GENÈVE – Na jaren van aarzeling van de kant van de wereldleiders lijkt een snelle, soepele en doelgerichte overgang naar een duurzame ontwikkeling onwaarschijnlijk. De hele menselijke geschiedenis door zijn zulke grote veranderingen de wereld dikwijls opgedrongen door de omstandigheden. De leiders richten zich over het algemeen liever op kortetermijnzorgen als politieke onrust of economische stagnatie, totdat zich ernstige ontwrichtingen van hun economieën en samenlevingen voordoen.
Maar dit hoeft niet zo te zijn. Beleidsmakers kunnen oplossingen ontwikkelen die gebruik maken van acute problemen om een overgang naar een duurzamere, meer inclusieve toekomst te bewerkstelligen.
Dit jaar, dat “het jaar van de duurzame ontwikkeling” wordt genoemd, biedt in dit opzicht een ideale kans. Tijdens bijeenkomsten op hoog niveau in het Japanse Sendai, in maart, en in het Ethiopische Addis Ababa, in juli, zullen de wereldleiders nauwere samenwerking nastreven, respectievelijk op het gebied van het terugdringen van rampen en het mobiliseren van financiering voor ontwikkeling. In september zullen de Verenigde Naties hun Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen lanceren, die moeten gaan dienen als het raamwerk voor de mondiale ontwikkelingsinspanningen tot 2030.
Bovendien zullen de mondiale klimaatonderhandelingen in december een cruciaal punt bereiken, als de wereldleiders bijeenkomen voor de Conferentie over Klimaatverandering van de Verenigde Naties in Parijs. En op de agenda's van de komende topconferenties van de G-7 en de G-20 zullen maatregelen staan om de klimaatverandering te bestrijden.
Zulke multilaterale raamwerken katalyseren de vooruitgang. Het is onwaarschijnlijk dat overeenkomsten als de deal tussen China en de Verenigde Staten van vorig jaar om de CO2-emissies terug te dringen – om maar te zwijgen van initiatieven om het bedrijfsleven te mobiliseren, zoals We Mean Business – zich zonder dergelijke raamwerken zouden kunnen voordoen. Niettemin zijn het, zoals Mancur Olson in een beroemde uitspraak heeft opgemerkt, de individuele belangen van de betrokken partijen die achter dit collectieve succes schuilgaan.
De recente omhelzing door China van het concept van de duurzame ontwikkeling, dat de langetermijnbelangen van de planeet zal dienen, is bijvoorbeeld tot stand gekomen dankzij de binnenlandse problemen die de verontreiniging van lucht, water en grond hebben opgeleverd. In plaats van zich het hoofd te breken over de toenemende ontwrichtingen, heeft de Chinese regering besloten de overgang naar een dynamische, groene economie te versnellen, ook al betekent dit het aan de grond laten lopen van bezittingen en het bankroet laten gaan van bedrijven die niet kunnen voorzien in de veranderende behoeften van China – een benadering die een concurrentievoordeel op de langere termijn zal opleveren. De rest van de wereld moet inzien dat het voordelig kan zijn toe te staan dat kortetermijnontwrichtingen de duurzaamheidsagenda vaart geven, in plaats van daarvan af te leiden.
Eén gebied waarop een dergelijke mogelijkheid zich al manifesteert, is dat van de financiële hervormingen. De historisch lage rente van vandaag de dag moet een aansporing zijn tot het doen van langetermijninvesteringen, omdat de kapitaalkosten erdoor omlaag gaan. Maar nieuwe raamwerken voor het financieel toezicht – zoals Basel III, dat zich ten doel stelt de risico's in de bancaire sector te verlagen, en Solvency II, het equivalent daarvan dat de Europese Unie heeft opgesteld voor verzekeringsmaatschappijen – ontmoedigen dergelijke investeringen onopzettelijk. Dit ondermijnt zowel de kortetermijninspanningen om de werkgelegenheid aan te jagen als het langetermijndoel van duurzame groei.
Dat hoeft niet zo te zijn. Zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties tijdens een briefing op het World Economic Forum in Davos heeft benadrukt, kan het redden van de financiële sector van zichzelf de overgang naar een duurzame ontwikkeling bespoedigen. Een effectief risicobeheer en beleidsdoelstellingen op de langere termijn zouden beter met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht als de toezichthouders de kapitaaleisen voor banken zouden verlagen die leningen verstrekken voor investeringen die goed zijn voor het milieu en tevens klimaatbestendig zijn. Op dezelfde manier zouden de opgeblazen balansen van de centrale banken – het gevolg van crisisresponsmaatregelen op de korte termijn – via herfinancieringsregelingen gebruikt kunnen worden om groene investeringen te bevorderen. Nog meer 'kwantitatieve versoepeling', zoals die nu door de Europese Centrale Bank wordt toegepast via de aankoop van staatsobligaties, kan worden gericht op de aankoop van 'groenere' hypotheekobligaties.
Zelfs perverse signalen kunnen worden verzacht en voor betere doelstellingen worden aangewend. In plaats van de lage olieprijs de consumptie te laten opvoeren, kunnen regeringen van de gelegenheid gebruik maken om kleine, politiek aanvaardbare energie- of CO2-belastingen op te leggen – een aanpak die wordt bepleit door veel economen en ontwikkelingsspecialisten, waaronder Jeffrey Sachs, Lawrence Summers en Kemal Derviş. Dergelijke belastingen zouden niet alleen de prijssignalen ondersteunen die nodig zijn om samenlevingen op het pad van duurzamere energie te zetten; ze zouden ook inkomsten opleveren die naar het scheppen van werkgelegenheid kunnen worden gesluisd, en naar groene investeringen op de lange termijn, waardoor ook de inzet van particulier kapitaal wordt bevorderd.
Op dezelfde manier kunnen de inspanningen van de centrale banken, die zijn geïntensiveerd als reactie op de mondiale financiële crisis, zich richten op de risico's op de langere termijn voor de financiële sector, waaronder de cumulatieve gevolgen van de klimaatverandering, het milieubeleid en ontwrichtende schone technologieën. Gouverneur Mark Carney van de Bank of England heeft hierin de leiding genomen door het initiëren van een onderzoek naar de gevolgen van de klimaatverandering voor de verzekeringssector in Groot-Brittannië. Andere instellingen – waaronder multilaterale organen als de Bank voor Internationale Vereffening, het Financial Stability Board en de G-20 – moeten dit voorbeeld volgen.
De wereld heeft nu behoefte aan leiders die bereid zijn de kloof te overbruggen tussen de ontzagwekkende kortetermijnbehoeften en de wenselijke langetermijnresultaten. In plaats van zich blind te blijven staren op het heden, moeten de wereldleiders 2015 zien als een mogelijkheid om ervoor te zorgen dat de ontwrichtende crises van vandaag de dag de basis vormen voor de duurzame welvaart van morgen.
Vertaling: Menno Grootveld
GENÈVE – Na jaren van aarzeling van de kant van de wereldleiders lijkt een snelle, soepele en doelgerichte overgang naar een duurzame ontwikkeling onwaarschijnlijk. De hele menselijke geschiedenis door zijn zulke grote veranderingen de wereld dikwijls opgedrongen door de omstandigheden. De leiders richten zich over het algemeen liever op kortetermijnzorgen als politieke onrust of economische stagnatie, totdat zich ernstige ontwrichtingen van hun economieën en samenlevingen voordoen.
Maar dit hoeft niet zo te zijn. Beleidsmakers kunnen oplossingen ontwikkelen die gebruik maken van acute problemen om een overgang naar een duurzamere, meer inclusieve toekomst te bewerkstelligen.
Dit jaar, dat “het jaar van de duurzame ontwikkeling” wordt genoemd, biedt in dit opzicht een ideale kans. Tijdens bijeenkomsten op hoog niveau in het Japanse Sendai, in maart, en in het Ethiopische Addis Ababa, in juli, zullen de wereldleiders nauwere samenwerking nastreven, respectievelijk op het gebied van het terugdringen van rampen en het mobiliseren van financiering voor ontwikkeling. In september zullen de Verenigde Naties hun Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen lanceren, die moeten gaan dienen als het raamwerk voor de mondiale ontwikkelingsinspanningen tot 2030.
Bovendien zullen de mondiale klimaatonderhandelingen in december een cruciaal punt bereiken, als de wereldleiders bijeenkomen voor de Conferentie over Klimaatverandering van de Verenigde Naties in Parijs. En op de agenda's van de komende topconferenties van de G-7 en de G-20 zullen maatregelen staan om de klimaatverandering te bestrijden.
Zulke multilaterale raamwerken katalyseren de vooruitgang. Het is onwaarschijnlijk dat overeenkomsten als de deal tussen China en de Verenigde Staten van vorig jaar om de CO2-emissies terug te dringen – om maar te zwijgen van initiatieven om het bedrijfsleven te mobiliseren, zoals We Mean Business – zich zonder dergelijke raamwerken zouden kunnen voordoen. Niettemin zijn het, zoals Mancur Olson in een beroemde uitspraak heeft opgemerkt, de individuele belangen van de betrokken partijen die achter dit collectieve succes schuilgaan.
De recente omhelzing door China van het concept van de duurzame ontwikkeling, dat de langetermijnbelangen van de planeet zal dienen, is bijvoorbeeld tot stand gekomen dankzij de binnenlandse problemen die de verontreiniging van lucht, water en grond hebben opgeleverd. In plaats van zich het hoofd te breken over de toenemende ontwrichtingen, heeft de Chinese regering besloten de overgang naar een dynamische, groene economie te versnellen, ook al betekent dit het aan de grond laten lopen van bezittingen en het bankroet laten gaan van bedrijven die niet kunnen voorzien in de veranderende behoeften van China – een benadering die een concurrentievoordeel op de langere termijn zal opleveren. De rest van de wereld moet inzien dat het voordelig kan zijn toe te staan dat kortetermijnontwrichtingen de duurzaamheidsagenda vaart geven, in plaats van daarvan af te leiden.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Eén gebied waarop een dergelijke mogelijkheid zich al manifesteert, is dat van de financiële hervormingen. De historisch lage rente van vandaag de dag moet een aansporing zijn tot het doen van langetermijninvesteringen, omdat de kapitaalkosten erdoor omlaag gaan. Maar nieuwe raamwerken voor het financieel toezicht – zoals Basel III, dat zich ten doel stelt de risico's in de bancaire sector te verlagen, en Solvency II, het equivalent daarvan dat de Europese Unie heeft opgesteld voor verzekeringsmaatschappijen – ontmoedigen dergelijke investeringen onopzettelijk. Dit ondermijnt zowel de kortetermijninspanningen om de werkgelegenheid aan te jagen als het langetermijndoel van duurzame groei.
Dat hoeft niet zo te zijn. Zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties tijdens een briefing op het World Economic Forum in Davos heeft benadrukt, kan het redden van de financiële sector van zichzelf de overgang naar een duurzame ontwikkeling bespoedigen. Een effectief risicobeheer en beleidsdoelstellingen op de langere termijn zouden beter met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht als de toezichthouders de kapitaaleisen voor banken zouden verlagen die leningen verstrekken voor investeringen die goed zijn voor het milieu en tevens klimaatbestendig zijn. Op dezelfde manier zouden de opgeblazen balansen van de centrale banken – het gevolg van crisisresponsmaatregelen op de korte termijn – via herfinancieringsregelingen gebruikt kunnen worden om groene investeringen te bevorderen. Nog meer 'kwantitatieve versoepeling', zoals die nu door de Europese Centrale Bank wordt toegepast via de aankoop van staatsobligaties, kan worden gericht op de aankoop van 'groenere' hypotheekobligaties.
Zelfs perverse signalen kunnen worden verzacht en voor betere doelstellingen worden aangewend. In plaats van de lage olieprijs de consumptie te laten opvoeren, kunnen regeringen van de gelegenheid gebruik maken om kleine, politiek aanvaardbare energie- of CO2-belastingen op te leggen – een aanpak die wordt bepleit door veel economen en ontwikkelingsspecialisten, waaronder Jeffrey Sachs, Lawrence Summers en Kemal Derviş. Dergelijke belastingen zouden niet alleen de prijssignalen ondersteunen die nodig zijn om samenlevingen op het pad van duurzamere energie te zetten; ze zouden ook inkomsten opleveren die naar het scheppen van werkgelegenheid kunnen worden gesluisd, en naar groene investeringen op de lange termijn, waardoor ook de inzet van particulier kapitaal wordt bevorderd.
Op dezelfde manier kunnen de inspanningen van de centrale banken, die zijn geïntensiveerd als reactie op de mondiale financiële crisis, zich richten op de risico's op de langere termijn voor de financiële sector, waaronder de cumulatieve gevolgen van de klimaatverandering, het milieubeleid en ontwrichtende schone technologieën. Gouverneur Mark Carney van de Bank of England heeft hierin de leiding genomen door het initiëren van een onderzoek naar de gevolgen van de klimaatverandering voor de verzekeringssector in Groot-Brittannië. Andere instellingen – waaronder multilaterale organen als de Bank voor Internationale Vereffening, het Financial Stability Board en de G-20 – moeten dit voorbeeld volgen.
De wereld heeft nu behoefte aan leiders die bereid zijn de kloof te overbruggen tussen de ontzagwekkende kortetermijnbehoeften en de wenselijke langetermijnresultaten. In plaats van zich blind te blijven staren op het heden, moeten de wereldleiders 2015 zien als een mogelijkheid om ervoor te zorgen dat de ontwrichtende crises van vandaag de dag de basis vormen voor de duurzame welvaart van morgen.
Vertaling: Menno Grootveld