skidelsky205_ BEN STANSALLAFP via Getty Images_starmer BEN STANSALL/AFP via Getty Images

Het illusoire zwarte gat in de begroting van Groot-Brittannië

LONDEN – Kort na haar aantreden maakte de nieuwe Labourregering van het Verenigd Koninkrijk de ontdekking bekend van een ‘zwart gat’ van 22 miljard pond in de overheidsfinanciën, naar verluidt achtergelaten door haar conservatieve voorganger. Premier Keir Starmer, die had beloofd de groei te herstellen na jaren van economische stagnatie, stijgende staatsschulden en een recordhoge belastingdruk, zei dat hij ‘geen andere keuze’ had dan ‘pijnlijke’ maatregelen te nemen, waaronder mogelijke belastingverhogingen, vanwege het eerdere beleid van de Tories.

Sindsdien heeft een groot deel van het politieke debat zich gericht op de omvang van het fiscale gat van het Verenigd Koninkrijk. Is het echt 22 miljard pond, of is het groter? Hoeveel daarvan was geërfde schuld en hoeveel was het gevolg van de loonsverhogingen voor werknemers in de publieke sector door de nieuwe regering? Zoals sommige critici hebben opgemerkt, hebben nieuwe regeringen de neiging om hun voorgangers de schuld te geven van problemen die ze zelf hebben gecreëerd. Wat meestal over het hoofd wordt gezien, is dat dit ‘zwarte gat’ een product is van arbitraire begrotingsregels. Uitgaven die ‘buiten het budget’ en ‘binnen het budget’ worden gehouden, verschillen bijvoorbeeld van land tot land.

De huidige begrotingsregels werden in 1997 ingevoerd door de toenmalige minister van Financiën Gordon Brown om de obligatiemarkten gerust te stellen dat de Labourregering geen roekeloze uitgaven zou doen. In 2010 versterkte de Conservatieve regering van toenmalig premier David Cameron dit raamwerk door het onafhankelijke Office for Budgetary Responsibility op te richten, dat ervoor moest zorgen dat de regering zich aan haar eigen regels hield.

De minister van Financiën van Starmer, Rachel Reeves, heeft beloofd om ‘de boeken in balans te brengen’ en de staatsschuld als percentage van het bbp te verlagen tegen het einde van de vijfjarige termijn van Labour. Om dit te bereiken zal ze vertrouwen op economische groei. Maar het terugdringen van de overheidsuitgaven zal de groei belemmeren die nodig is om haar begrotingsdoelen te bereiken.

Het huidige begrotingsraamwerk is deels een reactie op de discretionaire begrotingspraktijken van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. In die periode gaven regeringen prioriteit aan het behoud van niet-inflatoire volledige werkgelegenheid boven het in evenwicht brengen van de begroting. Tekorten werden gebruikt om de werkloosheid te verminderen, terwijl overschotten werden gezien als instrumenten om de inflatie te beheersen. De belangrijkste tekortkoming van deze aanpak was dat het stimuleren van de groei door hogere uitgaven en belastingverlagingen veel makkelijker bleek dan het terugdringen van de inflatie door bezuinigingen en hogere belastingen. Bijgevolg werd inflatoire druk ingebouwd in de volledige werkgelegenheidsbelofte.

Als reactie daarop verlegden Britse regeringen hun aandacht naar het waarborgen van de prijsstabiliteit en maakten ze dit tot hun primaire macro-economische doelstelling. Het inzicht van John Maynard Keynes dat zelfs een efficiënte markteconomie geen volledige werkgelegenheid kan handhaven, werd grotendeels verworpen. Terwijl de slinger van het ene uiterste naar het andere zwaaide, werd het steeds moeilijker om een middenweg te vinden.

Tegenwoordig wordt het pleidooi voor meer overheidsinvesteringen uitsluitend gemaakt in termen van de aanbodzijde. Econome Mariana Mazzucato heeft bijvoorbeeld opgeroepen tot gerichte overheidsinvesteringen om een netto-nul-uitstoot te bereiken. Hoewel schone energie een veel hoger rendement oplevert dan fossiele brandstoffen, zo is de redenering, kunnen markten alleen niet zorgen voor de nodige investeringen om de klimaatverandering tegen te gaan, zodat ‘slimme’ overheidsuitgaven van cruciaal belang zijn. Zoals een recent hoofdartikel in de Evening Standardhet formuleerde, zou een’echt radicale nieuwe regering’ ‘breken met conventies’ en investeren in ‘infrastructuurprojecten die helpen de basis te leggen voor een levendige economie.’

Dit betoog roept twee fundamentele vragen op: Waarom zouden overheidsinvesteringen groeivriendelijker zijn dan particuliere investeringen? En waarom zou de privésector niet de nodige financiering voor groene energie kunnen leveren?

Eén mogelijk antwoord, gebaseerd op de Keynesiaanse economie, is dat overheidsinvesteringen, in plaats van privékapitaal weg te drukken, geld dat nu vastzit in speculatieve ondernemingen zou losmaken en naar de reële economie zou leiden. Maar hoewel dit een geldig argument is, levert het weinig politieke munitie op tegen het idee dat overheidsinvesteringen inherent minder efficiënt zijn dan particuliere investeringen.

De fiscale dwangbuis van het VK kan niet minder knellend worden gemaakt zonder maatregelen aan de vraagzijde. Hoewel pleiten voor meer overheidsinvesteringen contra-intuïtief kan lijken bij een werkloosheid van bijna vier procent, het laagste niveau sinds de jaren zeventig, geeft het algemene werkloosheidscijfer niet de werkelijke capaciteitsbenutting van de economie weer. De inactiviteitsgraad – het deel van de bevolking tussen de 16 en 64 jaar dat niet werkt en ook geen werk zoekt – bedraagt 21,8 procent. Nu 25 procent van de beroepsbevolking slechts deeltijds werkt – omdat velen geen voltijdse baan kunnen vinden – en zes procent van de bevolking in de werkende leeftijd een invaliditeitsuitkering ontvangt, zou het werkelijke niveau van onderbenut potentieel wel eens twee of zelfs drie keer hoger kunnen liggen dan de officiële werkloosheidscijfers suggereren.

Vorig jaar stelde ik dat de Inflation Reduction Act (IRA) van de Amerikaanse president Joe Biden de kiem bevatte van een belangrijk fiscaal concept: de ‘balanced budget multiplier.’ Volgens dit principe zal een stijging van de overheidsuitgaven die gepaard gaat met een gelijke stijging van de belastingen de totale vraag stimuleren, omdat een deel van het geld dat door de belastingdienst wordt geïnd, gespaard zou zijn in plaats van uitgegeven.

De IRA, die 369 miljard dollar aan subsidies en belastingvoordelen voor schone energie omvat, is ook bedoeld om de begroting over tien jaar in evenwicht te brengen door 739 miljard dollar aan extra inkomsten te genereren uit hogere economische groei en vennootschapsbelastingen. Tot nu toe lijken de resultaten deze strategie te ondersteunen: sinds 2021 is de Amerikaanse economie gestaag gegroeid, bij een werkloosheid die in 2023 is gedaald naar het laagste niveau in vijftig jaar (3,4 procent), om daarna weer te stijgen naar 4,2 procent in 2024, en bij een inflatie die is gedaald naar 2,5 procent. In het Verenigd Koninkrijk overwoog Reeves een vergelijkbare aanpak, maar nu grote belastingverhogingen van tafel zijn, wordt ze geconfronteerd met dezelfde fiscale beperkingen als haar Conservatieve voorganger, Jeremy Hunt.

Hieruit kunnen twee conclusies worden getrokken. De eerste is een rechttoe rechtaan Keynesiaans inzicht: om de staatsschuld terug te dringen, moet het overheidsbeleid zich erop richten dat het bbp sneller groeit dan de schuld, en niet op het terugdringen van de uitgaven. Een belangrijke les van veertien jaar Conservatief bewind is dat wanneer fiscale bezuinigingen de economie tot stilstand brengen, de staatsschuld als percentage van het bbp steevast toeneemt.

In de tweede plaats hebben Britse regeringen niet de vrijheid van hun Amerikaanse tegenhangers om het financiële sentiment te negeren, hoe misplaatst die vrijheid ook mag zijn, en kunnen ze niet naar believen de belastingen verhogen. De deviezencontroles die ooit kapitaalvlucht tegenhielden zijn al lang verdwenen en het Verenigd Koninkrijk heeft niet langer de imperiale macht om geld te dwingen aan wal te blijven.

Dat gezegd hebbende, zou een Britse regering met de juiste voorbereiding in staat moeten zijn om ‘net-zero bonds’ uit te geven, vergelijkbaar met de oorlogsobligaties die werden gebruikt om de Eerste en de Tweede Wereldoorlog te financieren, ter bekostiging van de transitie naar schone energie. Dit fiscale initiatief zou zowel aan de behoeften van de aanbodzijde als aan de eisen van de vraagzijde kunnen voldoen.

Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
PS_Quarterly_Q3-24_1333x1000_No-Text

Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible

The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.

Subscribe Now

Robert Skidelsky, lid van het Britse Hogerhuis, is emeritus-hoogleraar politieke economie aan de universiteit van Warwick. Hij is de auteur van een bekroonde biografie van John Maynard Keynes en vanThe Machine Age:An Idea, a History, a Warning(Allen Lane, 2023).

https://prosyn.org/iFm3OZFnl