WASHINGTON, DC – Nu de concentraties koolstofdioxide in de atmosfeer de grens van vierhonderd deeltjes per miljoen hebben overschreden, blijven de kosten van de klimaatcrisis – in termen van economische verliezen, ecologische impact en mensenlevens – stijgen. Vorig jaar oktober heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) gewaarschuwd dat het naderen van de mondiale temperatuur van de grens van 1.5°C boven het pre-industriële niveau ernstige gevolgen zal hebben voor de mensheid en de biodiversiteit. Alles wat uitkomt boven die grens zal catastrofaal zijn.
Om te voorkomen dat we die drempel van meer dan 1.5°C opwarming overschrijden, moet de wereld haar CO2-emissies vóór 2030 bijna gehalveerd en tegen 2050 volledig geëlimineerd hebben. Dit zal alleen mogelijk zijn als we de fossiele brandstoffen de komende paar decennia geheel en al uit de economie verwijderen. Pogingen om die realiteit te omzeilen zullen de zaken er alleen maar erger op maken.
We lopen nu het risico dat juist wél te doen. Een toenemend aantal mensen overweegt nu de ooit ondenkbare strategie van geo-engineering om ons een uitweg uit de klimaatcrisis te banen. De naar voren gebrachte manieren van aanpak zijn zeer verschillend, maar delen een paar sleutelkenmerken: ze zijn technologisch onzeker, ecologisch riskant, en zullen de klimaatcrisis eerder versnellen dan verzachten.
Voorstanders bepleiten twee hoofdstrategieën: carbon dioxide removal (CDR, de verwijdering van koolstofdioxide) en solar radiation modification (SRM, de beïnvloeding van de hoeveelheid zonnestraling). Beide strategieën – net als de meeste andere die worden voorgesteld – zijn afhankelijk van de wijdverbreide inzet van de zogenoemde carbon capture, utilization, and storage (CCUS, het opvangen, gebruiken en opslaan van koolstof), waarbij met behulp van een hele reeks technologieën CO2 uit industriële afvalstromen wordt opgevangen en ondergronds, in de oceaan of in materialen wordt opgeslagen.
Op zichzelf zou dit al tot ernstige ecologische en sociale risico's leiden. Maar economisch gezien is CCUS alleen maar levensvatbaar als de opgevangen koolstof in oude oliebronnen wordt gepompt om er nog meer olie uit te persen, in verlaten kolenmijnen om aardgas te produceren, of in raffinaderijen om nóg meer plastic te produceren. Dit zou de fossielebrandstofsector ten goede komen – en iedereen daarbuiten schaden.
De specifieke kenmerken van iedere strategie versterken de gevaren van geo-engineering alleen maar. Neem CDR, dat zich ten doel stelt koolstof uit de atmosfeer op te vangen nadat het is uitgestoten. De meest algemeen besproken aanpak – bioenergy with carbon capture and storage (BECCS, bio-energie met opvang en opslag van koolstof) – zou het rooien van grote, gezonde bossen betekenen, evenals het vervangen van voedselgewassen, of allebei, om meer brandbare energiebronnen te kunnen produceren. Dit zou niet alleen de voedselzekerheid en de landrechten bedreigen; het rooien van de bossen kan er ook toe leiden dat er meer koolstof vrijkomt dan BECCS ooit zal kunnen absorberen.
Bij een andere populaire CDR-technologie – direct air capture (DAC, rechtstreekse opvang uit de lucht) – wordt CO2 uit de lucht gezogen door enorme luchtfilters die over de hele planeet worden geïnstalleerd. Om dit extreem energie-intensieve proces te bekostigen willen voorstanders de opgevangen CO2 gebruiken om diesel en vliegtuigbrandstoffen te produceren, die vervolgens verbrand en weer opnieuw uitgestoten zullen worden, in een eindeloze cyclus. Eenvoudig gezegd is DAC een heel kostbare manier om duurzame energie in gas om te zetten.
Bij de tweede belangrijke geo-engineering-strategie, SRM, wordt geprobeerd de CO2 in de lucht te maskeren in plaats van terug te dringen. De meest wijdverbreid besproken aanpak houdt het injecteren van zwaveldioxide (SO2) in de bovenste lagen van de atmosfeer in, waardoor tijdelijk een verkoelend effect optreedt.
Maar het verbranden van steenkool, olie en gas – waarbij ook grote hoeveelheden SO2 vrijkomen – heeft hetzelfde effect, terwijl het ook zure regen veroorzaakt en de ozonlaag erdoor wordt afgebroken. Voorstanders van SRM betogen dus op perverse wijze dat we de planeet moeten beschermen door meer van de vervuilende stoffen te produceren die de planeet nu al verwoesten.
De verklaring voor deze schijnbare cognitieve dissonantie is simpel. Zoals blijkt uit een nieuwe analyse van het Center for International Environmental Law hebben vele pleitbezorgers van geo-engineering gewerkt voor of baat gehad bij de fossielebrandstofbedrijven die de klimaatcrisis in de eerste plaats hebben gecreëerd.
De olie-, gas-, kolen- en nutsbedrijven hebben tientallen jaren besteed aan het onderzoeken, patenteren en promoten van geo-engineering-technologieën – waaronder bijvoorbeeld CCUS – met als doel het veiligstellen van de dominante rol van fossiele brandstoffen in de economie. En uit ons onderzoek blijkt dat de primaire effecten van geo-engineering zouden bestaan uit het verder bestendigen van die rol, dat ze zouden bijdragen aan een toename van de CO2-uitstoot, en dat ze de fossielebrandstoffeninfrastructuur decennialang – zo niet eeuwenlang – op zijn plaats zouden houden.
Dit is duidelijk een contraproductieve strategie voor de aanpak van de klimaatcrisis. Maar dat kan de voorstanders van geo-engineering niet schelen. Velen van hen – waaronder het American Enterprise Institute, het Congreslid Lamar Smith, en de voormalige minster van Buitenlandse Zaken (en ExxonMobil-topman) Rex Tillerson – zijn klimaatveranderingontkenners, die zich verzetten tegen ieder beleid om de klimaatverandering te verzachten. Als de opwarming van de aarde ooit een echt probleem wordt, zo betogen zij, zullen we ons daar met behulp van geo-engineering gewoon een uitweg uit kunnen vinden.
Maar wat de gevestigde foossielebrandstoffenbelangen goed uitkomt, staat op gespannen voet met de werkelijkheid. De ijskoude waardheid is dat we nog minder dan een decennium hebben om de CO2-uitstoot drastisch te verlagen, en minder dan drie decennia om die emissies volledig te elimineren. De wereld kan het zich eenvoudigweg niet veroorloven nog meer tijd en middelen te verspillen aan geo-engineering-mythes en -fantasieën.
We hebben de middelen die we nodig hebben om de klimaatcrisis aan te pakken. Het propageren van duurzame energie en energiezuinigheid, het beschermen en herstellen van bossen en ecosystemen in de oceanen, en het respecteren van het recht van inheemse volkeren om op te treden als rentmeesters van hun traditionele woongebieden zijn allemaal werkbare, kosteneffectieve oplossingen voor de klimaatcrisis, die nu ingezet en opgeschaald kunnen worden. Al wat nodig is, is de politieke wil om ze te omarmen – en de wil om misleidende strategieën af te wijzen, die zijn ontworpen door degenen die het probleem zouden moeten oplossen in plaats van te dromen over nieuwe manieren om ervan te kunnen profiteren.
Vertaling: Menno Grootveld
WASHINGTON, DC – Nu de concentraties koolstofdioxide in de atmosfeer de grens van vierhonderd deeltjes per miljoen hebben overschreden, blijven de kosten van de klimaatcrisis – in termen van economische verliezen, ecologische impact en mensenlevens – stijgen. Vorig jaar oktober heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) gewaarschuwd dat het naderen van de mondiale temperatuur van de grens van 1.5°C boven het pre-industriële niveau ernstige gevolgen zal hebben voor de mensheid en de biodiversiteit. Alles wat uitkomt boven die grens zal catastrofaal zijn.
Om te voorkomen dat we die drempel van meer dan 1.5°C opwarming overschrijden, moet de wereld haar CO2-emissies vóór 2030 bijna gehalveerd en tegen 2050 volledig geëlimineerd hebben. Dit zal alleen mogelijk zijn als we de fossiele brandstoffen de komende paar decennia geheel en al uit de economie verwijderen. Pogingen om die realiteit te omzeilen zullen de zaken er alleen maar erger op maken.
We lopen nu het risico dat juist wél te doen. Een toenemend aantal mensen overweegt nu de ooit ondenkbare strategie van geo-engineering om ons een uitweg uit de klimaatcrisis te banen. De naar voren gebrachte manieren van aanpak zijn zeer verschillend, maar delen een paar sleutelkenmerken: ze zijn technologisch onzeker, ecologisch riskant, en zullen de klimaatcrisis eerder versnellen dan verzachten.
Voorstanders bepleiten twee hoofdstrategieën: carbon dioxide removal (CDR, de verwijdering van koolstofdioxide) en solar radiation modification (SRM, de beïnvloeding van de hoeveelheid zonnestraling). Beide strategieën – net als de meeste andere die worden voorgesteld – zijn afhankelijk van de wijdverbreide inzet van de zogenoemde carbon capture, utilization, and storage (CCUS, het opvangen, gebruiken en opslaan van koolstof), waarbij met behulp van een hele reeks technologieën CO2 uit industriële afvalstromen wordt opgevangen en ondergronds, in de oceaan of in materialen wordt opgeslagen.
Op zichzelf zou dit al tot ernstige ecologische en sociale risico's leiden. Maar economisch gezien is CCUS alleen maar levensvatbaar als de opgevangen koolstof in oude oliebronnen wordt gepompt om er nog meer olie uit te persen, in verlaten kolenmijnen om aardgas te produceren, of in raffinaderijen om nóg meer plastic te produceren. Dit zou de fossielebrandstofsector ten goede komen – en iedereen daarbuiten schaden.
De specifieke kenmerken van iedere strategie versterken de gevaren van geo-engineering alleen maar. Neem CDR, dat zich ten doel stelt koolstof uit de atmosfeer op te vangen nadat het is uitgestoten. De meest algemeen besproken aanpak – bioenergy with carbon capture and storage (BECCS, bio-energie met opvang en opslag van koolstof) – zou het rooien van grote, gezonde bossen betekenen, evenals het vervangen van voedselgewassen, of allebei, om meer brandbare energiebronnen te kunnen produceren. Dit zou niet alleen de voedselzekerheid en de landrechten bedreigen; het rooien van de bossen kan er ook toe leiden dat er meer koolstof vrijkomt dan BECCS ooit zal kunnen absorberen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Bij een andere populaire CDR-technologie – direct air capture (DAC, rechtstreekse opvang uit de lucht) – wordt CO2 uit de lucht gezogen door enorme luchtfilters die over de hele planeet worden geïnstalleerd. Om dit extreem energie-intensieve proces te bekostigen willen voorstanders de opgevangen CO2 gebruiken om diesel en vliegtuigbrandstoffen te produceren, die vervolgens verbrand en weer opnieuw uitgestoten zullen worden, in een eindeloze cyclus. Eenvoudig gezegd is DAC een heel kostbare manier om duurzame energie in gas om te zetten.
Bij de tweede belangrijke geo-engineering-strategie, SRM, wordt geprobeerd de CO2 in de lucht te maskeren in plaats van terug te dringen. De meest wijdverbreid besproken aanpak houdt het injecteren van zwaveldioxide (SO2) in de bovenste lagen van de atmosfeer in, waardoor tijdelijk een verkoelend effect optreedt.
Maar het verbranden van steenkool, olie en gas – waarbij ook grote hoeveelheden SO2 vrijkomen – heeft hetzelfde effect, terwijl het ook zure regen veroorzaakt en de ozonlaag erdoor wordt afgebroken. Voorstanders van SRM betogen dus op perverse wijze dat we de planeet moeten beschermen door meer van de vervuilende stoffen te produceren die de planeet nu al verwoesten.
De verklaring voor deze schijnbare cognitieve dissonantie is simpel. Zoals blijkt uit een nieuwe analyse van het Center for International Environmental Law hebben vele pleitbezorgers van geo-engineering gewerkt voor of baat gehad bij de fossielebrandstofbedrijven die de klimaatcrisis in de eerste plaats hebben gecreëerd.
De olie-, gas-, kolen- en nutsbedrijven hebben tientallen jaren besteed aan het onderzoeken, patenteren en promoten van geo-engineering-technologieën – waaronder bijvoorbeeld CCUS – met als doel het veiligstellen van de dominante rol van fossiele brandstoffen in de economie. En uit ons onderzoek blijkt dat de primaire effecten van geo-engineering zouden bestaan uit het verder bestendigen van die rol, dat ze zouden bijdragen aan een toename van de CO2-uitstoot, en dat ze de fossielebrandstoffeninfrastructuur decennialang – zo niet eeuwenlang – op zijn plaats zouden houden.
Dit is duidelijk een contraproductieve strategie voor de aanpak van de klimaatcrisis. Maar dat kan de voorstanders van geo-engineering niet schelen. Velen van hen – waaronder het American Enterprise Institute, het Congreslid Lamar Smith, en de voormalige minster van Buitenlandse Zaken (en ExxonMobil-topman) Rex Tillerson – zijn klimaatveranderingontkenners, die zich verzetten tegen ieder beleid om de klimaatverandering te verzachten. Als de opwarming van de aarde ooit een echt probleem wordt, zo betogen zij, zullen we ons daar met behulp van geo-engineering gewoon een uitweg uit kunnen vinden.
Maar wat de gevestigde foossielebrandstoffenbelangen goed uitkomt, staat op gespannen voet met de werkelijkheid. De ijskoude waardheid is dat we nog minder dan een decennium hebben om de CO2-uitstoot drastisch te verlagen, en minder dan drie decennia om die emissies volledig te elimineren. De wereld kan het zich eenvoudigweg niet veroorloven nog meer tijd en middelen te verspillen aan geo-engineering-mythes en -fantasieën.
We hebben de middelen die we nodig hebben om de klimaatcrisis aan te pakken. Het propageren van duurzame energie en energiezuinigheid, het beschermen en herstellen van bossen en ecosystemen in de oceanen, en het respecteren van het recht van inheemse volkeren om op te treden als rentmeesters van hun traditionele woongebieden zijn allemaal werkbare, kosteneffectieve oplossingen voor de klimaatcrisis, die nu ingezet en opgeschaald kunnen worden. Al wat nodig is, is de politieke wil om ze te omarmen – en de wil om misleidende strategieën af te wijzen, die zijn ontworpen door degenen die het probleem zouden moeten oplossen in plaats van te dromen over nieuwe manieren om ervan te kunnen profiteren.
Vertaling: Menno Grootveld