BERLIJN – Een gezonde bodem is onmisbaar voor het leven op aarde en houdt bijna zestig procent van alle levende soorten in stand. Als het op één na grootste koolstofreservoir na de oceanen behoort de bodem ook tot de belangrijkste natuurlijke rijkdommen van onze planeet in de strijd tegen de klimaatverandering.
Maar de bodems van de wereld staan onder enorme druk. Droogtes veranderen vruchtbare grond steeds vaker in woestijnen, terwijl het gebruik van pesticiden de biodiversiteit in de bodem drastisch vermindert, waardoor ons vermogen om gezond voedsel te produceren in gevaar komt. Naarmate landbouwgrond van hoge kwaliteit schaarser wordt, nemen de conflicten over de slinkende toplaag – cruciaal voor de groei van gewassen – toe.
De recente Soil Atlas van de Heinrich Böll Stiftung laat zien op hoeveel manieren we de grond onder onze voeten kwijtraken. Het huidige industriële landbouwsysteem is een belangrijke aanjager van de bodemaantasting, versnelt het verlies aan biodiversiteit en put vitale koolstofreservoirs uit. Ondanks deze impact heeft de landbouwsector weinig vooruitgang geboekt in het behalen van de klimaatdoelstellingen. Zijn wereldwijde uitstoot van broeikasgassen is de afgelopen tien jaar grotendeels ongewijzigd gebleven.
Nu landen wereldwijd nieuwe emissiereductiedoelen stellen in het kader van het klimaatverdrag van Parijs van 2015, is het duidelijk dat er strategieën moeten worden ontwikkeld om de koolstofvoetafdruk van de landbouwsector te verkleinen om echte emissiereducties te bereiken.
Eén benadering die als mogelijke oplossing wordt aangeprezen is ‘koolstoflandbouw,’ waarbij marktprikkels worden gebruikt om boeren te belonen voor het opslaan van koolstof in hun bodem. Door praktijken zoals het planten van bodembedekkende gewassen toe te passen, kunnen boeren certificaten verdienen voor het verhogen van de koolstofopslag. Deze certificaten kunnen dan worden verkocht als koolstofcredits op vrijwillige of door de overheid opgelegde markten, waardoor boeren een extra inkomstenstroom krijgen.
Dit concept heeft aan kracht gewonnen in zowel publieke beleidskringen als de private sector. Kunstmest- en bestrijdingsmiddelenbedrijven zoals Yara en Bayer hebben al hun eigen certificeringsprogramma’s opgezet, terwijl grote landbouwproducenten zoals Canada en Australië deze credits in hun markten hebben geïntegreerd. De Europese Unie is ook bezig met het ontwikkelen van een certificeringsprogramma voor koolstoflandbouw en verwacht wordt dat de wereldwijde koolstofmarkten dit voorbeeld zullen volgen.
Helaas dreigt de pas ontdekte populariteit van koolstoflandbouw het valse idee te bestendigen dat emissiereducties en koolstofopslag in de bodem uitwisselbaar zijn. Zelfs als we dit uitgangspunt accepteren, is het ontwikkelen van een systeem om emissies te compenseren door middel van koolstofopslag extreem moeilijk. Wil zo’n systeem effectief zijn, dan moet de opslag voortkomen uit een verandering van de landbouwpraktijken, en meetbaar en zeker zijn voor minstens een eeuw.
Maar aangezien koolstof die is opgeslagen in de bodem inherent instabiel is en makkelijk opnieuw in de atmosfeer kan worden gebracht door droogtes, overstromingen of veranderingen van de landbouwpraktijken, blijft langetermijnopslag zeer onbetrouwbaar.
Eerdere pogingen om deze instabiliteit aan te pakken in andere natuurlijke reservoirs zijn niet succesvol geweest. Credits die opzij zijn gezet om de onbedoelde uitstoot van koolstof uit bossen in Californië te compenseren, raken bijvoorbeeld sneller uitgeput dan verwacht na de hevige bosbranden daar. En er is weinig interesse in credits met een vervaldatum, waardoor kopers ze periodiek zouden moeten vernieuwen.
Hoewel het mogelijk is om de koolstof die in de bodem is opgeslagen te meten, is dit niet eenvoudig en niet goedkoop. De nauwkeurigheid van deze metingen hangt af van diverse factoren, waaronder de bemonsteringsdiepte, de locatie en het tijdsbestek. Alternatieve methoden, gebaseerd op beperkte bemonstering of wiskundige modellen, zijn er niet in geslaagd om de meetproblemen op te lossen.
Aangezien de prijzen voor koolstofcredits voor de bodem te laag zijn om de kosten van het veranderen van landbouwpraktijken te dekken, is het onwaarschijnlijk dat boeren deze credits zullen omarmen. In reactie hierop hebben Europese regelgevers ervoor gekozen om het genereren van credits makkelijker te maken in plaats van de prijsprikkels aan te passen, waardoor de integriteit van het systeem in gevaar komt.
Naast deze methodologische uitdagingen kan koolstoflandbouw ook dienen als een rookgordijn voor de veehouderij. Groepen uit de sector beweren dat koolstofopslag in grasland de uitstoot van methaan en stikstofoxide kan compenseren. Maar dit scenario is onrealistisch, aangezien hiervoor enorme hoeveelheden grasland nodig zouden zijn. Het is algemeen bekend dat de meest effectieve manier om de uitstoot door de veeteelt terug te dringen het verkleinen van de veestapel en het verminderen van de consumptie van vlees en zuivel is.
De koolstofmarktbenadering ziet het handhaven van de bodemgezondheid en het terugdringen van de emissies als een of/of-keuze. In werkelijkheid zijn beide noodzakelijk, aangezien een gezonde bodem essentieel is voor de voedselproductie. Het Intergovernmental Panel on Climate Change heeft vastgesteld dat het vastleggen van koolstof in de bodem – of waar dan ook – niet in de plaats kan komen van emissiereducties. Als we ons richten op emissiereducties in plaats van alleen te vertrouwen op bodemcredits, kan dat als bijkomend voordeel hebben dat controversiële technologieën die tot doel hebben koolstof uit de atmosfeer te halen, minder aantrekkelijk worden.
Simpel gezegd kan een marktgebaseerde benadering van koolstofopslag niet de transformatieve verandering teweegbrengen die we nodig hebben. We kunnen ons geen route uit de klimaatcrisis compenseren. In plaats daarvan moeten we het overheidsgeld dat momenteel wordt besteed aan landbouwsubsidies ombuigen naar investeringen die de gezondheid van de bodem verbeteren en boeren ondersteunen bij de transitie naar een klimaatbestendig voedselsysteem.
Vertaling: Menno Grootveld
BERLIJN – Een gezonde bodem is onmisbaar voor het leven op aarde en houdt bijna zestig procent van alle levende soorten in stand. Als het op één na grootste koolstofreservoir na de oceanen behoort de bodem ook tot de belangrijkste natuurlijke rijkdommen van onze planeet in de strijd tegen de klimaatverandering.
Maar de bodems van de wereld staan onder enorme druk. Droogtes veranderen vruchtbare grond steeds vaker in woestijnen, terwijl het gebruik van pesticiden de biodiversiteit in de bodem drastisch vermindert, waardoor ons vermogen om gezond voedsel te produceren in gevaar komt. Naarmate landbouwgrond van hoge kwaliteit schaarser wordt, nemen de conflicten over de slinkende toplaag – cruciaal voor de groei van gewassen – toe.
De recente Soil Atlas van de Heinrich Böll Stiftung laat zien op hoeveel manieren we de grond onder onze voeten kwijtraken. Het huidige industriële landbouwsysteem is een belangrijke aanjager van de bodemaantasting, versnelt het verlies aan biodiversiteit en put vitale koolstofreservoirs uit. Ondanks deze impact heeft de landbouwsector weinig vooruitgang geboekt in het behalen van de klimaatdoelstellingen. Zijn wereldwijde uitstoot van broeikasgassen is de afgelopen tien jaar grotendeels ongewijzigd gebleven.
Nu landen wereldwijd nieuwe emissiereductiedoelen stellen in het kader van het klimaatverdrag van Parijs van 2015, is het duidelijk dat er strategieën moeten worden ontwikkeld om de koolstofvoetafdruk van de landbouwsector te verkleinen om echte emissiereducties te bereiken.
Eén benadering die als mogelijke oplossing wordt aangeprezen is ‘koolstoflandbouw,’ waarbij marktprikkels worden gebruikt om boeren te belonen voor het opslaan van koolstof in hun bodem. Door praktijken zoals het planten van bodembedekkende gewassen toe te passen, kunnen boeren certificaten verdienen voor het verhogen van de koolstofopslag. Deze certificaten kunnen dan worden verkocht als koolstofcredits op vrijwillige of door de overheid opgelegde markten, waardoor boeren een extra inkomstenstroom krijgen.
Dit concept heeft aan kracht gewonnen in zowel publieke beleidskringen als de private sector. Kunstmest- en bestrijdingsmiddelenbedrijven zoals Yara en Bayer hebben al hun eigen certificeringsprogramma’s opgezet, terwijl grote landbouwproducenten zoals Canada en Australië deze credits in hun markten hebben geïntegreerd. De Europese Unie is ook bezig met het ontwikkelen van een certificeringsprogramma voor koolstoflandbouw en verwacht wordt dat de wereldwijde koolstofmarkten dit voorbeeld zullen volgen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Helaas dreigt de pas ontdekte populariteit van koolstoflandbouw het valse idee te bestendigen dat emissiereducties en koolstofopslag in de bodem uitwisselbaar zijn. Zelfs als we dit uitgangspunt accepteren, is het ontwikkelen van een systeem om emissies te compenseren door middel van koolstofopslag extreem moeilijk. Wil zo’n systeem effectief zijn, dan moet de opslag voortkomen uit een verandering van de landbouwpraktijken, en meetbaar en zeker zijn voor minstens een eeuw.
Maar aangezien koolstof die is opgeslagen in de bodem inherent instabiel is en makkelijk opnieuw in de atmosfeer kan worden gebracht door droogtes, overstromingen of veranderingen van de landbouwpraktijken, blijft langetermijnopslag zeer onbetrouwbaar.
Eerdere pogingen om deze instabiliteit aan te pakken in andere natuurlijke reservoirs zijn niet succesvol geweest. Credits die opzij zijn gezet om de onbedoelde uitstoot van koolstof uit bossen in Californië te compenseren, raken bijvoorbeeld sneller uitgeput dan verwacht na de hevige bosbranden daar. En er is weinig interesse in credits met een vervaldatum, waardoor kopers ze periodiek zouden moeten vernieuwen.
Hoewel het mogelijk is om de koolstof die in de bodem is opgeslagen te meten, is dit niet eenvoudig en niet goedkoop. De nauwkeurigheid van deze metingen hangt af van diverse factoren, waaronder de bemonsteringsdiepte, de locatie en het tijdsbestek. Alternatieve methoden, gebaseerd op beperkte bemonstering of wiskundige modellen, zijn er niet in geslaagd om de meetproblemen op te lossen.
Aangezien de prijzen voor koolstofcredits voor de bodem te laag zijn om de kosten van het veranderen van landbouwpraktijken te dekken, is het onwaarschijnlijk dat boeren deze credits zullen omarmen. In reactie hierop hebben Europese regelgevers ervoor gekozen om het genereren van credits makkelijker te maken in plaats van de prijsprikkels aan te passen, waardoor de integriteit van het systeem in gevaar komt.
Naast deze methodologische uitdagingen kan koolstoflandbouw ook dienen als een rookgordijn voor de veehouderij. Groepen uit de sector beweren dat koolstofopslag in grasland de uitstoot van methaan en stikstofoxide kan compenseren. Maar dit scenario is onrealistisch, aangezien hiervoor enorme hoeveelheden grasland nodig zouden zijn. Het is algemeen bekend dat de meest effectieve manier om de uitstoot door de veeteelt terug te dringen het verkleinen van de veestapel en het verminderen van de consumptie van vlees en zuivel is.
De koolstofmarktbenadering ziet het handhaven van de bodemgezondheid en het terugdringen van de emissies als een of/of-keuze. In werkelijkheid zijn beide noodzakelijk, aangezien een gezonde bodem essentieel is voor de voedselproductie. Het Intergovernmental Panel on Climate Change heeft vastgesteld dat het vastleggen van koolstof in de bodem – of waar dan ook – niet in de plaats kan komen van emissiereducties. Als we ons richten op emissiereducties in plaats van alleen te vertrouwen op bodemcredits, kan dat als bijkomend voordeel hebben dat controversiële technologieën die tot doel hebben koolstof uit de atmosfeer te halen, minder aantrekkelijk worden.
Simpel gezegd kan een marktgebaseerde benadering van koolstofopslag niet de transformatieve verandering teweegbrengen die we nodig hebben. We kunnen ons geen route uit de klimaatcrisis compenseren. In plaats daarvan moeten we het overheidsgeld dat momenteel wordt besteed aan landbouwsubsidies ombuigen naar investeringen die de gezondheid van de bodem verbeteren en boeren ondersteunen bij de transitie naar een klimaatbestendig voedselsysteem.
Vertaling: Menno Grootveld