LONDEN – Nu de tiende verjaardag van de aanvang van de mondiale financiële crisis nadert, komt er een golf van terugblikken op ons af. Vele daarvan zullen proberen de Grote Vraag te beantwoorden: Is het financiële systeem nu fundamenteel hervormd, zodat we erop kunnen vertrouwen dat een herhaling van de afschuwelijke en destructieve gebeurtenissen van 2008-2009 voorkomen zal kunnen worden, of hebben we niets van de crisis geleerd?
Er zal geen eensluidend antwoord op die vraag worden gegeven. Sommigen zullen betogen dat de hervormingen na de crisis, vooral de hervormingen die te maken hebben met de kapitaaleisen voor de banken, te ver zijn gegaan, en dat de kosten in termen van de productie te hoog zijn geweest. Anderen zullen betogen dat er nog veel meer moet worden gedaan, dat de banken nóg veel meer kapitaal nodig hebben, en misschien zelfs – zoals de voorstanders van een recent referendum in Zwitserland hebben betoogd – dat de banken hun vermogen om geld te creëren zouden moeten verliezen.
Maar iedere redelijke waarnemer zal moeten erkennen dat zich een aanzienlijke verandering heeft voorgedaan. De meeste grote banken hebben nu drie tot vier keer zo veel kapitaal achter de hand, en van veel hogere kwaliteit, dan in 2007. Extra kapitaalbuffers zijn nu vereist bij systemisch belangrijke instellingen. Het risicobeheer is enorm versterkt. En de bevoegdheden van de toezichthouders zijn veel robuuster. De politieke steun voor strenge regelgeving blijft krachtig, althans overal behalve in de Verenigde Staten, en zelfs daar hebben vooral de kleinere banken en niet die van Wall Street van de maatregelen van de regering-Trump geprofiteerd.
Er is echter één terrein waarop veel minder is bereikt. Zoals de voormalige bestuursvoorzitter van de US Federal Reserve (het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) Paul Volcker heeft geobserveerd, “verwijst vrijwel iedere analyse van de financiële crisis naar het ingewikkelde systeem van toezicht [in de VS] als een factor die heeft bijgedragen aan de financiële inzinking.”
Toch heeft de Dodd-Frankwet, een poging om de tekortkomingen die door de financiële crisis aan het licht waren gekomen aan te pakken, in slechts zeer weinig veranderingen voorzien. De wet heeft één kleinere instantie, het onbetreurde Office of Thrift Supervision, geschrapt en één nieuwe instantie toegevoegd, het Consumer Financial Protection Bureau, een lichaam dat bij de huidige regering zo weinig geliefd is dat je je afvraagt hoe lang het zal blijven bestaan.
De ingewikkeldheden waar Volcker het over had zijn niet aangepakt. Zijn oordeel vandaag de dag is dat “het systeem van toezicht op de financiële instellingen in de VS zeer gefragmenteerd, ouderwets en ineffectief” is. Maar afgezien daarvan is alles in orde!
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
De VS zijn ongetwijfeld een geval apart. Maar hoe zit het met de rest van de wereld? Er zijn een paar veranderingen geweest, misschien wel vooral in Groot-Brittannië, waar we er nu eenmaal van houden de institutionele stoelen op het dek te herschikken. De taken van de volledig geïntegreerde Financial Services Authority (waarvan ik de eerste voorzitter was), zijn aan de Bank of England teruggegeven of afgestaan aan de Financial Conduct Authority.
Een recent onderzoek van het Financial Stability Institute, opgericht door de Bank for International Settlements en het Basel Committee on Banking Supervision, komt tot de slotsom dat 11 van de 79 beoordeelde landen een paar veranderingen hebben doorgevoerd. Interessant genoeg is, ondanks de hervormingen in Groot-Brittannië, de internationale trend overeind gebleven in de richting van geïntegreerd toezicht, en weg van het traditionele model waarbij verschillende instanties het verzekeringswezen en de aandelenbeurzen controleren, terwijl de centrale bank het banksysteem in de gaten houdt.
Maar er blijft wereldwijd wel een opmerkelijke diversiteit aan praktijken bestaan. Van de 79 landen kennen er 39 nog steeds een driedelig sectoraal toezicht, terwijl 23 landen er geïntegreerde instanties op na houden (waarvan er negen tevens de monetaire autoriteit zijn). Negen andere landen hebben twee instanties die zijn verdeeld langs sectorale lijnen, en acht hebben gekozen voor een zogenoemd Twin Peaks-systeem, waarbij één instantie het toezicht op de kapitaalmarkten uitoefent en een andere het gedrag van bedrijven volgt.
Je had mogen verwachten dat er enige mate van overeenstemming zou zijn over wat wel en wat niet heeft gewerkt tijdens de crisis. Maar er is weinig dat daar op wijst.
De conclusies van de analyses die hebben plaatsgevonden zijn enigszins dubbelzinnig. Het is moeilijk te zeggen dat er één structuur is die op iedere plek beter heeft gewerkt dan een andere. Maar er zijn wel een paar leerzame inschattingen. Uit een door het Internationale Monetaire Fonds ingesteld onderzoek naar het toezicht van vóór de crisis is gebleken dat “landen met geïntegreerd toezicht [destijds over het algemeen buiten het domein van de centrale bank] een grotere consistentie genieten als het gaat om de kwaliteit van dat toezicht.” Met andere woorden: er werd beter de hand gehouden aan het voldoen aan de in het kader van het Basel-akkoord afgesproken normen. Maar waar veranderingen zijn doorgevoerd ná de crisis, hebben de centrale banken doorgaans meer bevoegdheden gekregen.
Deze structurele diversiteit van de hervormingen ná de crisis helpt niet om de consistentie te bevorderen bij de tenuitvoerlegging van de mondiale afspraken. En dat is vooral in de Europese Unie een probleem. Er is nu een bankenunie in de eurozone, maar bij ongeveer de helft van de lidstaten ressorteert het toezicht bij de centrale bank, en bij de andere helft daarbuiten.
Is dit geen taak voor de Financial Stability Board? Kan deze FSB de gangbare praktijken niet aan een onderzoek onderwerpen en tot een geprefereerde structuur komen, of op z'n minst een paar niet-geprefereerde structuren benoemen?
Er is op dit punt helaas weinig animo te bespeuren. De nationale toezichthouders hebben er geen belang bij hun eigen systemen te bekritiseren. Uit het onderzoek van het Financial Stability Institute kwam iets meer moed naar voren. Als je goed tussen de regels door leest, zie je dat de auteurs niet veel op hebben met het sectorale model, maar hun weinig spectaculaire conclusie luidt dat “het de moeite waard lijkt om het functioneren van de toezichthoudende architectuur in iedere jurisdictie regelmatig tegen het licht te houden, tegen de achtergrond van de beoogde doelen.”
Wie zou het daarmee oneens kunnen zijn? De auteurs hadden beslist in hun achterhoofd dat iedere serieuze wetenschappelijke verhandeling moet eindigen met een pleidooi voor meer onderzoek.
We lijken dus voort te moeten strompelen met een zeer divers systeem. Zelfs de financiële crisis van 2008 heeft de gevestigde belangen in veel landen niet weten op te schudden. Dus ook al is het financiële toezicht materieel versterkt – wat beslist het belangrijkste is –, de tenuitvoerlegging ervan blijft in handen van een lappendeken van nationale instanties.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Since Plato’s Republic 2,300 years ago, philosophers have understood the process by which demagogues come to power in free and fair elections, only to overthrow democracy and establish tyrannical rule. The process is straightforward, and we have now just watched it play out.
observes that philosophers since Plato have understood how tyrants come to power in free elections.
Despite being a criminal, a charlatan, and an aspiring dictator, Donald Trump has won not only the Electoral College, but also the popular vote – a feat he did not achieve in 2016 or 2020. A nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians are to blame.
points the finger at a nihilistic voter base, profit-hungry business leaders, and craven Republican politicians.
LONDEN – Nu de tiende verjaardag van de aanvang van de mondiale financiële crisis nadert, komt er een golf van terugblikken op ons af. Vele daarvan zullen proberen de Grote Vraag te beantwoorden: Is het financiële systeem nu fundamenteel hervormd, zodat we erop kunnen vertrouwen dat een herhaling van de afschuwelijke en destructieve gebeurtenissen van 2008-2009 voorkomen zal kunnen worden, of hebben we niets van de crisis geleerd?
Er zal geen eensluidend antwoord op die vraag worden gegeven. Sommigen zullen betogen dat de hervormingen na de crisis, vooral de hervormingen die te maken hebben met de kapitaaleisen voor de banken, te ver zijn gegaan, en dat de kosten in termen van de productie te hoog zijn geweest. Anderen zullen betogen dat er nog veel meer moet worden gedaan, dat de banken nóg veel meer kapitaal nodig hebben, en misschien zelfs – zoals de voorstanders van een recent referendum in Zwitserland hebben betoogd – dat de banken hun vermogen om geld te creëren zouden moeten verliezen.
Maar iedere redelijke waarnemer zal moeten erkennen dat zich een aanzienlijke verandering heeft voorgedaan. De meeste grote banken hebben nu drie tot vier keer zo veel kapitaal achter de hand, en van veel hogere kwaliteit, dan in 2007. Extra kapitaalbuffers zijn nu vereist bij systemisch belangrijke instellingen. Het risicobeheer is enorm versterkt. En de bevoegdheden van de toezichthouders zijn veel robuuster. De politieke steun voor strenge regelgeving blijft krachtig, althans overal behalve in de Verenigde Staten, en zelfs daar hebben vooral de kleinere banken en niet die van Wall Street van de maatregelen van de regering-Trump geprofiteerd.
Er is echter één terrein waarop veel minder is bereikt. Zoals de voormalige bestuursvoorzitter van de US Federal Reserve (het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) Paul Volcker heeft geobserveerd, “verwijst vrijwel iedere analyse van de financiële crisis naar het ingewikkelde systeem van toezicht [in de VS] als een factor die heeft bijgedragen aan de financiële inzinking.”
Toch heeft de Dodd-Frankwet, een poging om de tekortkomingen die door de financiële crisis aan het licht waren gekomen aan te pakken, in slechts zeer weinig veranderingen voorzien. De wet heeft één kleinere instantie, het onbetreurde Office of Thrift Supervision, geschrapt en één nieuwe instantie toegevoegd, het Consumer Financial Protection Bureau, een lichaam dat bij de huidige regering zo weinig geliefd is dat je je afvraagt hoe lang het zal blijven bestaan.
De ingewikkeldheden waar Volcker het over had zijn niet aangepakt. Zijn oordeel vandaag de dag is dat “het systeem van toezicht op de financiële instellingen in de VS zeer gefragmenteerd, ouderwets en ineffectief” is. Maar afgezien daarvan is alles in orde!
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
De VS zijn ongetwijfeld een geval apart. Maar hoe zit het met de rest van de wereld? Er zijn een paar veranderingen geweest, misschien wel vooral in Groot-Brittannië, waar we er nu eenmaal van houden de institutionele stoelen op het dek te herschikken. De taken van de volledig geïntegreerde Financial Services Authority (waarvan ik de eerste voorzitter was), zijn aan de Bank of England teruggegeven of afgestaan aan de Financial Conduct Authority.
Een recent onderzoek van het Financial Stability Institute, opgericht door de Bank for International Settlements en het Basel Committee on Banking Supervision, komt tot de slotsom dat 11 van de 79 beoordeelde landen een paar veranderingen hebben doorgevoerd. Interessant genoeg is, ondanks de hervormingen in Groot-Brittannië, de internationale trend overeind gebleven in de richting van geïntegreerd toezicht, en weg van het traditionele model waarbij verschillende instanties het verzekeringswezen en de aandelenbeurzen controleren, terwijl de centrale bank het banksysteem in de gaten houdt.
Maar er blijft wereldwijd wel een opmerkelijke diversiteit aan praktijken bestaan. Van de 79 landen kennen er 39 nog steeds een driedelig sectoraal toezicht, terwijl 23 landen er geïntegreerde instanties op na houden (waarvan er negen tevens de monetaire autoriteit zijn). Negen andere landen hebben twee instanties die zijn verdeeld langs sectorale lijnen, en acht hebben gekozen voor een zogenoemd Twin Peaks-systeem, waarbij één instantie het toezicht op de kapitaalmarkten uitoefent en een andere het gedrag van bedrijven volgt.
Je had mogen verwachten dat er enige mate van overeenstemming zou zijn over wat wel en wat niet heeft gewerkt tijdens de crisis. Maar er is weinig dat daar op wijst.
De conclusies van de analyses die hebben plaatsgevonden zijn enigszins dubbelzinnig. Het is moeilijk te zeggen dat er één structuur is die op iedere plek beter heeft gewerkt dan een andere. Maar er zijn wel een paar leerzame inschattingen. Uit een door het Internationale Monetaire Fonds ingesteld onderzoek naar het toezicht van vóór de crisis is gebleken dat “landen met geïntegreerd toezicht [destijds over het algemeen buiten het domein van de centrale bank] een grotere consistentie genieten als het gaat om de kwaliteit van dat toezicht.” Met andere woorden: er werd beter de hand gehouden aan het voldoen aan de in het kader van het Basel-akkoord afgesproken normen. Maar waar veranderingen zijn doorgevoerd ná de crisis, hebben de centrale banken doorgaans meer bevoegdheden gekregen.
Deze structurele diversiteit van de hervormingen ná de crisis helpt niet om de consistentie te bevorderen bij de tenuitvoerlegging van de mondiale afspraken. En dat is vooral in de Europese Unie een probleem. Er is nu een bankenunie in de eurozone, maar bij ongeveer de helft van de lidstaten ressorteert het toezicht bij de centrale bank, en bij de andere helft daarbuiten.
Is dit geen taak voor de Financial Stability Board? Kan deze FSB de gangbare praktijken niet aan een onderzoek onderwerpen en tot een geprefereerde structuur komen, of op z'n minst een paar niet-geprefereerde structuren benoemen?
Er is op dit punt helaas weinig animo te bespeuren. De nationale toezichthouders hebben er geen belang bij hun eigen systemen te bekritiseren. Uit het onderzoek van het Financial Stability Institute kwam iets meer moed naar voren. Als je goed tussen de regels door leest, zie je dat de auteurs niet veel op hebben met het sectorale model, maar hun weinig spectaculaire conclusie luidt dat “het de moeite waard lijkt om het functioneren van de toezichthoudende architectuur in iedere jurisdictie regelmatig tegen het licht te houden, tegen de achtergrond van de beoogde doelen.”
Wie zou het daarmee oneens kunnen zijn? De auteurs hadden beslist in hun achterhoofd dat iedere serieuze wetenschappelijke verhandeling moet eindigen met een pleidooi voor meer onderzoek.
We lijken dus voort te moeten strompelen met een zeer divers systeem. Zelfs de financiële crisis van 2008 heeft de gevestigde belangen in veel landen niet weten op te schudden. Dus ook al is het financiële toezicht materieel versterkt – wat beslist het belangrijkste is –, de tenuitvoerlegging ervan blijft in handen van een lappendeken van nationale instanties.
Vertaling: Menno Grootveld