CAMBRIDGE – Afgelopen december kondigde de Japanse premier Fumio Kishida de meest ambitieuze uitbreiding van de militaire macht van Japan aan sinds de oprichting van de Japanse Zelfverdedigingsmacht in 1954. De Japanse defensie-uitgaven zullen stijgen naar twee procent van het bbp – het dubbele van de één procent die sinds 1976 gold – en een nieuwe nationale veiligheidsstrategie beschrijft alle diplomatieke, economische, technologische en militaire instrumenten die Japan de komende jaren zal gebruiken om zichzelf te beschermen.
Met name zal Japan het soort langeafstandsraketten aanschaffen dat het land eerder had afgezworen, en zal het met de Verenigde Staten samenwerken om de kustverdediging rond de ‘eerste eilandketen’ voor de kust van China te versterken. Vorige maand hebben Kishida en de Amerikaanse president Joe Biden in Washington, na Kishida’s diplomatieke rondreis langs verschillende andere G7-landen, een nauwere samenwerking op defensiegebied aangekondigd. Tot de factoren die deze veranderingen teweegbrachten behoren de toegenomen assertiviteit van China tegenover Taiwan en vooral de inval van Rusland in Oekraïne, die een nieuwe generatie eraan heeft herinnerd hoe militaire agressie eruitziet.
Natuurlijk zijn sommige buurlanden van Japan bang dat Japan zijn militaristische houding van de jaren dertig weer in ere herstelt. Toen de voorganger van Kishida, Abe Shinzō, de grondwettelijke interpretatie van zelfverdediging uitbreidde tot collectieve verbintenissen met Japanse bondgenoten, wakkerde hij zowel binnen de regio als in sommige segmenten van de Japanse samenleving bezorgdheid aan.
Maar deze ongerustheid kan worden getemperd door de volledige geschiedenis uit de doeken te doen. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het militarisme in Japan diep in diskrediet, en niet alleen omdat de door de VS opgelegde grondwet de rol van het Japanse leger beperkte tot zelfverdediging. Tijdens de Koude Oorlog hing de veiligheid van Japan af van de samenwerking met de VS. Toen de Koude Oorlog in de jaren negentig eindigde, beschouwden sommige analisten – in beide landen – het bilaterale veiligheidsverdrag, dat sinds 1952 van kracht was, als een relikwie. Er werd een Japanse commissie opgericht om te onderzoeken of Japan het zonder dit verdrag zou kunnen stellen, bijvoorbeeld door in plaats daarvan een beroep te doen op de Verenigde Naties.
Maar het einde van de Koude Oorlog betekende niet dat Japan niet langer in een gevaarlijke regio lag. Het naaste buurland is de onvoorspelbare dictatuur van Noord-Korea, die de schaarse economische middelen van het land consequent heeft geïnvesteerd in nucleaire en rakettechnologie.
Een veel grotere zorg op de langere termijn is de opkomst van China, dat Japan in 2010 heeft ingehaald als de tweede economie ter wereld en dat de controle van Japan over de Senkaku-eilanden in de Oost-Chinese Zee betwist. In het noorden claimt en controleert een nucleair bewapend Rusland grondgebied dat vóór 1945 aan Japan toebehoorde. En op economisch vlak blijft Japan afhankelijk van importen die door betwiste gebieden zoals de Zuid-Chinese Zee lopen. Dit is een blijvende bron van risico, omdat Oost-Azië, anders dan Europa na 1945, nooit heeft geprofiteerd van een volledige verzoening tussen rivalen of van sterke regionale instellingen.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Geconfronteerd met deze situatie had Japan vier opties om zijn veiligheid te waarborgen, waarvan er slechts één veelbelovend was. Het pacifisme uit de grondwet wijzigen en zich als nucleaire staat volledig herbewapenen zou kostbaar en gevaarlijk zijn, en het ontbreekt aan binnenlandse steun daarvoor. Tegelijkertijd zou het streven naar neutraliteit en een beroep op het VN-Handvest onvoldoende veiligheid bieden, terwijl het vormen van een bondgenootschap met China dit land veel te veel invloed op het Japanse beleid zou geven. En tenslotte zou Japan zijn bondgenootschap met de verre grootmacht kunnen handhaven.
Dat bondgenootschap is verreweg de veiligste en meest rendabele optie. Maar sinds Donald Trump in 2016 het Amerikaanse presidentschap won, maken sommige Japanners zich zorgen dat Amerika zou kunnen terugkeren naar het isolationisme. Zelfs begin jaren negentig, toen ik betrokken was bij de heronderhandelingen over de voorwaarden van het bondgenootschap tussen de VS en Japan aan het einde van de Koude Oorlog, vroegen hooggeplaatste Japanse functionarissen mij of de VS Japan misschien ooit in de steek zouden laten naarmate China sterker werd. In die tijd beschouwden veel Amerikanen Japan nog als een economische bedreiging, en stonden veel Japanners open voor een meer op de VN gerichte aanpak om hun nationale veiligheid te waarborgen.
De situatie veranderde met het East Asia Strategy Report van de regering-Clinton uit 1995, dat opriep tot een grotere Chinese participatie in internationale aangelegenheden, maar zich ook indekte tegen onzekerheid door het bondgenootschap met Japan te versterken. In 1996 maakte de Clinton-Hashimoto Tokyo Declaration duidelijk dat de veiligheidsalliantie tussen de VS en Japan de basis vormde voor stabiliteit in Oost-Azië na de Koude Oorlog. Toch waren er vragen over de betrouwbaarheid van de Amerikaanse garanties, wat leidde tot discussies tussen Amerikaanse en Japanse veiligheidsdeskundigen, die het principe van de Amerikaanse ‘uitgebreide afschrikking’ hielpen uitwerken.
De beste veiligheidsgarantie is de aanwezigheid van Amerikaanse troepen, die gastland Japan in stand hoopt te houden door genereuze steun te verlenen. De nieuwe maatregelen die Kishida en Biden in januari hebben aangekondigd, zijn bedoeld om deze garantie te versterken en een herverzekering te bieden voor het geval Trump of een Trump-achtige figuur terugkeert in het Witte Huis. Belangrijk is dat deze maatregelen de buren van Japan geen reden geven om te vrezen dat Japan weer zal overgaan tot agressie. Sterker nog, versterking van het Amerikaans-Japans bondgenootschap is de beste manier om ervoor te zorgen dat Japan dat nooit zal doen.
De afgelopen twee decennia hebben de voormalige onderminister van Buitenlandse Zaken Richard L. Armitage en ikzelf door beide partijen gesteunde rapporten uitgebracht over de wijze waarop het bondgenootschap tussen de VS en Japan kan worden versterkt. In een van die rapporten staat: ‘Met de dynamische veranderingen die zich in heel Azië en de Stille Oceaan voltrekken, zal Japan waarschijnlijk nooit meer dezelfde kans krijgen om het lot van de regio mede te bepalen. Door te kiezen voor leiderschap kan Japan zijn status als eersterangsnatie en zijn noodzakelijke rol als gelijkwaardige partner in het bondgenootschap veiligstellen.’
In deze context kunnen de recente acties van Kishida worden gezien als passende stappen in de goede richting. Er is een enorm potentieel om een gelijkwaardiger partnerschap te ontwikkelen en met anderen samen te werken bij het bieden van gezamenlijke veiligheid. Dat is goed voor de VS, goed voor Japan en goed voor de rest van de wereld. De recente gebeurtenissen bieden reden tot optimisme over de toekomst van het bondgenootschap tussen de VS en Japan en de stabiliteit in Oost-Azië.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Since Plato’s Republic 2,300 years ago, philosophers have understood the process by which demagogues come to power in free and fair elections, only to overthrow democracy and establish tyrannical rule. The process is straightforward, and we have now just watched it play out.
observes that philosophers since Plato have understood how tyrants come to power in free elections.
Despite being a criminal, a charlatan, and an aspiring dictator, Donald Trump has won not only the Electoral College, but also the popular vote – a feat he did not achieve in 2016 or 2020. A nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians are to blame.
points the finger at a nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians.
CAMBRIDGE – Afgelopen december kondigde de Japanse premier Fumio Kishida de meest ambitieuze uitbreiding van de militaire macht van Japan aan sinds de oprichting van de Japanse Zelfverdedigingsmacht in 1954. De Japanse defensie-uitgaven zullen stijgen naar twee procent van het bbp – het dubbele van de één procent die sinds 1976 gold – en een nieuwe nationale veiligheidsstrategie beschrijft alle diplomatieke, economische, technologische en militaire instrumenten die Japan de komende jaren zal gebruiken om zichzelf te beschermen.
Met name zal Japan het soort langeafstandsraketten aanschaffen dat het land eerder had afgezworen, en zal het met de Verenigde Staten samenwerken om de kustverdediging rond de ‘eerste eilandketen’ voor de kust van China te versterken. Vorige maand hebben Kishida en de Amerikaanse president Joe Biden in Washington, na Kishida’s diplomatieke rondreis langs verschillende andere G7-landen, een nauwere samenwerking op defensiegebied aangekondigd. Tot de factoren die deze veranderingen teweegbrachten behoren de toegenomen assertiviteit van China tegenover Taiwan en vooral de inval van Rusland in Oekraïne, die een nieuwe generatie eraan heeft herinnerd hoe militaire agressie eruitziet.
Natuurlijk zijn sommige buurlanden van Japan bang dat Japan zijn militaristische houding van de jaren dertig weer in ere herstelt. Toen de voorganger van Kishida, Abe Shinzō, de grondwettelijke interpretatie van zelfverdediging uitbreidde tot collectieve verbintenissen met Japanse bondgenoten, wakkerde hij zowel binnen de regio als in sommige segmenten van de Japanse samenleving bezorgdheid aan.
Maar deze ongerustheid kan worden getemperd door de volledige geschiedenis uit de doeken te doen. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het militarisme in Japan diep in diskrediet, en niet alleen omdat de door de VS opgelegde grondwet de rol van het Japanse leger beperkte tot zelfverdediging. Tijdens de Koude Oorlog hing de veiligheid van Japan af van de samenwerking met de VS. Toen de Koude Oorlog in de jaren negentig eindigde, beschouwden sommige analisten – in beide landen – het bilaterale veiligheidsverdrag, dat sinds 1952 van kracht was, als een relikwie. Er werd een Japanse commissie opgericht om te onderzoeken of Japan het zonder dit verdrag zou kunnen stellen, bijvoorbeeld door in plaats daarvan een beroep te doen op de Verenigde Naties.
Maar het einde van de Koude Oorlog betekende niet dat Japan niet langer in een gevaarlijke regio lag. Het naaste buurland is de onvoorspelbare dictatuur van Noord-Korea, die de schaarse economische middelen van het land consequent heeft geïnvesteerd in nucleaire en rakettechnologie.
Een veel grotere zorg op de langere termijn is de opkomst van China, dat Japan in 2010 heeft ingehaald als de tweede economie ter wereld en dat de controle van Japan over de Senkaku-eilanden in de Oost-Chinese Zee betwist. In het noorden claimt en controleert een nucleair bewapend Rusland grondgebied dat vóór 1945 aan Japan toebehoorde. En op economisch vlak blijft Japan afhankelijk van importen die door betwiste gebieden zoals de Zuid-Chinese Zee lopen. Dit is een blijvende bron van risico, omdat Oost-Azië, anders dan Europa na 1945, nooit heeft geprofiteerd van een volledige verzoening tussen rivalen of van sterke regionale instellingen.
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Geconfronteerd met deze situatie had Japan vier opties om zijn veiligheid te waarborgen, waarvan er slechts één veelbelovend was. Het pacifisme uit de grondwet wijzigen en zich als nucleaire staat volledig herbewapenen zou kostbaar en gevaarlijk zijn, en het ontbreekt aan binnenlandse steun daarvoor. Tegelijkertijd zou het streven naar neutraliteit en een beroep op het VN-Handvest onvoldoende veiligheid bieden, terwijl het vormen van een bondgenootschap met China dit land veel te veel invloed op het Japanse beleid zou geven. En tenslotte zou Japan zijn bondgenootschap met de verre grootmacht kunnen handhaven.
Dat bondgenootschap is verreweg de veiligste en meest rendabele optie. Maar sinds Donald Trump in 2016 het Amerikaanse presidentschap won, maken sommige Japanners zich zorgen dat Amerika zou kunnen terugkeren naar het isolationisme. Zelfs begin jaren negentig, toen ik betrokken was bij de heronderhandelingen over de voorwaarden van het bondgenootschap tussen de VS en Japan aan het einde van de Koude Oorlog, vroegen hooggeplaatste Japanse functionarissen mij of de VS Japan misschien ooit in de steek zouden laten naarmate China sterker werd. In die tijd beschouwden veel Amerikanen Japan nog als een economische bedreiging, en stonden veel Japanners open voor een meer op de VN gerichte aanpak om hun nationale veiligheid te waarborgen.
De situatie veranderde met het East Asia Strategy Report van de regering-Clinton uit 1995, dat opriep tot een grotere Chinese participatie in internationale aangelegenheden, maar zich ook indekte tegen onzekerheid door het bondgenootschap met Japan te versterken. In 1996 maakte de Clinton-Hashimoto Tokyo Declaration duidelijk dat de veiligheidsalliantie tussen de VS en Japan de basis vormde voor stabiliteit in Oost-Azië na de Koude Oorlog. Toch waren er vragen over de betrouwbaarheid van de Amerikaanse garanties, wat leidde tot discussies tussen Amerikaanse en Japanse veiligheidsdeskundigen, die het principe van de Amerikaanse ‘uitgebreide afschrikking’ hielpen uitwerken.
De beste veiligheidsgarantie is de aanwezigheid van Amerikaanse troepen, die gastland Japan in stand hoopt te houden door genereuze steun te verlenen. De nieuwe maatregelen die Kishida en Biden in januari hebben aangekondigd, zijn bedoeld om deze garantie te versterken en een herverzekering te bieden voor het geval Trump of een Trump-achtige figuur terugkeert in het Witte Huis. Belangrijk is dat deze maatregelen de buren van Japan geen reden geven om te vrezen dat Japan weer zal overgaan tot agressie. Sterker nog, versterking van het Amerikaans-Japans bondgenootschap is de beste manier om ervoor te zorgen dat Japan dat nooit zal doen.
De afgelopen twee decennia hebben de voormalige onderminister van Buitenlandse Zaken Richard L. Armitage en ikzelf door beide partijen gesteunde rapporten uitgebracht over de wijze waarop het bondgenootschap tussen de VS en Japan kan worden versterkt. In een van die rapporten staat: ‘Met de dynamische veranderingen die zich in heel Azië en de Stille Oceaan voltrekken, zal Japan waarschijnlijk nooit meer dezelfde kans krijgen om het lot van de regio mede te bepalen. Door te kiezen voor leiderschap kan Japan zijn status als eersterangsnatie en zijn noodzakelijke rol als gelijkwaardige partner in het bondgenootschap veiligstellen.’
In deze context kunnen de recente acties van Kishida worden gezien als passende stappen in de goede richting. Er is een enorm potentieel om een gelijkwaardiger partnerschap te ontwikkelen en met anderen samen te werken bij het bieden van gezamenlijke veiligheid. Dat is goed voor de VS, goed voor Japan en goed voor de rest van de wereld. De recente gebeurtenissen bieden reden tot optimisme over de toekomst van het bondgenootschap tussen de VS en Japan en de stabiliteit in Oost-Azië.
Vertaling: Menno Grootveld