijdende analyse moet worden gemaakt van de invloed op het milieu (om maar te zwijgen over het missen van de kans om potentiële alternatieven te overwegen voor het blijven functioneren van de reactor) zal van een dergelijke analyse naar verwachting geen sprake zijn.
Een maand geleden hebben campagnegroepen in buurlanden brieven geschreven aan hun vertegenwoordigers bij de EBRD, waarin werd geëist dat de bank haar steun zou opschorten voor het in bedrijf houden van de Oekraïense kerncentrales, totdat een grensoverschrijdende analyse is uitgevoerd. Een soortgelijke brief, ondertekend door het CEE Bankwatch Network en 45 andere milieu-NGO's uit de regio, is al naar het Directoraat-Generaal voor het Milieu van de Europese Commissie gestuurd en naar de commissaris van de EU bij de EBRD.
Maar zelfs met zo'n analyse zou de nucleaire toezichthouder van Oekraïne niet in de positie verkeren om de veilige werking van verouderde kernreactoren te garanderen. Niet alleen zijn de professionele vaardigheden van dit orgaan dubieus, zoals bleek uit het onderzoek van het NECU; de onafhankelijkheid ervan is ook drastisch ingeperkt door het recente besluit van de overheid om de verplichtingen van particuliere ondernemingen en staatsbedrijven aanzienlijk te verminderen (behalve als het om de belastingheffing gaat). Zoals de EBRD in februari al erkende is het de SNRIU verboden om de leiding te nemen bij het uitvoeren van veiligheidsinspecties, wat een schending van de voorwaarden van de kredietovereenkomst met de EBRD is.
Daar komt de onmiddellijke dreiging nog eens bij die uitgaat van het militaire conflict met de door Rusland gesteunde rebellen in de Donbas-regio in het oosten van Oekraïne. Buiten de voor de hand liggende risico's die verband houden met instabiliteit is er het feit dat Oekraïne van Rusland afhankelijk is, niet alleen voor het grootste deel van de splijtstof voor de verouderende reactoren, maar ook voor de behandeling en opslag van de gebruikte splijtstofstaven. Met andere woorden: de afhankelijkheid van Oekraïne van kernenergie, die bijna de helft van zijn elektriciteitsproductie voor zijn rekening neemt, heeft zijn strategische blootstelling aan Rusland vergroot.
Dat alleen al zou genoeg moeten zijn om de Oekraïense regering ervan te overtuigen de afhankelijkheid van het land van deze onveilige en gevaarlijke energiebron te beëindigen. En anders zou de 29e verjaardag van de ramp in Tsjernobyl, die deze maand wordt herdacht, moeten dienen als een waarschuwing voor de omvangrijke schade die een nucleair ongeluk kan veroorzaken.
Oekraïne moet de overschrijding van de houdbaarheidsdatum van zijn reactoren aangrijpen als een kans om te streven naar een veiliger en duurzamer energietoekomst. Omdat dit ook in het belang van Europa zou zijn, moeten de regeringen en de burgers van de EU doen wat nodig is om deze inspanningen te ondersteunen. Het is een langetermijninvestering, maar wel een waarvan wellicht geen verlenging van de levensduur nodig zal zijn.
Vertaling: Menno Grootveld
KIEV – In 1983 startte de Sovjet-Unie twee kernreactoren op in wat nu Oekraïne is. Eén daarvan, eenheid vier in Tsjernobyl, kreeg drie jaar later te maken met een explosie en brand, waarbij grote hoeveelheden radio-actieve deeltjes in de atmosfeer terechtkwamen – een catastrofaal ongeluk waarvan de gevolgen nog steeds buiten de grenzen van Oekraïne worden gevoeld. De andere reactor, eenheid één van de Zuid-Oekraïense kerncentrale, is nog steeds in bedrijf, ook al wijst alles erop dat hij zou moeten worden stilgelegd.
Het verlengen van de operationele periode van eenheid één en van de verouderde kerncentrales van het land zou waarschijnlijk niet mogelijk zijn geweest zonder de financiële steun van de Europese belastingbetalers via de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), als onderdeel van een “veiligheidsverbeteringsprogramma” van €600 mln. In strijd met zowel de Convention on Environmental Impact Assessment in a Transboundary Context (Conventie over de Inschatting van Grensoverschrijdende Milieuschade, kortweg Espoo-conventie) en de kredietovereenkomst met de EBRD werd het programma in werking gesteld zonder enige voorafgaande raadpleging van de Europese buurlanden van Oekraïne.
Dankzij deze inspanningen mocht de Zuid-Oekraïense centrale in 2013 van de Staatsinspectie voor de Nucleaire Sector (SNRIU) tien jaar langer blijven doordraaien. Maar volgens een samenhangend onderzoek dat vorige maand werd gepubliceerd door het Nationaal Ecologisch Centrum van Oekraïne (NECU) was de analyse waarop deze beslissing was gebaseerd zeer gebrekkig. In feite heeft de reactor van eenheid één te kampen met gevaarlijke zwakheden, waarbij de waargenomen slijtage in sommige onderdelen de maximaal toegestane waarden al met een factor tien overtreft. Zulke zwakheden, zo waarschuwt het onderzoek, kunnen leiden tot een nucleaire ramp, inclusief het vrijkomen van radioactieve deeltjes in de eenheid zelf of in het buitenmilieu.
Dit is niet bepaald een geïsoleerd geval. Drie van de kerncentrales in Oekraïne hebben hun beoogde levensduur er al op zitten, terwijl negen andere centrales binnen vijf jaar uit bedrijf genomen zouden moeten worden. Bij eenheid twee in Zuid-Oekraïne is het al over een week of drie zo ver, wat inhoudt dat de SNRIU nu zal moeten beslissen of de levensduur van die eenheid met twintig jaar zal worden verlengd.
De SNRIU zal dit cruciale besluit nemen zonder te beschikken over belangrijke informatie over de gezondheids- en milieurisico's die de reactor oplevert voor Oekraïne en zijn buurstaten. Hoewel dit indruist tegen de verantwoordelijkheid van Oekraïne als ondertekenaar van de Espoo-conventie, waarin staat dat er een grensoverschrijdende analyse moet worden gemaakt van de invloed op het milieu (om maar te zwijgen over het missen van de kans om potentiële alternatieven te overwegen voor het blijven functioneren van de reactor) zal van een dergelijke analyse naar verwachting geen sprake zijn.
Een maand geleden hebben campagnegroepen in buurlanden brieven geschreven aan hun vertegenwoordigers bij de EBRD, waarin werd geëist dat de bank haar steun zou opschorten voor het in bedrijf houden van de Oekraïense kerncentrales, totdat een grensoverschrijdende analyse is uitgevoerd. Een soortgelijke brief, ondertekend door het CEE Bankwatch Network en 45 andere milieu-NGO's uit de regio, is al naar het Directoraat-Generaal voor het Milieu van de Europese Commissie gestuurd en naar de commissaris van de EU bij de EBRD.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Maar zelfs met zo'n analyse zou de nucleaire toezichthouder van Oekraïne niet in de positie verkeren om de veilige werking van verouderde kernreactoren te garanderen. Niet alleen zijn de professionele vaardigheden van dit orgaan dubieus, zoals bleek uit het onderzoek van het NECU; de onafhankelijkheid ervan is ook drastisch ingeperkt door het recente besluit van de overheid om de verplichtingen van particuliere ondernemingen en staatsbedrijven aanzienlijk te verminderen (behalve als het om de belastingheffing gaat). Zoals de EBRD in februari al erkende is het de SNRIU verboden om de leiding te nemen bij het uitvoeren van veiligheidsinspecties, wat een schending van de voorwaarden van de kredietovereenkomst met de EBRD is.
Daar komt de onmiddellijke dreiging nog eens bij die uitgaat van het militaire conflict met de door Rusland gesteunde rebellen in de Donbas-regio in het oosten van Oekraïne. Buiten de voor de hand liggende risico's die verband houden met instabiliteit is er het feit dat Oekraïne van Rusland afhankelijk is, niet alleen voor het grootste deel van de splijtstof voor de verouderende reactoren, maar ook voor de behandeling en opslag van de gebruikte splijtstofstaven. Met andere woorden: de afhankelijkheid van Oekraïne van kernenergie, die bijna de helft van zijn elektriciteitsproductie voor zijn rekening neemt, heeft zijn strategische blootstelling aan Rusland vergroot.
Dat alleen al zou genoeg moeten zijn om de Oekraïense regering ervan te overtuigen de afhankelijkheid van het land van deze onveilige en gevaarlijke energiebron te beëindigen. En anders zou de 29e verjaardag van de ramp in Tsjernobyl, die deze maand wordt herdacht, moeten dienen als een waarschuwing voor de omvangrijke schade die een nucleair ongeluk kan veroorzaken.
Oekraïne moet de overschrijding van de houdbaarheidsdatum van zijn reactoren aangrijpen als een kans om te streven naar een veiliger en duurzamer energietoekomst. Omdat dit ook in het belang van Europa zou zijn, moeten de regeringen en de burgers van de EU doen wat nodig is om deze inspanningen te ondersteunen. Het is een langetermijninvestering, maar wel een waarvan wellicht geen verlenging van de levensduur nodig zal zijn.
Vertaling: Menno Grootveld